De Tijdspiegel. Jaargang 11
(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Oorlogsverklaring tegen den oorlog.
| |
[pagina 68]
| |
nog een woord voor u -: Is alles wat geschied is, en toegelaten wordt, en gezien, en ondervonden, wordt dat alles ter eenige verantwoording der Voorzienigheid, van een Alwijs wereldbestuur, gebragt - dan - vergeet dat niet - dan zijn we met de zonde, met Judas, met de inquisitie, met de Jezuïeten, met de grootste gruwelen die er gepleegd zijn, volmaakt tevreden, en ‘in's Reine,’ - wij zijn, wel en warm, bij een Boeddhistisch en Mohammedaansch fatalismus aangeland, en ge kunt, naar uwe voorstelling der Voorzienigheid, gerustelijk een paar honderd misdaden, moorden, en consorten bedrijven, - bewerende: dat dit alles juist zoo, precies zoo, in de groote orde van het wereldbestuur behoort en noodig was, en gij daardoor aan de eischen en bevelen der Voorzienigheid beantwoordt; - daartoe brengt uwe theorie, waarde vriend, en wij stappen van dit punt af, u tevens voorstellende een Apostel des Heeren, die eene eenigzins afwijkende theorie, iets meer praktisch, voorstond, deze -: ‘God verzoekt niemand, en wie tot het kwade verzocht wordt, geve de schuld niet aan God.’ ‘Daarna de begeerlijkheid, ontvangen hebbende, baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde, baart den dood. Dwaalt niet, mijne geliefde broeders! Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij wien geene verandering is, of schaduw van omkeering.’ (Jac. I:15, 16, 17.)
Intusschen staan wij nog altijd, als arme, ongewapende verdedigers van den vrede, tusschen de krijgvoerende magten, van het jaar 1 tot heden toe, en als er een bataillon oprukt, zoude men ons billijkerwijze, waar wij niet dadelijk uit den weg traden, onder den voet werpen, of in den provoost plaatsen. - ‘Maar mijn regt,’ zoo vraagt gij, ‘mijn regt, - moet ik dat niet handhaven? en als er nu geen middel overblijft om mijn regt te behouden: volkeren-regt, grens-regt, handels-regt, regt van eerste bezitting, (?) regt van eigendom op vesting en strooken lands, - wat moet er dan gedaan worden? moet ik mij dan laten ont-regten, en verjagen, of binden, - of op de genade van den vijand wachten? Neen, man! dan de handen uit de mouw, dan gebombardeerd, geschoten, dan charges gemaakt, aangevallen - ‘marsch! in het vuur.’ - Gij hebt volmaakt gelijk, volmaakt, mijn vriend! wanneer alweder bewezen kan worden, dat door den krijg altijd bewezen en bepaald wordt, dat de overwinnaar werkelijk altijd regt, en de overwonnene altijd onregt heeft; als wij maar stellig wisten dat hij, die den veldslag wint, daarom en deswege het regt aan zijne zijde had: - als ge ons dat nu kunt aantoonen, dan zijn we ten einde raad. - 't Is hier jammerlijk ten nadeele uwer theorie, dat de krijg, te water en te land, evenwel niets anders is en blijkt te zijn - dan: de manifestatie van het regt der sterkeren, der best georganiseerde en best gedrilde troepen, der meest kundige of bekwame veldheeren, of met andere woorden, dat de overmagt de overwinning, de overwinning - het regt baart. - Gij zult ons wel vergunnen, dat we vooreerst deze regtstheorie en regtspleging, ‘per kanon en bajonet,’ met zeer groote oogen beschouwen, en er liefst voor bedanken. - Kwamen we hier te zamen weder in de middeneeuwen, bij de ordaliën of Godsgerigten te huis, zoo als velen thans wenschen, dan was er voor uwe theorie | |
[pagina 69]
| |
raad geschaft, maar, met uw verlof, het regt van de sterkeren is eigenlijk geen regt, en kan wel eens een zeer groot onregt zijn - en wat is dan uw bewijs door de zegepraal der wapenen anders, dan zulk eene geschiedkundige phase van het regt der sterkeren boven dat der zwakkeren? Toen de Turken, vóór eeuwen, tot aan Weenen waren gekomen, - hadden zij het regt, tot zoo verre, aan hunne zijde - toen ze werden verslagen, verloren zij hun regt. - Als de thans ‘verbondene mogendheden’ Turkije behoorlijk zullen hebben bezet, en wat er meer uit die bezetting zal voortvloeijen - eerstelijk, nog al wat menschenbloed - ('t schaadt niet - 't is ten gunste der beschaving en menschen-ontwikkeling -) als dat in de vormen geschied is, en Rusland is teruggedrongen, - dan hebben de verbondene mogendheden immers hun regt bewezen - niet waar? en als de Czaar nu eens wederkeerig den Sultan, vriend-broederlijk, als zijn onderworpen leenman, gelieft aan te nemen, en het zeer gewenschte Turkije aan zijn rijk vasthecht, om de integriteit te redden, en de verbondene mogendheden, die groot regt hebben op Turkije, verdrijft, dan heeft de Czaar weder regt verkregen, en de verbondene mogendheden stellig onregt - omdat - - omdat ze het veld en de Dardanellen, - moesten ruimen!! - Lieve, beste menschen! er bestaat geen grooter curiositeit op de aarde (onze Engelsche Punch is er maar een kind bij, met zijne karikaturen) - dan deze karikatuur om het regt te bewijzen - door - door - de zegepraal der wapenen!
