Publiciteit.
Is het van de ééne zijde, blijkens de duurgekochte ondervinding, een patente maatregel, om de vrije drukpers, gelijk de honden in dit ons lieve vaderland, te muilbanden - en de volkeren een zeer verstandig stilzwijgen op te leggen, opdat men niet al te luid en te hoorbaar spreke; - zoo is het van de andere zijde merkwaardig, en volstrekt onvergefelijk, dat de souvereinen, en correspondance, de drukpers weder ontmuilbanden - en zich het regt der publiciteit, aan de minderen, de Dii minores, ontzegd, voorbehouden en aanwenden - zoo als monsieur de Cassagnac grof-brutaal-drukpers-liberaal is geworden - aldus schrijvende: ‘maar bij staatkundige verwikkelingen, waarvan wij (de natien) getuigen zijn, staan niet alleen de souvereinen maar de volkeren tegen elkander over. - Het is alzoo noodig, dat de volkeren datgeen lezen (al mogen ze zelfs niet schrijven, nota bene) 't welk wordt geschreven, opdat zij daarover zullen kunnen oordeelen.’ (Fiat insertio, voor de toekomst!)