De Tijdspiegel. Jaargang 11
(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 430]
| |
Een bundel nieuwe, allerbelangrijkste gedenkschriften.De Gedenkschriften eener maag. Uitgegeven door een Minister van Binnenlandsche Zaken. Uit het Engelsch. - Sneek, van Druten en Bleeker. 1854.Magister artis, ingenique largitor Venter. Een allerbelangrijkst, een kostelijk, een heerlijk boek! Ons ontbreken de woorden en de taal om het naar waarde aan te prijzen. Bataven! kent uw spraak en heel heur' overvloed: Neen, dat is niet juist geciteerd; gij weet het beter; maar wij zijn zoo vervuld met onze maag, en alle lieve dierbare magen - dat men ons de verkeerde aanhaling om Bilderdijks wille genadig vergeve! De gedenkschriften van een Talleyrand, of Richelieu, of Mazarin, of Frederik de Groote - zij verdwijnen bij deze mémoires - de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft meer dan wèl gedaan om ze uit te geven; - wij zijn bekeerd en herschapen - en stellen voortaan de maag - zie ons motto - boven het hoofd, boven het hart, boven het geweten, boven de ziel, boven het vernuft, boven de wijsheid - een mensch-dichter - een mensch-denker - een mensch-auteur - een mensch-genie - een mensch-type - wat is hij, wat ware hij, zonder - maag?? Niets, niets kwam er van hem te regt. - Deze gedenkschriften zijn dus een zielroerend blijk der menschenliefde en humaniteit onzer negentiende eeuw. - De onbekende Engelsche schrijver verdient ten minste, als er niets beter voor hem te vinden is, eene portie onsterfelijkheid, zet hem maar spoedig een standbeeld, nevens koningen, veldheeren, en kunstenaars, nevens Rembrand en Rubbens, of de geïmproviseerde, quaestieuse, geïncrimineerde zwaan, voor vader Bilderdijk (vergelijk het laatste taalkundig congres), zet hem een standbeeld, en giet den man af, met een aureool om het hoofd, een maagzak in de hand, en laat de statuetten vervaardigen, om ze alle middagen naast uwen hoofdschotel te plaatsen. - De maag!! is er iets in of aan ons wezen, dat zoo ongeloofelijk dierbaar is? iets dat zoo geplaagd en gefolterd, getroeteld, getreiterd en verguisd wordt, dan dat dagelijksch doedelzakje, waarop wij allen, ten minste driemaal per dag, onzen levensdeun spelen - Yankee doodle? - Hangt ons geheel geluk, onze levensvreugde, onze zedelijkheid, ons heil, ons fatsoen, onze zaligheid (had ik, al opklimmende, | |
[pagina 431]
| |
bijna geschreven) niet af van onze allergeduldigste maag? Hoeveel jammer, wee, onheil, in huisgezin, in maatschappij, bovenal in kerk en staat, alleenlijk veroorzaakt door eene bedorvene, overladene, verstopte, verslapte, verslijmde, galachtige, geheel werkelooze maag! Durft gij te bepalen, hoevele jammeren, moorden, verketteringen, orthodoxe leerbegrippen, oorlogen - zijn ontstaan - waardoor -? door eene aanhoudende, onverzettelijke indigestie! dit is de satan, de oude draak, Beëlzebub! - Daarom zijn deze gedenkschriften eener maag meer dan belangrijk - men moest den onbekenden schrijver opzoeken, hem dwingen zijn naam en persoon bekend te maken aan alle menschen met ongelukkige, onhandelbare magen - dezen moesten hem pensionneren, en alle genootschappen, ook die van onze groote maatschappij Tot Nut van 't Algemeen (Christen- en Joden-magen thans) een kompleet stel medailles toezenden; alle geleerde ligchamen, met hunne ongeleerde magen, hem benoemen tot honorair lid. - Gelooft gij dat wij overdrijven? Welnu, neem dan dit eenig boekje ter hand, lees het, en bewonder de maagkennis van den arts; want alleen een arts kon die ‘entente cordiale’ met onze geheimzinnige vriendin, onder en achter de korte ribben gezeteld, verkrijgen. - Lees de geheime mededeelingen, de klagten, de onvergelijkelijke alleenspraken eener praatzieke en vertrouwelijke maag, hoor, wat zij zegt en waarschuwt en leert - en als ge uwe eigene maag niet hoort rommelen van genot en aandoening; als ge u niet geheel oplost en vereenzelvigt, en als verruimt tot ééne groote maag, - dan zijt ge geen mensch, - en niet waard deze gedenkschriften te lezen. - Hebt ge het niet gezegd, honderd- en duizendwerf gezegd - heden gezegd: ‘dat gezondheid de grootste schat is?’ Welnu, waar dan ligt meest altijd de grond van al uwe kwalen, ongemakken, misselijkheden, hypochondrie, zwaarmoedigheid, waar? - Immers in dat eenige levensreservoir, waar ge uwe spijzen vergadert, filtreert, oplost, verwerkt, en uw geheel aardsch - zijn - terugvindt, in een altijd werkenden, nooit op een ministeriëel pensioen geplaatsten maag-buidel. - Wilt ge dus waarlijk een gezond, gelukkig, tevreden mensch worden, een mensch ‘comme il faut,’ neem deze gedenkschriften ter hand, en zie eens, waartoe gij u tot heden, gij onsterfelijke maagzakdrager! hebt bevorderd, zie eens waar gij door te veel spijs, te veel aangezetten wijn, te veel raren, naren, zwaren, ongaren kost, u een duivel in het lijf hebt gehaald, een verzoeker, die u nooit met rust laat - zie eens, waar ge u door verfoeijelijke bittertjes in een helschen poel hebt gesleept, in een Pandaemonium, of Inferno van Dante, waar ge braadt en duizend heilige-Laurentius-beef-steak-roosters-dooden sterft! - Deze gedenkschriften zijn al verder niet in eenen kronijkmatigen stijl geschreven, behelzende de geschiedenis der maag, in zekere tijdperken gebonden - ook geene bloot medische geneeskundige voorschriften, hoewel de afschuwelijke, onverstaanbare ‘recepten,’ hier en daar ingevlochten, den lezer doen huiveren, indien hij niet toevallig een apotheker is, als wanneer hij welligt zal watertanden. - Deze mémoires vloeijen over van een echten, waren, letterkundig-gewijden humor, de ironie en satire hand aan hand, de twee welbekende geniussen, waarmede Weiland in zijne voor- Jean Paulsche Voorrede ons | |
[pagina 432]
| |
bekend maakte. - Hier is een krachtig schildpad-soepje opgedischt, op zijn Engelsch bereid en gekruid, en geheel wat anders dan een Duitsche of Nederlandsche ‘soupe maigre.’ Deze gedenkschriften verdienen eene plaats alom, alom, waar - slechts magen zijn - dus bij de keizers, - b.v. bij die van Rusland en Frankrijk (de ‘goede vrienden,’ vóór acht maanden geleden), bij alle groote staatsmannen en hoog edel geborenen, vooral als zij een groot, aangrijpend volks-feestmaal moeten bijwonen, waar de getrouwe ribbenbuidel niet minder werkt, en mede feestviert, dan de toastende tong, en het geestige hoofd, b.v. ter feestelijke herinnering aan de inneming van Sebastopol, en eenige dagen later (binnen kort), de glorierijke bemagtiging van Moskou, Kroonstadt en Petersburg. - Voor theologanten, vooral: professoren, geleerden, en kooplieden, en allen die aan maagpijn, wegens een zittend leven, of onderbuiksverstopping onderhevig blijven - voor allen moeten deze kostelijke raadgevingen meer dan welkom zijn - uitgenomen voor de geneesheeren: - dezen zullen zich over den Britschen broeder in de kunst zoo geweldig ergeren, dat wij onze Nederlandsche Hippokraten tot heil hunner zielen bidden en smeeken, om nooit, nooit dit gevaarlijke boekje aan hunne patienten, zelfs in de verte, te laten zien, - zij waren verloren. - Wij wijzen onze artsen alleenlijk naar het vreesselijk en huiveringverwekkend gesprek tusschen den allopaath en homoeopaath blz. 35-50. - Wie uwer, heeren medici! deze afschuwelijke bladzijden hardop aan uwe patienten of uw gezin op een winteravond waagt voor te lezen - wie daartoe den heldenmoed heeft, die verdient ook alweder een statuetje, of een monumentje, zonder of met een zwaantje - al naar believen. - Wij verwachten dat, na onze aankondiging en aanprijzing, alle lezers van den Tijdspiegel, dus al die gedaanten, welke op het getrouwelijk terugkeerende gele voor-titelblad in Saturnus' spiegel kijken, om den wille van hun leven, dat is eigenlijk van hunne maag, deze Engelsch-Sneeksche gedenkschriften zullen lezen en herlezen, en daardoor hun waarachtig heil bevorderen. - Nevens Gileads-balsempotjes - traktaatjes en zalvende orthodoxe strijdschriften, en vrome, godzalige adressen tegen alles wat er van regeringswege al te liberaal wordt voorgesteld, daar mogen deze wijze raadgevingen ook eene plaats behouden, waardsten! op uwe tafel of schrijflessenaar - gij zult ons later danken op beide kniën, dat wij u op dit éénig werkje hebben opmerkzaam gemaakt: - Nu nog een kleine proeve der bewerking ten slotte. - Hoort, hoedanig een Engelsche maag vertrouwelijk tot u spreekt:
