de hoogste klasse der scholen geschikt, het meest aan te prijzen, terwijl men voor meer beschaafden in meerdere bijzonderheden behoort te treden en de gegevene voorschriften met redenen behoort te omkleeden, opdat de lezer zelf de waarde dier voorschriften leere schatten en begrijpen.
De beide werkjes, die wij hier bij de lezers van dit tijdschrift wenschen in te leiden zijn blijkbaar voor het meer beschaafde publiek geschreven en hebben, hoezeer verschillend van omvang, veel met elkander gemeen. Beide zijn het vruchten van Duitschen bodem, geschreven door mannen, die zich door geschriften over gezondheidsleer een welverdienden roem hebben verworven. Het eene zoowel als het andere vangt aan met eene beschrijving van het menschelijke ligchaam en van de voornaamste levensverrigtingen om daaruit de leefregelen, die wij te volgen hebben, af te leiden. Beide schrijvers eindelijk laten daarop leefregelen voor zieken volgen. En toch is er bij deze gelijkvormigheid een groot verschil in de wijze van behandeling. Behalve dat het werk van Böck, van hetwelk wij nog slechts vier van de zes afleveringen, waaruit het zal zijn zamengesteld, ontvingen, veel uitvoeriger is, zijn er ook essentieële punten van verschil in de behandeling, waaromtrent wij het een en ander wenschen op te merken.
Het werk van Prof. Böck heeft dit voor boven dat van Schreber, dat de beschrijving van het menschelijk ligchaam door houtsneêfiguren is verduidelijkt, die, zoo ze al geene hooge kunstwaarde hebben, de verdienste bezitten van eene duidelijke voorstelling der deelen te geven. Wij achten het een groot gebrek in het boekje van Schreber dat dit hulpmiddel daarin gemist wordt. Men stelle zich een weetgierigen lezer voor, die in Schreber's werk de beschrijving van het hart en van den bloedsomloop leest. ‘Het hart ligt in een vliezigen zak, het hartezakje, besloten, met zijne breedste vlakte achter het borstbeen op de hoogte van de uiteinden der kraakbeenderen van de 3de en 4de rib van de regterzijde en is met zijne stompe punt scheef naar beneden naar de kraakbeenderen van de 5de en 6de rib der linkerzijde gerigt.’ Hier begint de lezer, die nooit een hart gezien heeft en zich dus van ‘de breedste vlakte’ en ‘de stompe punt’ geene voorstelling kan maken, te gapen en slaat de verdere beschrijving van het ligchaam gemakshalve over. Geheel anders gaat het den lezer van Böck. Twee afbeeldingen van het hart geven hem reeds dadelijk eene voorstelling van den vorm van dit orgaan, van hetwelk alle deelen met letters zijn aangeduid en nevens de afbeelding verklaard. Hij begrijpt nu hetgeen hij leest en gaat met klimmende belangstelling voort zich in de geheimen van den bloedsomloop te verdiepen, waarbij weder eene schematische afbeelding van deze verrigting, zijn voorstellingsvermogen uitstekend te hulp komt.
Nog een ander bezwaar hebben wij tegen Schreber's boek in te brengen, dat het namelijk slechts een zeer beperkten kring van lezers kan hebben. Het is noch voor vrouwen, noch voor jonge lieden eene geschikte lectuur. Wij gelooven niet dat men ons van pruderie zal kunnen beschuldigen, wanneer wij voorstellingen als die op blz. 42-46 en 181-191 in een werk voor het groote publiek bestemd, zeer ongeschikt, ja gevaarlijk achten. Van dit boek kan niet gezegd worden: