| |
| |
| |
Duitsche en Zwitsersche brieven.
Impressions de voyage.
(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1854, I, bladz. 71.)
VII.
Voorwaarts. - Zuidwaarts. - Genève verdwijnt. - Het eerste Savoysche tol- en grenskantoor. - Annemasse. - Oude uniformen. - Italiaansch endossement. - Moderne-antieke brug. - Onaangename reisgenooten. - Armen aan de wielen. - Nog eens watervallen. - Halte te St. Martin. - Nonactiviteit. - Eerste groet aan den Montblanc. - De grijze. - De char. - Beproevingen en tribulatien. - Bergweg-wandeling. - Avondduister. - Servoz. - De blinde bedelaar, als genius voor den tourist. - Een avond- en nachttafereeltje. - Bergregen, bergstorm en verlichting. - Een heldere morgen na een boozen nacht. - Ouches. - De vallei. - Gedenkwaardige plek. - Van Sendens avontuur. - Het dal van Chamouny. - De glaciers. - Hutten, hôtels, en de groote reizende wereld. - Oogbewandeling op den Montblanc.
Chamouny, Augustus 1853.
Wij hebben het laatste doel onzer reize bereikt, en nog steeds onder den geweldigen indruk van een onbeschreven en onbeschrijfelijk natuur- wondertafereel, vliege u dit blad te gemoet. - Op zoo verren afstand der onzen, nabij de grenzen van het mozaïek-Italië, en als gebukt en gebogen onder den keizersschepter van den Berg-monarch, gevoelen wij ons te gering, te klein, om alles uit te drukken wat ons trof en treft. - Intusschen zullen wij met u aan de hand voortgaan, en onzen eigenaardigen, zonderlingen, hoogst aangrijpenden togt van Genève naar het Chamouny-dal, met aankleve van dien, getrouwelijk opteekenen - onze reisavonturen worden nu een weinig meer romantisch - nu en dan, wapen u daarop - zelfs ‘schauderhaft.’ - Er is eene bijzondere gemoedsgesteldheid te verwachten, ja te eischen, waar men eindelijk eens een vurigen, lang gekoesterden wensch vervuld zal zien - eene expansie van den inwendigen gevoelsmensch - eene zekere plegtige, solemnele spanning - zoo was het ons eens toen wij den onvergetelijken togt naar de Jungfrau zouden ondernemen; zoo was het ons weder toen we, tegen den middag, het prachtige en levendige Genève verlieten, en zeer spoedig, op den breeden, kostelijken heir-landweg, de eerste grenzen van Savoyen bereikten. - Langzaam en in onmerkbare afneming verliest zich het woelige stadsleven, als men de uitgebreide voorsteden van Genève zuidwaarts doorsnelt, en de verhevene, landelijke natuur den woeligen stads-toon in zachtere modulatie vervangt. - Zeer spoedig dagen de ontzagverwekkende bergen weder op, die voor onze blikken eenigen tijd achter de kunstmuren der
| |
| |
groote gebouwen van Genève schenen weggedoken. - De weg kronkelt weder langs de krachtig bruisende Arve, en brengt u spoedig onder het breede en zware lommer van kastanjeboomen, naar het kleine en vriendelijke Annemasse - hier halte gemaakt: - de Savoysche tolgrens, waar u de hertogelijke militie zeer vriendelijk om het reis-vrijgeleide vraagt - lange, slanke krijgsmannen, die, met den ouderwetschen driekantigen geboorden hoed, en de blaauwe uniform, aan vorige eeuwen herinneren, en zeer tastbaar verschillen van de meer modern gekleede Zwitsersche wachtposten. - Onze reispassen verdwenen in een soort van miserabel, bouwvallig, half opgepleisterd wachthuis en tevens tolkantoor, en wij zochten elkaâr met eenige Italiaansche beleefdheidstermen te begroeten, toen de Savoyer, met eene sierlijke buiging, het Nederlandsche papier, van de koninklijke wapens enz. voorzien, teruggaf, en we dit endossement lazen:
Buono per intrare nelle state Sardo, per la frontiera di Savoigny.
