deld worden. Dr. Swalue is in de letterkundige en godgeleerde wereld te bekend, om het nog met proeven te bevestigen, dat we in deze leerrede hoogst belangrijke waarheden, dégelijke zaken, behartigingwaardige en vruchtbare wenken voor verstand, hart en leven aantreffen. Slechts enkele uitgeligte zinsneden mogen aan onze lezers den maatstaf in handen geven, om onze ingenomenheid met dezen kanselarbeid en de ruime aanbeveling er van daarnaar af te meten.
- ‘God is een geest en die hem aanbidden moeten hem aanbidden in geest en in waarheid. Heerlijke woorden, veel, alomvattend en toch duidelijk en bevattelijk, ook voor den eenvoudige. God is Vader, niet zoo men het toen (vóór het door Christus gevestigd Godsbegrip) opvatte, alleen in den zin van Heer en Gebieder, of van Schepper, maar van Opvoeder, Verzorger, Vader, die ontfermend en genadig is, Vader van allen, die Hij tot zijne kinderen maken wil. Dit geeft reeds eenig denkbeeld van de aanbidding, die men dien Vader moet toebrengen in de innige betrekking, die er alzoo tusschen God en menschen bestaat, eene aanbidding uit erkentenis van Gods Vaderliefde geboren, en met kinderliefde gebragt, eene aanbidding in geest en in waarheid. Zij bestaat dus niet in uiterlijkheden van offers en tempelen en kerkgebaar, is niet aan heilige tijden en plaatsen verbonden, maar inwendig, altijd, overal, in waarheid, niet in schijn of met onverschilligheid, halven wil, of uit gewoonte, maar met waarachtige, geheele overgave en kinderzin - - Die aanbidding bestaat niet in den vorm des gebeds, maar in alle Godverheerlijkende handeling.’ (blz. 11 en 12).
‘- De waarheid: God is een geest, is daarom een eigenaardig kenmerk van het Evangeliesch Godsbegrip; niet alleen, omdat zij door Jezus uitgesproken, maar vooral omdat zij in zijne verschijning openbaar geworden is. In menschelijke vormen openbaarde zich Gods geestelijke natuur bij hem, en de aanbidding in geest en in waarheid werd door hem waarheid. - - Hij verheerlijkte God in zijn leven en sterven en kon met Godverheerlijkende taal op de lippen, die wel uit het harte kwam, den dood tegengaan. Dat beginsel is de kern van zijn Evangelie, en wat hij van God leerde, 't was al, om tot die ware aanbidding opteleiden. Waar hij leert, dat God in het verborgen ziet en in het openbaar vergeldt, dat er bij hem geene aanneming des persoons is, het stond met de hier gegeven uitspraak in het innigste verband. Waar hij de reinen van harte zalig noemt en ze belooft, dat zij God zullen zien, het was opleiding tot aanbidding in geest en in waarheid, hier op aarde aantevangen en in den hemel voorttezetten. Dat was godsdienstleer voor de menschheid.’ (Blz. 12 en 13).
- ‘Het is niet genoeg, Mijne Hoorders! niet voor beeldtenissen van heiligen of voor de gewijde hostie neer te buigen en die te aanbidden: meer moet er worden nagelaten. Er is meer, wat met de ware aanbidding Gods strijdt. Wij herhalen het woord van eenen godgeleerden onzer dagen met weemoed: “de Geest der Christelijke kerk zucht nog dag en nacht, dat het woord des Heeren zoo vaak wegklinkt en vruchteloos is onder hen, die zich geloovigen noemen. Nog staan ook onder ons de afgoden van menschelijke beel-