maar, om het zoo eens uit te drukken, houtsnijdende, voet bij stuk houdende en overtuigende beschouwingen, kalme, bezadigde taal, waardig het karakter van den spreker en voorganger in de vergadering, waardig den stand, dien de helderdenkende, eerlijk en rondborstig voor zijn gevoelen uitkomende prediker bekleedt.
Wij achten het eene aangename taak van dit protestantsch woord eenig verslag te geven, opdat wie er nog niet mede bekend mogt zijn, door onze aanprijzing zich gedrongen mogten gevoelen er kennis mede te maken. Het is een woord, dat niet alleen der vergadering, waar het 't eerst gesproken werd, belang moest inboezemen, dat zijne waarde niet slechts ontleent aan den gedenkwaardigen dag, waarop het werd uitgesproken, maar dat ieder protestant moet ter harte gaan en het ernstig onderzoek waardig is ook van die protestanten, die in meening met den schrijver verschillen en dat hun aanleiding geeft om de houdbaarheid der gronden met kalmte te beproeven, waarop men vermeent, de vrije werking van den Roomschen stoel niet te stuiten.
Nadat Dr. Proes eerst had aangewezen, dat er ten aanzien der gezegende kerkhervorming twee groote dwalingen bestaan, waarvan de eene door de Roomschgezinden gevoed wordt en hierin bestaat, dat de kerkhervorming slechts eene enkele, op zichzelve staande daad van een vermetelen monnik zou zijn, die een boos oproer tegen de geestelijke overheid gesticht en duizenden verleid heeft, om hem op zijn dwaalspoor te volgen, en de andere onder vele protestanten heerscht, en zich uit in het gevoelen, dat de gebeurtenis, in de zestiende eeuw voorgevallen, de magt van Rome bedwongen, de Christelijke leer gezuiverd, de misbruiken afgeschaft en een' beteren toestand zoodanig gevestigd heeft, dat het daarmede nu eens vooral was afgedaan en men slechts de vruchten te plukken heeft van hetgeen toen is tot stand gebragt en daarin nu veilig kan berusten - wijst hij op hetgeen in de laatste jaren in ons vaderland is voorgevallen, waardoor die laatste meening bij velen wel aan het wankelen gebragt werd, maar toch nog gedeeld wordt door dezulken, die van geen strijd tegen Rome willen weten; die in denzelfden rustigen en lijdelijken toestand wenschen voort te sluimeren; die al wat naar tegenstand tegen haar indringen en naar bescherming van eigen regten zweemt, afkeuren en veroordeelen; die het lidmaatschap van Protestantsche genootschappen volstandig weigeren en iedere bemoeijing van het staatsregt met kerkelijke zaken van de regering dezes lands willen uitgesloten hebben.
Dr. Proes achtte het daarom wel der moeite waardig de vraag te beantwoorden, of ‘het waar is, dat het Protestantisme, - bij het doel van de Roomsche kerk, die als de alleen zaligmakende zich wanende de verdelging van het protestantsch element moet wenschen, dat van haar standpunt niet nevens haar mag bestaan - zonder uitwendige middelen, die het verdedigen, alleen door de kracht der waarheid, welke het gezegd wordt te bezitten, zich zelf zal kunnen handhaven? Met andere woorden: kan de stelling, die door sommigen omhelsd wordt en die wij ook in den laatsten tijd door gezaghebbende mannen hebben hooren uitspreken, zich voor het onpartijdig oordeel staande houden, dat men Rome vrij en onverlet moet laten en aan geene banden leggen, vermits uit die vrije beweging voor de