.. Agoste 1853.
En daarmede waren we beveiligd, en voor alle verdere ongelegenheid gevrijwaard, om, hals over kop, naar den Montblanc, de geweldig alles aantrekkende zomer-magneet, te vliegen; want ons uitmuntend gespan, de volmaakte weg, alles scheen mede te werken, om ons, zooals wij vermeenden, spoedig in het dal van Chamouny over te brengen - maar helaas! waarde vriend! het was anders besloten - zoo als ge straks met beven en huiveren zult lezen. - Een der meest treffende vergezigten verrukte ons reeds dadelijk buiten Annemasse -: eene prachtige, stout daarheen geworpen steenen brug, over de zeer diep beneden ons schuimende en klaterende Arve, welke uit twee groote, geweldig massieve bogen, boven elkaâr, is gevormd, en waaronder de vaartuigen heenijlden, terwijl de twee verdiepingen der brug u onwillekeurig moesten herinneren aan de heerlijke waterleidingen der oudere Romeinsche wereld; - deze brug verbindt twee hoog oprijzende berg-partijen, en hecht ze, als met eenen onverbreekbaren, of steenen reuzenarm, te zamen. In den aanvang blijft de weg door Savoyen ongemeen bekoorlijk - altoos beheerscht de allesovertreffende Molé, in stillen luister, het geheele landschap - en toch bemerkten wij dadelijk dat Zwitserland, het welvarende, rijke Zwitserland achter ons lag; - want nu werden wij nevens de wielen van ons rijtuig behoorlijk vergezeld en gelijfstaffierd door bedelaars, jeugdig en oud, dikwerf vrouwen, die ongeloofelijk haveloos gekleed, of eigenlijk niet gekleed, met de afzigtelijke kropgezwellen aan den bruinen, geblakerden, blooten, mageren hals, met onverstaanbare klanken om de aalmoes vroegen - en u - (deze was nog de beste soort onder onze minder aangename reisgenooten) blozende abrikozen en zeer groote zwaarlijvige kruisbeziën aanboden; - jongens van 8 tot 14 jaren, met glinsterende, gitzwarte Italiaansche oogen, ongekamd, of nooit gekamd, bestoven haar, kwamen uit alle ellendige krochten en struiken te voorschijn, en deden onophoudelijke
aanvallen op onze koperen munt; - daar de landweg zeer glooijend en golvend was, en de voituriers altijd, zonder eenige de minste uitzondering, bij elke verheffing naar boven, stapvoets reden, waren wij verzekerd alsdan eene kleine bende Savoyaarden, als lijfwacht, te zullen behouden, die wij niet konden ontwijken; - als het weder, met pijl- | |
| |
snelle vaart naar beneden ging, verdween het gonzende, schreeuwende reisgezelschap; - zoo spoedig en nadrukkelijk spreekt de armoede en het gebrek aan de algemeene landwegen, en wij hebben uit ondervinding alle reden om te gelooven, dat in Savoyen en Sardinië geene kolonien van weldadigheid en geene instituten voor havelooze kinderen in het philanthropisch leven zijn geroepen. - Als ge nu gelieft onder het oog te houden, dat de afstand tusschen Genève en het eigenlijke Chamouny op 17 uren wordt gerekend, blijft er niet al te veel tijd over, om nog bij tijds aan de wortels van den Montblanc uit te blazen - te meer nog, daar de weg tot aan het dorp of gehucht St. Martin, voor paard en wiel en reiziger niets te wenschen overlaat. - Nu en dan, als dat hoog geboomte zich even verloor, zagen wij, in de verte, de gebogene bergkruinen van den Montblanc ons uitnoodigend tegenblinken, alsof ze spraken: ‘kom slechts nader - dit is alles louter voorspel.’ - Nabij St. Martin begon de heerlijkheid Gods, de allerprachtigste krachtontwikkeling der natuur, ons weder te overweldigen. - Het meer noordelijk Munsterthal, u bekend, scheen ons hier als op een grootere schaal herboren, en de nederbruisende, in zilveren draden uitgewerkte en ontrolde waterstroom, tot waterval geworden, vonkelde en dartelde, honderd voeten hoog, boven onze hoofden, tusschen de pijnboomwouden en het bruin glinsterend graniet, op en neder. - Zoo bewonderden wij, en deden nog meer, de twee cascaden d' Arpenaz en die van Chède - welke laatste zich in drie prachtige, loodregt nederstortende
