ter, wij wenschen om hunnentwil dat hij het oude, wat hem nog rest, in de gewone geschenken en gaven, niet terughoude. Maar, behalve dat wij de kinderen ongaarne een genoegen zouden zien missen, wij hopen dat de Sint-Nicolaasdag ook door de volwassenen in eere gehouden worde, en willen er volgaarne ons deel toe bijdragen.
Ziet hier onze gronden. Misschien zijn ze niet geheel te verwerpen. Is het geoorloofd, het schoone geslacht eene surprise te benemen, door een dag, die zoo eigenaardig voor surprises bestemd is, onopgemerkt en ongebezigd te laten voorbijgaan, en den vurigen minnaar buiten staat te stellen, om zijne geliefde te verrassen met eenig cadeau? Zou het niet meer dan wreedaardig zijn, om neefjes en nichtjes, die het geluk hebben van erfooms en erftantes te bezitten, van eene gelegenheid te berooven, om hun op eene min kostbare en kiesche wijze (door het toezenden van hunne naamletters b.v.) hunne hoogachting en genegenheid te betoonen? Sint-Nicolaas behoede ons daarvoor! - Hij is waarlijk te goed, om hem te verstooten. Hij verdient, dat wij hem in eere houden; want hij was in zijn' tijd een deftig en weldadig man. Volgens de overlevering, eertijds algemeen bij de kinderen in zwang, rijdt hij te paard, als hij zijne jaarlijksche bezoektogten doet, en de menschen, die equipage houden of rijden kunnen, worden thans hoe langer hoe zeldzamer, gelijk de arme en zeer arme voetgangers en ruiters te voet des te talrijker. Een man van rang mag wel op eene goede ontvangst rekenen, vooral als men rekenen kan, van hem iets te zullen ontvangen.
Laatstelijk moeten wij den Sint-Nicolaasdag en zijne behoorlijke viering uit een philanthropisch oogpunt aanprijzen. Ter wille van de confiseurs, glaciers, banket- en koekebakkers, boekverkoopers, van allen die hunne galanteriewinkels, manufacturen-magazijnen, voor het publiek toegankelijk gesteld hebben, en zich beijverden om tegen dat feest van alle nieuwigheden en nouveautés (dit is volstrekt niet hetzelfde) ruim voorzien en behoorlijk gesorteerd te zijn. Indien ge van zoovelen hoort, met hoe menige artikelen ze blijven zitten, zoudt ge meer dan wreed, zoudt ge onverantwoordelijk handelen, met hun dit belangrijk débouché te willen sluiten.
Neen! Wij misgunnen niemand, zij hij kind of volwassen, die op dezen dag een groot of klein geschenk ontvangt, zijne blijdschap, zijne surprise over de surprise, of over iets anders. Wij begroeten gaarne den deftigen bisschop, die het hart tot vreugde stemt (welke wij in de sombere winterdagen zóó noodig hebben), en den mensch tot mededeelzaamheid wekt, die altijd noodig is. Welkom dan ook heden, Sint-Nicolaas! Wees voor kinderen een blijdschapkweeker, voor bejaarder lieden een voorhoofdontplooijer, een welvaartverspreider onder zoo menige klagende klassen der maatschappij. Wees welkom, Sint-Nicolaas!
Wij hadden vroeger bovenstaande pleitrede, en dat wel geheel gratis, opgesteld, en haar voor het mengelwerk in dit nommer bestemd, toen ons eene krachtige pleitrede tegen den Sint door eene geachte hand werd toegezonden. Gaarne verklaren wij ons overwonnen, en vereenigen ons ten volle met den voorslag, daarin gedaan, om een schooner en waardiger kinderfeest in onze vaderlandsche gezinnen in te voeren. Wij houden deze verklaring zelfs geen oogenblik terug, opdat er niet noodeloos klagten over gebrek aan homogeniteit tegen den Tijdspiegel worden aangeheven.