Uit het voorgaande verhaal zal blijken, dat ik de gewone wisselvalligheden des levens heb ondervonden, en ofschoon mijn aanzijn vrij gebleven is van die buitengewone omstandigheden, waarop de romanschrijver jagt maakt, zoo heb ik echter ten minste het genoegen der afwisseling gesmaakt. Ik heb zoo wel het magere als het vette van de verteerbare, gezonde en ongezonde dingen gehad, nu eens levende als een kemphaan, dan weêr als eene Londensche musch. De folteringen van het hongerlijden heb ik nooit gekend; maar, o! hoe onbeschrijfelijk vreeselijk moeten die zijn; want zelfs een tijdelijk vergeten van den kant mijns meesters gedurende | |
[pagina 433]
| |
zijne vrijerij bragt een eetlust voort, dien ik mij altijd zal herinneren. Waarlijk, de rijken des lands hebben van de Voorzienigheid een rentmeesterschap ontvangen, waaraan eene vreeselijke verantwoordelijkheid verbonden is, en wanneer er eindelijk rekenschap gegeven wordt, hoe veel posten zullen er dan niet op voorkomen, waarin hongerlijden te midden van den overvloed ten laste van den schuldenaar Rijkdom komt! Van dat bleeke en ijselijke spooksel had ik evenwel niet het minste denkbeeld, ten minste niet anders, dan het zoo even vermelde geringe uitstel, en de kleine ongeregeldheden in mijn rantsoen hadden meer betrekking op de hoedanigheid dan op de hoeveelheid. Ik heb in eethuizen het middagmaal gebruikt, waarvan de uitwasemingen, door de ijzeren traliën stroomende, mij reeds misselijk maakten vóór den eten, en den ganschen dag daarna ongesteld. Ik heb mij in sommige der voornaamste clubs in de stad vermaakt; ik heb mij in eenige der beste restaurants in Europa te goed gedaan; ik heb al tastende den weg gevonden naar onderaardsche broeikassen in Fleetstreet, en het middagmaal gebruikt in herbergen, op spelonken gelijkende, terwijl ik mij duizend mijlen weg wenschte zoodra de eeuwige rollade werd opgezet; ik heb heerlijk gespijsd in de koffijkamers der voornaamste hôtels te Londen als op voorname badplaatsen, waar de bedienden allen zwierige heertjes zijn, die u bedienen met een voorkomen van goedwilligheid, schoon om aan te zien - die over dubbele tapijten, zonder gedruisch, als vereerders van Harpocrates, heen en weder zweven (zij mogten wel rozen in hunne knoopsgaten dragenGa naar voetnoot1)) - die met hunne sneeuwwitte halsdoeken het voorkomen hebben van geestelijke heeren, gehuurd om over tafel het gebed te doen - die niets minder dan zilver tot fooi willen aannemen, maar die het nooit beneden hunne waardigheid achten, in de dienst van hunne lastgevers, u valsche maat voor uwen wijn te geven. Van wijnen heb ik insgelijks eene groote verscheidenheid gehad, van den Johannisberger met het gouden cachet en een Xereswijn, zoo ik mij wel herinner, Per Alta genaamd, tegen vier guinjes de flesch (!), tot den onaanzienlijken Marsala, tegen negen stuivers de halve pint. De zoete maar slappe wijnen van Italië, de zure wijnen van Zwitserland; de ligte maar geurige Rijn- en Moezelwijnen; de edele wijnen van Frankrijk, en o! inzonderheid de robijnkleurige Bourgogne, dien de zon met hare eigene lippen heeft gekust; de krachtige wijnen van Spanje, de zamentrekkende vochten van Portugal; de sterke dranken van de Nieuwe wereld niet te vergeten; deze allen is het mijn lot geweest beurtelings binnen te laten, en ik kan met gerustheid zeggen, dat ik mijn best heb ge- | |
[pagina 434]
| |
daan om elk en een iegelijk met die vriendelijke en warme belangstelling te ontvangen, welke eene Engelsche maag het voorregt heeft jegens alle aankomende gasten aan den dag te leggen, die behoorlijke aanbevelingen uit vreemde gewesten medebrengen. (Blz. 74-76.) Spiritus Asper en Lenis. |
|