onkruid niet tevens het goede graan uit den grond zou worden gerukt; de wijsheid en liefde van Hem, die de boozen te midden der goeden liet leven, niet slechts ter mogelijke teregtbrenging der eersten, maar ook tot oefening, leering en waarschuwing der laatsten. ‘Ach,’ zeî men, ‘is het wijsheid en liefde, zooveel openlijk en geheim lijden te laten heerschen? Is het liefde, als wij sedert eenigen tijd naauwelijks een' dag kennen, waarop wij geene onaangenaamheden ondervinden? Is het wijsheid, dat wij zwakke menschen, aan een ongestoord leven van betamend genot en vreugde gewoon, nu door zooveel leed, buiten ons toedoen omringd zijn?’ ‘Houdt op,’ riep ik, ‘met dus ontevreden te klagen. Uwe klagt wordt een aanklagt tegen Hem, die u tot hiertoe zooveel onverdiende levensvreugde schonk.’
Mijne redenering bleef niet geheel zonder uitwerking. Ik achtte dus het oogenblik gunstig, om mijn meermalen gunstig aangewend geneesmiddel hier toe te dienen. Al weder bragt ik de geschiedenis van G. te berde, en toen men den man beklaagde, die zich bij zooveel reden van tevredenheid zoo ontevreden betoonde, vroeg ik, of dat beklag niet tot henzelven moest terugkeeren, omdat zij ongezind waren het collateraal te betalen van de levensvreugde, die zij niet slechts tot hiertoe genoten, maar die door deze van hen gevorderde schatting ongetwijfeld stond verhoogd en vermeerderd, in elk geval veredeld te worden?
Neêrgebogen en in sprakelooze smart verzonken zat de vader, luid snikkende, troosteloos weenende de moeder aan het sterfbed, waar één hunner lievelingen den adem des levens had uitgeblazen. 't Was een veelbelovend kind, dat de Vader in den hemel had tot zich genomen, één der vier telgen, waar het huwelijk dier diepgeschokte ouders mede gezegend was. Wie het klaaghuis deelnemend intreedt, maakt zich eene voorstelling van de smart, die er ondervonden, het lijden, dat er geleden wordt. Hij gevoelt, dat het weenen met de weenenden hem behoefte, den bedroefden tot lafenis is. Maar heeft hij niet gerekend op de klagt der wanhoop, op troostelooze smart, die zich in treurige ontevredenheid vaak uit, hij zal zelf in eene ontevreden stemming het klaaghuis verlaten. Niet overal behoeft men zich gelukkig tegen zulk eene stemming te wapenen. In het huis der smarte, waar zulk een treffende slag de diepbedroefde ouders getroffen had, was dit echter noodig geweest. Bekend als ik was met het karakter en het prikkelbaar gestel der zwaar beproefden, had ik er eenigzins op gerekend. Ik spaar mijnen lezers het verhaal van de moeite die het mij kostte, om den diepgewonden een woord te ontlokken, dat aan den geprangden boezem lucht gaf. Ik herhaal ze niet, de bittere klagten, de zondige woorden, die aan lippen ontgleden, anders tot loven en danken geopend. Ik herhaal ze niet, omdat wij zoo ligt hard veroordeelen, wat in het aanzien van het hartverscheurend lijden beoordeeld moet worden.
Ik voerde mijne bedroefde en beproefde vrienden naar die bron van troost, die reeds duizenden bij duizenden verkwikte. Er was een dam opgeworpen om den zondigen vloed van klagende woorden te stuiten. Er werden tranen geweend, die van diepe, niet meer van geheel troostelooze smarte getuigden. Er volgden tranen van be-