Alzoo wenscht gij, zoo vraagt de regtskundige en theoretische tegenstander, gij wenscht dan vooreerst geene kruidmagazijnen, geene bommen, granaten, geene revolvers en vloten: infanterie, cavallerie, artillerie. - Als wij de waarheid mogen zeggen - liefst niet, nota bene, als het er op aangelegd wordt, om eenige duizendtallen, tusschen het morgen- en avondrood, in den vorm te verminken, te vermoorden, of onbruikbaar te maken voor eenig fatsoenlijk ambt, als de beenen of armen der waarde, lieve broeders, door andere waarde, lieve broeders zijn verbrijzeld, - iets, dat aan den krijg, die voor regt en eigendom wordt gevoerd, zelfs tot heden toe, onafscheidbaar schijnt verbonden - liefst niet. - Beste, zeer geachte en gerespecteerde monarch, door God als souverein gekozen, en dus tant soit peu onfeilbaar in oorlogs- en vredes-verklaring, gij magtige ‘een van de twee, of drie, of vier, die tot den oorlog besloten,’ naar Jean Paul - allerbeste monarch! dat ge u en ons, en uw en ons goed en erf verdedigt, en de roovers wegjaagt die over de grenzen komen, daartoe hebt ge zeker goed en groot regt, en we zullen u helpen, maar als ge nu, om wat meer te hebben, of aan uw rijk als verlengstuk aan te hechten, op één dag een duizendtal weduwen meer op aarde om u heenziet, en uwe medemenschen, al zijn ze ook maar gemeen soldaat, of korporaal, of serjant, zulke vreesselijke, allergeweldigste pijnen laat doorstaan, waarvoor gijzelf zoudet bedanken, - allerbeste monarch, bedenk wel wat ge doet of doen wilt, - en als ge u, om ook hier uit de nooden te komen, beroept op Josua en Gideon, of op Alexander, en Karel XII, en Napoleon, die mede ten krijg togen - dan verzoeken we, 't is maar zeer kort, even audientie voor onzen vriend Jean | |
[pagina 70]
| |
Paul, onzen tegenwoordigen veldtuigmeester:
‘De verheffing van staten, door aanwinst van nieuwe landen, is voor het volk veeltijds niets, dan eene kruisverheffing; en waarlijk een millioen menschen kan geene hoop voeden, om beter te worden geregeerd, wanneer er nog een millioen bijkomt, om mede geregeerd te worden; dit heet, eenen onderwijzer, door vermeerdering zijner scholieren, beter leeren onderwijzen. Bij den vorst, wanneer arm en hand hem langer worden, wordt daardoor het oog kortzigtiger; ook neemt eigene en vreemde roofzucht, gevolgelijk ook de nabijheid des oorlogs, toe, met de grootte der adelaarsklaauwen en met die des buits. Zoodra de vorst zich eene nieuwe compagnie van compagniën aankoopt, dan wordt ook zijn meer uitgestrekt land een beter terrein voor de vijandelijke kogels. Ook het volk moest begrijpen, dat elke aanzetting van, en verlenging door nieuwe landen, voor den vorst zelven niets meer, dan een nieuw verlengstuk aan de oorlogstrompet is, en dat niemand minder genoeg heeft, dan die te veel bezit. Frederik de Groote alleen gaf het voorbeeld van eene schoone uitzondering; hij deed zijn land meer in de hoogte, dan in de breedte uitdijen, en toonde juist daardoor aan, dat Oostenrijk, om een reuzengebergte, en Rusland, om een gebergte onder den evenaar te worden, niets noodig hadden, dan om hem na te volgen.’ (Jean Paul, II. blz. 138, 139.)
Vechten, ja vechten voor goed eigen regt, tegen een Filips of een Alva, daarmeê zijn wij het eens, als het nu eens niet anders kan; maar om, ten gerieve van ‘een der twee, die tot den oorlog geliefden te besluiten,’ de akkers met menschenbloed te mesten, en de kroon van bloed te doen druipen, en den troon te vestigen in den drassigen, weeken bloedgrond, wij hebben er geen regt en geene roeping toe, en kunnen met al de verheerlijking van de groote Alexanders en groote Napoleons, de spreuk, die wij hier weder, zoo als vóór jaren,Ga naar voetnoot*) den lezer aanbieden, niet vergeten, zij luidt alzoo: ‘The murder of one makes a villain, the murder of thousand a hero,’ d.i. ‘de moord aan één mensch gepleegd maakt een misdadiger, de moord aan duizenden gepleegd maakt een held’ - en deze is eene zeer booze spreuk, en wij verwonderen ons zelfs over onze vrijmoedigheid, om haar te durven aanhalen; want als de oorlogvoerende monarch alzoo spreekt in goeden ernst: ‘maar lieve, getrouwe onderdanen, leden der kamers, senatoren, en vooral legerknechten, allen salut! - we kunnen het niet helpen, we moeten een beetje meêdoen met de groote mannen uit de geschiedenis, Alexanders, en Karels, en Napoleons, ook Cromwells, en de Lodewijken, - neemt het mij niet kwalijk, we moeten u eenigermate van sommige noodzakelijke ledematen ontheffen, en zullen u later wel weten te beloonen - ja wij gaan zelven mede en wagen onze huid, evenzoo als gij de uwe, er aan,’ - dan is er wel niets aan te doen als om den monarch zeer ootmoedig, niet brutaal, te verzoeken, de zaak nog eens in bedenking te nemen, en met zijne ministers dat jaarlijksch budget voor het groote weduwenpensioen na te zien - welligt dat er nog iets aan te doen is, vóórdat | |
[pagina 71]
| |
de moordhistorie weder begint. - In allen gevalle hebben we nu eene uitkomst, een asyl, niet aan de hoornen van het altaar, of te Steenbeek, neen - wij komen hier aan een groot en heerlijk stuk van ons betoog: - de diplomatie - de notas, de protokollen, de afgezondene gevolmagtigden, vice versâ, - de papierenwereld, te midden en tegenover de wereld van buskruid, lood, zwaard, bajonet - de taktiek der kabinetten - wij vlechten eerekransen, zoo hard en spoedig wij kunnen, en willen er fabrieken voor aanleggen, bij negotiatie en actiën - fabrieken voor eerekransen, en grafnaalden, en lofredenen - voor u - Talleyrand - Metternich - sir Radcliffe - voor al die Sirs en Herrn, - weldadige menschenvrienden, engelen des vredes, die per nota en protokol - krijg voeren, waar de diplomatische hersenkas de vesting wordt, tusschen het sinciput en occiput gebouwd; waar de vredesvoorslagen de schadelooze mijnontploffingen zijn; de nieuwe ontwerpen de kapitulatiën - met één woord: - de diplomatie, of burgerlijk, plat: - de politiek, maakt voor hen ganzenschachten waarmede de zwaarwigtige nota wordt geschreven, de zwanenvederen des vredes, en de mildvloeijende bloedstroom, uit de opene en gapende wonden, wordt vervangen door den zwarten Pactolus uit den diplomatischen inktkoker. - Wij vestigen en hechten dus, als vredesmannen, onze eenigste en laatste hoop op en aan de diplomaten, - en als zij ons ook bedriegen - kunnen zij wel bedriegen? - neen, neen - wij worden hier te ontroerd, te gevoelig, te veel geschokt, om verder voort te gaan, - en wenschen daarom verlof, om, behoorlijk, als we bedaard zijn, - eene derde kanonnade te laten hooren. - Tot zoolang, vaart wel! -
Spiritus Asper en Lenis. |
|