| |
| |
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.
Aphorismen en theses,
over vrijheid van godsdienst en van prediking in betrekking tot de beweging onzer dagen.
᾽αλλ᾽ ὁ λόγος τοῦ ϑεοῦ οὐ δέδεται.
paulus aan timoth. II. 2 vs. 9.
Maar Gods woord is niet gebonden.
Ubi agnovimus Christum, ibi agnovimus et ecclesiam.
augustinus.
Waar wij Christus gevonden hebben, daar hebben we de kerk wedergevonden.
| |
(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1854, I, bladz. 245.)
XX.
Het zoude bezwaarlijk zijn, uit de bepaalde gesprekken of uitspraken des Heeren eenig geldig bewijs af te leiden, waardoor de vrijheid van godsdienst en prediking wordt beperkt binnen enge grenzen - veeleer geeft de Heer de meeste ruimte, en brengt alles terug tot zeer weinige bekende hoofdgrondstellingen, die ter vrije en ongedwongene toepassing en ontwikkeling aan de apostelen werden overgelaten.
| |
XXI.
Volgens deze opmerking, kan er, op zuivere Evangeliesche gronden, geen regt, geene magt bestaan, om in eene volgende eeuw, ook niet in de negentiende, de prediking des woords aan een zekeren band te leggen, dan alleenlijk het Evangeliesch voorschrift en verband. - Er mag geene menschelijke hand zich opheffen, om ons den mond te snoeren of te bedekken, als de Zoon Gods ons den mond opent, en
| |
| |
den geest uitlokt, om door waarheid en vrijheid voorgelicht, het woord, dat volgens den apostel Paulus ‘niet gebonden is,’ te prediken.
| |
XXII.
Zij, alzoo, die vermeenen het regt te hebben om den prediker aan confessionele banden te leggen, en hem in de vrije verkondiging des woords te belemmeren, handelen lijnregt in tegen den geest en het gebod van Christus, en volgen juist de tegenovergestelde methode van die, welke de Heer aanwees en aanbeval; waar men hen zal gehoorzamen, zijn ze billijkerwijze verpligt de gansche rigting en ontwikkeling van Christus' leer eerst om te keeren en te vernietigen, om hunne beginselen op het puin van 's Heeren woord te vestigen.
| |
XXIII.
Wie, op die wijze, aan een, zoo als men thans zegt, vrijzinnigen leeraar of hoogleeraar den kansel willen ontzeggen, of een beroepen leeraar wegens onregtzinnigheid wenschen te weren - zullen gehouden zijn te bewijzen, en wel deugdelijk, zeer naauwkeurig en onpartijdig en zonneklaar te bewijzen, dat hij tegen den Evangelieschen geest en de Evangeliesche hoofdgrondstellingen leert en predikt, en kunnen niet volstaan met grieven en beschuldigingen in het midden te brengen, alleenlijk afgeleid uit een bepaald kerkelijk of confessioneel leerstelsel, of eenige leerstukken, die van meer dan ééne zijde nog niet volstrekt tot heldere en beslissende bepaling zijn gebragt.
| |
XXIV.
De wensch om slechts zijne bijzondere en eens aangenomene leerstellige zienswijze of geloofsmeeningen - nog zeer verschillend van geloofswaarheden - aan het volk te hooren verkondigen, is dus gedeeltelijk onregtvaardig, onbillijk - maar mede onmogelijk, ongerijmd - ten zij men de geesten der menschen zoo uniform, zoo geheel gelijk kon maken, en besnoeijen, en tot een ondenkbaar waterpas brengen, dat alle Evangeliesche waarheden juist en naauwkeurig (precies) in dienzelfden vorm zouden passen, en volmaakt op elkaâr gelijken, zoo men zegt, even als ‘twee druppels water.’
| |
XXV.
De poging, welke men aanwendt, om de verkondigers des woords tot eene dergelijke volstrekte gelijkheid te brengen, om hen in die mate confessioneel te nivelleren, dat er geene punten van verschil bestaan, zullen in den regel juist eene tegenovergestelde uitwerking hebben: daardoor beleedigd, belemmerd en teruggehouden, om van de gewaarborgde Evangeliesche vrijheid gebruik te maken, zal menigeen in krachtiger, meer vrijzinnige taal spreken. - Het gebreidelde ros zal aan den teugel ontsnappen, en den onvoorzigtigen berijder in het zand werpen.
| |
XXVI.
