in het midden zijner dagen, toen hij van wat waarschijnlijk het hoofdwerk van den rijkbegaafde zou zijn geworden mogt zeggen wat een Barthélémy van andersoortigen arbeid sprak:
A peine je prélude à mes rudes travaux?
Hem werd het volbrengen, ons het bezitten niet gegund van een werk, dat, gelijk wij vertrouwen, een gelukkig midden zou zijn geweest tusschen wat de soms wel overspannen Lamartine leverde, wiens zielsverlangen was, ‘om nokkend en verplet ten kruisberg op te stijgen,’ en de meer koele zienswijze van den aan het hoofd genoemden auteur. - Wij zouden den titel nog wat juister hebben gevonden, indien men het ‘Dagverhaal van’ enz. had geheeten. Immers de voorstelling is, zoo als onze naburen het zouden uitdrukken, wel wat subjectiv gehalten. Wij spreken hierbij natuurlijk onze eigene meening uit, die mogelijk ook subjectief genoeg is. - Kalme klaarheid, iets rustigs waarbij men van de dingen niet ligt te veel ophef maakt, maar ook het wezenlijk grootsche, treffende niet tot zijn volle regt laat komen, en men de zaken meer waar dan wel trouw voorstelt, die kalme klaarheid praedomineert hier. Zijne ingenomenheid met plan en reis en wat hij daarop aanschouwt, mag meer eene diepe en innige en duurzame dan hooggestemde heeten. Dat ligt geheel in het karakter des schrijvers, die van der jeugd af een verlangen naar het Heilige land voedde, die als knaap dit toont in spelen, teekeningen en gedichtjes, en die, toen hij in later jaren, de gelegenheid tot vervulling daarvan vindt, deze met vaste bedaardheid, meer dan met opgetogenheid, aangrijpt. - Die gelegenheid bestond hoofdzakelijk hierin, dat de predikant Fliedner, onder bescherming van Pruissen's Koning, de reis naar Palestina zou maken, om vier diakonessen naar het nieuw op te rigten godshuis der Protestanten te Jeruzalem te begeleiden, terwijl zich later nog een predikant Plitt uit Bonn aan het gezelschap aansloot. - Wij lezen altijd liever eene reis van den heer Schulz dan van Fliedner. De eerste moge hier en daar zich doen kennen als een orthodox, hij is tevens gemoedelijk en minder bevooroordeeld theoloog; van den laatste heugt ons zijne in dit land vroeger gedane
Kollektenreise nog, die een zoo eenzijdig standpunt verried, dat hij daarop tot eene miskenning van andersdenkenden kwam, die bijna lastering mogt heeten. De orthodoxie van Schulz is niet die kribbige.
Wij hebben deze reis wat subjectief genoemd. En inderdaad is zij dan ook zoo ingerigt, dat men duidelijk ziet, wat in de eerste plaats den reiziger trok naar die plekken, die eens door de omwandeling van den Eenige schier geheiligd werden. De reis zelve krijgen wij vrij aaneengeschakeld en soms in enkele punten tot persoonlijk détail. - Over den tegenwoordigen staat van die streken deelt hij weinig meer mede dan wat hem in het oog moest vallen, of waarmede hij als zijns ondanks in aanraking kwam. Slechts ter loops vernemen wij iets van de wijze van beheer en den burgerlijken toestand van het land, dat de politiek in latere, en vooral in onze dagen, weder voor heilig - verklaarde, hoezeer wij wel eens wenschten te weten, hoe veel of hoe weinig Mentschikoff, Napoleon en Metternich er van meenen. Van grond en voortbrengselen krijgen wij meer, en nu en dan eenige natuurbeschrijving; maar deze minder zoo, dat het mag