verkreeg, uit de pracht harer gebouwen en de menigte harer gestichten en inrigtingen van allerlei aard, - maar ook uit den invloed, welken zij had op het staatsbestuur en den loop der groote aangelegenheden, zoo in het gewest Holland als in het bondgenootschap der Vereenigde Nederlanden. Van Amsterdams voorgang hingen doorgaans af de vragen over vrede of oorlog, de beslissing der geschillen vóór of tegen het stadhouderschap en honderd aangelegenheden meer, waarover het hier de plaats niet is, in het breede uit te weiden.
Eene geschiedenis van Amsterdam, zal zij eenigermate voldoen aan de eischen van den tijd, behoort, onzes inziens, even als de levensbeschrijving van een bijzonder persoon, het kenmerk te dragen van dat, wat haar bijzonder karakteriseert, en moet naar aanleiding van de door ons vlugtig vermelde punten, de stad in haar eigenaardig licht voorstellen, onder de verschillende phasen, waarin zij zich voordoet. - De meeste bestaande stedebeschrijvingen, en daaronder ook die van Amsterdam, van Commelin, Wagenaar enz. zijn meer van statistischen aard, en voor zoover zij met vlijt bewerkt zijn, ook om de bescheiden en officiële stukken, welke zij bevatten, hoogst belangrijke bronnen voor de geschiedenis. Een soortgelijk werk werd noch door den heer Zeegers, noch door de uitgevers, op wier aanzoek hij het boven aangekondigde boek schreef, bedoeld. Veeleer eene omwerking of vervolg op het voor een zeventig jaren verschenen geschrift: ‘Amsterdam en zijne geschiedenissen in 't kort.’ - Maar als wij, met het oog op de gestelde vereischten, het tegenwoordige werk van den heer Zeegers beschouwen, en rekenschap zullen geven van den indruk, welken het op ons gemaakt heeft, dan kan een en ander niet gunstig uitvallen.
Onze hoofdbedenking is, dat wij in deze beknopte geschiedenis van Amsterdam, Amsterdam niet genoeg terugvinden, maar het te zeer verzwolgen achten in den stroom der algemeene geschiedenis des lands. De schrijver heeft dit zelf gevoeld, maar meent zich die vrijheid te hebben mogen en moeten veroorloven, ter zake van lezers, bij wie hij geene groote historische kennis mogt vooronderstellen. Wij kunnen deze verschooning niet laten gelden. Het is wel niet mogelijk eene monographie zaam te stellen zonder terugzigt op het geheel, doch dit laatste moet niet geschieden met te veel voorbijzien der specialiteit: - wat zou men zeggen van een schilder, die de hoofdfiguur deed verdwijnen onder de zorg voor en de uitvoerige behandeling van de stoffaadje? Wij gelooven dat de schrijver dit gebrek had kunnen voorkomen, wanneer hij een meer bepaald gezigtspunt gekozen had, van waar hij de geschiedenis der stad beschouwde; meer acht gegeven had op den aard en de bijzonderheden daarvan, waardoor zij inderdaad het hoofd werd van het vroeger gemeenebest, hetgeen zoo krachtig terugwerkte op hare bewoners, regenten zoowel als corporatiën, gilden, enz.
Zoo hadden wij, om maar iets te noemen, in plaats dier ‘uitweidingen op het gebied der Algemeene Geschiedenis des vaderlands,’ liever gewenscht een onderzoek naar de oorzaken van Amsterdams late toetreding tot het verbond der vrijheid, in 1578, waarover de heer van Enst Koning een stukje geschreven heeft, en waaromtrent nog meer bijzonderheden zouden kunnen in 't licht gesteld worden; meer bescheiden verlangd omtrent de bewegingen, zoo