Voor welk een regtbank, ter hoogste en laatste instantie, zal men den verkondiger des woords roepen en indagen, waar men vermeent dat hij de Evangeliesche waarheden te kort doet? voor een bepaald leerstellig concilie? of voor
| |
| |
eene vergadering van uitlegkundigen? of voor eene vereeniging van geestelijke geloofsregters, die eenmaal geen enkelen voetstap buiten het leerstellig rasterwerk wagen, of willen zetten? Naar onze wijze van zien, zal de verkondiger des woords, die op het beginsel van waarheid en vrijheid steunt, genoodzaakt zijn deze regters en regtbanken voor incompetent, onbevoegd te verklaren.
| |
XXVII.
Alsdan blijft zekerlijk de sterkere arm, - de dwang, - de force majeure, - het ontzet - over: - getuige de geschiedenis. - Tegenover de admiraalsvlag van Bogerman, moesten Episcopius en Hoogerbeets hunne sein- en nommervlag nederhalen. - Tegenover het geweldig drijven en verbitteren van eenig kerkelijk bestuur in onze dagen, b.v. ten platten lande, waar het oudgereformeerde leerstelsel, ongerept, naar tittel en jota moet terugkeeren in elke leerrede - zal de Evangelieprediker, die slechts de vier Evangelisten volgt, en door den apostolischen geest is beheerscht, - moeten zwichten; - maar om die reden is de vrije en onbelemmerde Evangelieprediking nog niet vernietigd: - men kan iemand met geweld den mond stoppen en de handen binden - daarom is hij nog geen slaaf of onvrije. - Het regt des sterkeren is geen regt, maar onregt, ook in de godgeleerde wereld.
| |
XXVIII.
Het ligt in den aard der zaak, en ook in den geest van dezen tijd, en tevens in de voortgaande ontwikkeling der algemeene Protestantsche kerk, dat men elke meer vrije en ongedwongene beweging in het rijk Gods, en in de verkondiging daarvan voor het volk - als verdacht beschouwt, - dat men bij iedere minder bekende, minder gewone, verrassende opvatting of toepassing der Evangeliesche waarheden, den ketter riekt, en, zeker ter goeder trouw, dáár een naderend gevaar bespeurt, waar slechts eene hoogere, eene reeds voorbereide, en in zekeren zin dus noodzakelijke ontwikkeling verschijnt.
| |
XXIX.
Er is hier geen ander middel, om het gevaar, als het werkelijk, en niet slechts denkbeeldig is, aan te toonen en te bestrijden, - dan om tot de eerste en onloochenbare en onbestreden uitspraken des Heeren en zijner jongeren, volgens het Evangelie, terug te keeren - en dáár den toets te vinden der waarheid, opdat men eene geoorloofde, op Evangeliesche gronden steunende vrijzinnigheid, niet in der haast voor onregtzinnigheid uitkrijte; opdat men het oordeel, de opvatting van den tegenstrever, door eigen vooroordeel, niet te vroeg als vooroordeel of ketterij aanschrijve, en zich wachte voor de beschuldiging des Heeren -: ‘Kan ook een blinde een blinden leiden, zullen ze beide niet in de gracht vallen?’
| |
XXX.
De tijd is voorbij, en zal niet weder terugkomen, waar men de vrijheid der Evangelieprediking door geweld van wapenen, door burgerlijke interventie, door kerkelijk Protestantsche synodale inquisitie ontzenuwt - de beschaving, het eigen onderzoek, de behoefte aan meerder verdraagzaamheid, en bovenal de onderlinge tegenstrijdigheden en botsin-
| |
| |
gen, in de verschillende confessionele leerstellingen erkend en erkenbaar, werken eenparig mede om die vrijheid te beveiligen, en lokken ook in deze dagen krachtiger protest uit tegen eenen met geweld opgedrongen teruggang, dan in vroeger dagen -: actie en reactie.
| |
XXXI.
Daardoor is men ongevoelig weder bij den ouden kerkvader Augustinus als ‘te huis’ gekomen: (Zie het motto) ‘waar wij Christus gevonden hebben, daar hebben we de kerk wedergevonden.’ - Een rijke, een veel omvattende, een gezegende spreuk! - Niet de kerk moet eenen Christus maken, en eigendunkelijk in een vooraf toebereid licht plaatsen, en de omringende voorwerpen mede in dat kunstlicht, naar willekeur, stellen; - maar Christus alleen maakt, en make de kerk - en geen ander.
| |
XXXII.
Zeer langzaam, maar toch geregeld, en zelfs meer en meer zigtbaar, en gevoel- en hoorbaar, wordt deze spreuk door velen, die haar welligt niet eens kennen, behartigd en in toepassing gebragt. - Menig Hervormd, en Luthersch, of Doopsgezind leeraar - ja menigeen, die gewoonlijk kerkelijk stelselmatig, of meer vrijzinnig de Evangeliewaarheid opvat - keert, bij de verkondiging des Heiligen Woords, tot Christus terug, en werkt zijne leerredenen uit, en draagt ze voor, meer of minder aan het concept gebonden - zonder dat hij onder den bepalenden, beknellenden invloed van het kerkelijk stelsel bleef - en dikwerf met verbazing erkent, dat hij - zijne kerk in Christus' woord, en niet meer daar buiten heeft gevonden.
| |
XXXIII.
