in de eerste dagen hunner ontwikkeling op prijs mogen worden gesteld. Maar wat de waarde nog verhoogt van deze verzameling is dat ze tevens de namen bewaart van die Muzenzonen, welke in den strijd der wetenschap den palm hebben weggedragen hetzij aan de Leidsche of andere hoogescholen en athenaeen; gelijk als de staten van het studentencorps een juist overzigt aanbieden van den bloei der akademie. Niet minder welkom zal het velen zijn hier ook de afbeelding van een vrijwilligen Leidschen jager te ontmoeten benevens de lijst der moedige jongelingen, die in 1830 de studie vaarwel zeiden om de buks te grijpen, ter verdediging van den Vaderlandschen bodem tegen het afvallig gedeelte des rijks, dat ook toen onder zijne grieven de invoering telde eener taal, welke door den Belg nu wordt beschouwd als een krachtig middel van eenheid en zelfstandigheid tegenover het van verovering droomende en naar uitbreiding van grondgebied hakende Frankrijk. Maar wat vooral waarde bijzet aan dit boek is de voorzang van den verzamelaar, die van zijn juisten blik en gezond oordeel, zoo wel als van zijn dichterlijk vernuft getuigt. Het is een gepaste inleiding, gelijk zijn ‘1830, een lied het voormalige vrijwillig jagercorps der Leidsche studenten toegezongen in 1853,’ eene aangename afwisseling aanbiedt, en het slotvers niet minder bewijst hoe van der Hoop den lof verdient, hem voor eenige dagen door Greb toegezongen in diens weerklank op van der Hoops ‘Leve Bilderdijk!’
Wij zagen met genoegen de breede lijst van inteekenaren - toch moge menig vereerder van poëzij boven deze zich den bundel aanschaffen, die onder meer een gelithografieerden titel bevat, welke een aantal steendrukkers moge doen blozen van schaamte over menig door hen - de schoonheid en waarheid bespottend - uit hun atelier te voorschijn gekomen vignet of plaat. De hier voorkomende titel toch is even juist gekozen als geestig uitgevoerd en habiel gedrukt. De heer van der Hoop smake al de voldoening voor zijn arbeid, die gemakkelijker schijnt dan hij was, terwijl we den heer Engels, die getoond heeft niet ‘aan goede-smaak-obstructies’ te lijden, zoo als we in ‘de Emeis’ het vinden uitgedrukt, bij voortduring een goed debiet wenschen eener onderneming die niet uit speculatiezucht ondernomen, de ondersteuning verdient van allen die de Leidsche akademie liefhebben en de vruchten weten te waarderen, die zij afwerpt - zoowel in physieken als in morelen zin. Aan de verzamelaars der werken van Bilderdijk zij gezegd, dat ook hier een vers voorkomt van den dichter, wien ook wij als zoodanig gaarne een gedenkteeken zien opgerigt - mits het beeld der geschiedenis van de sarkophaag worde geweerd, omdat juist sedert het verschijnen van Bilderdijks historie het vergoden van Philips en het verguizen van den Vader des Vaderlands dagteekent.