onverschillig welke de aard is der verhaalde gebeurtenissen, onvoorzigtig prijs; hij volgt in de gedeelten zijner voorlezingen, die bestemd zijn om op de tegenpartij den diepsten indruk te maken, de methode der moderne rigting: - waarom de tegenstanders der moderne rigting dit niet gezegd hebben? Omdat men, zonder zich bewust te wezen van hetgeen men doet, zelf, bij de bepaling van de geloofwaardigheid der Bijbelschrijvers, mede in aanmerking neemt de geaardheid van de gebeurtenissen die verhaald worden. En waarom is nu het verhaal van eene gebeurtenis, die voor een wonder moet gehouden worden, voor iemand geen hindepaal om des schrijvers berigt voor geloofwaardig te houden? Omdat uit het geheel zijner denkbeelden over Gods werkzaamheid in de schepping, over den natuurzamenhang en zijne wetten, over de wijze waarop de menschheid in het bezit is gekomen van den schat harer godsdienstige en zedelijke inzigten: omdat uit dat alles voor hem de overtuiging voortvloeit, dat wonderen mogelijk zijn. Doch zoodra iemand die aan de werkelijkheid van gebeurtenissen gelooft, die zonder verstoring van den natuurzamenhang, zooals wij dien kennen, niet geschied kunnen zijn, nu onder den invloed komt van denkbeelden over Gods werkzaamheid in de schepping, over den natuurzamenhang en over de wijze waarop de menschheid zich het bezit verwerft van godsdienstige en zedelijke waarheid, waarbij voor dergelijke wonderen geen plaats, ja ook geen raison d'être meer gevonden wordt, dan begint zijne overtuiging, dat wonderen mogelijk zijn behoefte aan nieuwe steunsels te hebben.
Zoo is het een psychologisch volkomen verklaarbaar verschijnsel, dat de voorlezingen van Ds. Reitsma met zoo groote toejuiching door de tegenstanders der moderne rigting ontvangen zijn geworden. In die toejuiching mag een onwillekeurige hulde worden gezien van de stelling der moderne rigting, of liever een empirisch bewijs van de waarheid der stelling, dat het geheel onzer wereldbeschouwing, het geheel van onze, door ervaring en daarop gebouwd bespiegelend nadenken gevestigde en ontwikkelde, overtuigingen omtrent de zinnelijke en bovenzinnelijke dingen en dier ouderlingen zamenhang, de onvermijdelijke toetssteen is, waarbij de gehalte van geloofwaardigheid die een of ander historisch berigt zal verdienen beproefd bevonden moet worden, om, in overeenstemming met de wetten van ons zieleleven, in ons mogelijk te kunnen maken de waarneming van dat psychische verschijnsel hetwelk wij noemen ‘wezenlijk vaste overtuiging.’
Dr. Slotemaker heeft met onmiskenbaar talent de onhoudbaarheid, die Reitsma's betoogen ter verdediging van wonderen en hunne mogelijkheid in de schatting der moderne rigting moeten bezitten, in 't licht gesteld. In het Tijdschrift ‘Nieuw en Oud’ werd voor eenige maanden hetzelfde reeds gedaan door ‘Agricola.’ Het is wel goed, dat geantwoord werd op eene polemiek als van Reitsma, die zich zoowel door humaniteit onderscheidt als door een uitstekend gebruik van al het talent, hetwelk op het standpunt dat hij vertegenwoordigt gevonden kan worden. Maar wie zal overigens de debatten over de mogelijkheid of de onmogelijkheid van wonderen niet moede worden? Er knaagt heden ten dage aan het geloof dat wonderen in den eigenlijken zin des woords geschieden kunnen of geschied kunnen zijn, en dus ook aan de traditionele verouderde theorie van historische