Daartoe wordt de aanleiding en de opwekking telkens grooter, en onwederstaanbaar, wanneer men eens afgesloten en ingemuurd in het eigen kerkelijk stelsel, door de schietgaten en naauw getraliede vensters der welbemande vesting heenziet - en dan, tegenover het eigen fort, ter linker- en regterzijde, andere strijders ziet, die ook ingemuurd, weder uit hunne schietgaten en venstertjes ons aanzien, en dus even veel kerkelijk regt, en kerkelijke autoriteit, en kerkelijke waarheid meenen te bezitten - als wij: - de beschouwing daarvan, als ze lang genoeg geduurd heeft, zal de strijders aan deze en gene zijde nopen, om eindelijk, als ze elkaâr lang genoeg hebben aangekeken - de valbrug neder te laten - en ten minste (altijd wèl en voorzigtig gewapend) - te parlementeren.
| |
XXXIV.
Dit parlementeren kan, mits het met bedaardheid geschiede, tot vele en gewigtige ophelderingen brengen -: men kan onderling den inwendigen bouw en de sterkte der vestingen beschouwen, en het voor- of nadeel wikken en wegen dat er in gelegen is, om nog langer met de leerstellige vuurmonden en kartouwen elkaâr te bedreigen: - men kan, altoos parlementerende, en wèl op zijne hoede, de eerste voorslagen tot een wapenstilstand doen, - tevens bij de inspectie der vijandelijke buitenwerken, - de binnenwerken volgen spoedig - tot de
| |
| |
overtuiging komen, dat er zelfs van den vijand heel wat goeds en nuttigs is over te nemen.
| |
XXXV.
Op die wijze zoude men, zonder de onderlinge vrijheid eenigzins te belemmeren, weldra den vrede kunnen sluiten, niet meer zoo angstig en benaauwd, met de hand aan den trekker van den kerkelijken revolver, uit de schietgaten turen, maar vertrouwelijk met den voormaligen bestrijder onderhandelen, en daarbij, als laatsten en eenigsten scheidsman en arbiter, tot den Heer Christus terugkeeren, die de ‘vredemakers zalig prees,’ en niet anders kon en wilde spreken, omdat Hijzelf de ‘Vredevorst’ is en blijft.
| |
XXXVI.
Eenmaal op dezen weg zijnde, zal men ligtelijk de Evangeliesche regten van anderen met de eigene vereenigen, altoos parlementerende, elkaâr zekerlijk de vrije verkondiging des Woords niet betwisten, en nog veel minder het volk, dat gewoonlijk gedwee en ootmoedig de eene of andere partij kiest, zonder te weten wie regt heeft - als hefboom gebruiken om de tegenpartij uit het veld te jagen. - Men zal zich, eens verwijderd van de benaauwende schietgaten, niet gaarne verlagen om deze methode van vervolging of aanhitsing bij voorkeur aan te wenden, - aangezien de Joodsche hoogepriesters, ten tijde van Christus, om den Heer spoedig en zeker aan het kruis te brengen, juist deze methode - van volksprikkeling - hebben verkozen, en het voor Christenmenschen toch niet raadzaam is, om hier hun voorbeeld te volgen en aan te bevelen.
| |
XXXVII.
Wij durven deze voorslagen tot verdere vereeniging der strijdende partijen in onzen tijd, en in ons vaderland, gerustelijk aan het oordeel onzer lezers onderwerpen. - Zekerlijk zullen velen zich daarmede, om redenen te wèl bekend, in geenen deele kunnen vereenigen - en dadelijk wèl gewapend naar de verschansingen terugtrekken, en de oude schietgaten weder bezetten, en zich in geduchten staat van defensie stellen. - Anderen zullen onze vredesvoorslagen, omstreeks het midden der negentiende eeuw, veel te voorbarig vinden, en ons verzoeken om nog één of twee eeuwen te wachten met dergelijke vreemde parlementaire - droombeelden! - Eenigen zullen ons welligt toestemmen, en op hunne wijze medewerken, om het rijk Gods door en in Christus' naam verder op te bouwen, ook naar den regel van den kerkvader Augustinus:
‘Waar wij Christus gevonden hebben, daar hebben we de kerk wedergevonden.’
Spiritus Asper en Lenis.
|
|