waterkolommen splijt, en oplost in een donzig zilveren waas, dat de tintelende regenboogkleuren onophoudelijk teruggeeft. - Daar zijn wij, na een meer dan verrukkelijken togt, te St. Martin - hier wordt, in den ruimen zin des woords, gestald -: onze paarden, onze Geneefsche Palinuren, verdwijnen voor goed - het bestovene rijtuig staat, verlaten, en mede uitrustend, met de twee lange houten armen voorwaarts uitgestrekt, op non-activiteit; - hier moest, dit begonnen wij laat genoeg te begrijpen, iets gebeuren - maar wat -? In de eerste plaats, eenige stoffelijke krachten verzamelen, en op het balkon van het hôtel te St. Martin, de eerste onvergetelijke, diep aangrijpende aanblik van den witten berg, die inderdaad hier reeds een vierde deel van het hemelruim scheen te beslaan, en als weg te nemen, terwijl de borst of het middenrif van den berg-monarch met vreesselijk bedreigende, zwarte en graauwe wolken was omhangen en omgordeld, waarop de onafzienbare, op een hellend vlak gelegen sneeuwvelden, in kalme en heilige pracht schenen neder te zien: - het hoofd van eenen eerwaardigen grijsaard, die zich de koude borst met eene wolken-sjerp verwarmt! - De dringende vraag van den kleinen, dikken hospes: - ‘Ne desirez vous pas encore le char?’ werd ons eindelijk opgehelderd; - want de allerongebaandste weg - van St. Martin over Servoz naar Chamouny, maakt elk behoorlijk rijtuig hier volstrekt overtollig: - een zeer ligt, plooi- en rekbaar voertuig, geschikt om de verbazend groote keijen en steengroeven te trotseren, dat met de noodige elasticiteit is voorzien - blijft hier over - en gelukkig hij, die een eenigzins beveiligend vervoermiddel bekomt, om de rotsbrokken over- en af te komen. - Terwijl de verlangde quasi- ‘char’, een zeer
| |
| |
prozaïsche, rammelende, krakende tentwagen, waar alles wat kleur had was verschoten, en alles wat gemakkelijk was ontbrak, ons reismateriaal ontving, en wij met weemoed van onzen getrouwen wagen uit Genève een laatst afscheid namen - werd de reis naar Chamouny verder voortgezet: - de magere, maar sterke paarden, het op en neder zwevende wagentje, en de magere, maar geresolveerde, Savoysche Bergkutscher, en blouse, met een pet op - alles stond in volkomene zamenstemming, terwijl eene dreigende onweêrslucht en wolkenjagt aan den hemel, en het naderend avondduister, iets zeer imposants aan de woeste en wilde bergstreken bijzetteden: - het was ons alsof de Montblanc het waagstuk, om hem zoo laat te naderen, met een zekeren bestraffenden ernst begon af te raden. - De eerste proef, op ons gebeente genomen, was de rid over eene drooge en verlatene bedding der rivier, alwaar de blanke, geschuurde steenen eene doorgaande schudding te weeg bragten, voor milt en lever zekerlijk zeer weldadig; weldra begon de weg, volstrekt geen weg meer, op eene ongehoorde wijze te klimmen. - Als ge weet, dat het dal van Chamouny 7000 voet boven den waterspiegel van het Geneefsche meir ligt, verklaart zich het gedurige opstijgen. - De vriendelijk gebiedende aanspraak van onzen Savoyer: ‘Ici, messieurs, il faut descendre,’ opende voor uwe twee welbekende reisgenooten het vooruitzigt om eene betamelijke wandeling over den, met afgebrokkelde steenen bezaaiden, bergrug te ondernemen - zooals geschied is; - met het grootste phlegma en eigenaardige bedaardheid volgde ons de links en regts heen en weder geworpen berg-char, waarin wij onze waarde vrouwelijke reisgenoote achterlieten, die telkens, als wij weder een verschen Felsenkamm hadden bestegen, uit de diepte verscheen en opdook, eerst de twee paardenooren, dan de paardenkoppen, dan het bruine, onveranderde, zeer bedaarde gelaat van den Savoyer
naast den wagen, eindelijk de geheele verschijning, die tegen de keijen en steenblokken opwerkte, - als het rotspad weder zeer steil naar beneden kronkelde, ging het, voor een oogenblik, rammelend, hortend, stootend naar onder - en dan alweder stapvoets opwaarts. - Toen wij in deze oneindige bergengten eenen meer dan gewonen graad van ligchameke verheffing ondervonden - werd het ons omringend natuurtafereel mede onbegrijpelijk schoon- wild- woest- verheven, - boven en beneden ons lagen onmetelijke ‘Wolfsschluchten’ - zooals geen Freischütz ze u, ook zelfs niet in de verte, kan voorstellen - en daarboven, nog hooger, de steile en scherpe rotspunten, die allen in het lichtgrijze wolkenfloers gehuld bleven - eene zoo geheel overweldigende kracht in de schepping, eene grootsche, de ziel als beklemmende eenzaamheid, eene gevoelbare inleiding op den Montblanc, die nu regts, dan links, naar dat ons pad omhoog kronkelde, als over onze hoofden zich nederboog. - Eindelijk, toen het reeds duister was, en de stormwind luide opstak, en de wolken lager zonken - kwamen wij te Servoz - op vijf uren afstands van Chamouny. - Er werd krijgs- en gemeenteraad belegd, wat te doen -: of, om hier te vertoeven, dan wel, om den nachtelijken togt voort te zetten. - Gelukkig kwam een allergeweldigste stortregen ons beslissend ter hulp en wij deden de wanhopige poging om dak, bed, en een avondbrood te vinden. - Maar eerst nog eene ontmoeting u me- | |
| |
degedeeld. - Nabij Servoz heeft de tot in het oneindige stijgende weg, of het ongangbare steenen- en keijenpad het hoogste punt bereikt, en daalt weder zacht en geleidelijk naar het dal waar Servoz ligt; - juist op dat punt, alwaar de vermoeide reiziger weder zoo lang vóór of naast de wielen, strompelend, hijgend en gebogen moest klimmen, en nu reikhalst om tusschen de wielen te zijn, juist dáár vonden we een blinden bedelaar, met een twaalfjarig jongske aan de hand, die zich gewoonlijk in
een rotskloof aan den weg, zijn tijdelijke zomerhut, bevindt, en de reizenden hier, met een beschreven bord op de bloote borst, langzaam te gemoet treedt. - Wij erkenden hier eene zeer gegronde, gerijpte menschkunde; want juist deze hoogte, waar de tourist na drie uren stijgens te voet of in den wagen met dankbaarheid uitblaast, en vertoeft, of nederzinkt, en de vriendelijke glooijing aan zijne voeten ziet, stemt van zelfs tot mededoogen, tot een vriendelijk gesprek, tot eene nederbuigende goedertierenheid, bovenal jegens een blinden bedelaar; hij bleef dan ook niet onverzorgd, en was spraakzaam genoeg, en verhaalde, dat gedurende de drie zomermaanden, dagelijks, bij eenigzins goed weder, twintig en meer rijtuigen, van verschillend kaliber, heen en weder van Genève naar Chamouny doortrokken, en deze enge bergpassen vervulden met een zwerm van reizenden - alles om den wille van den Montblanc - ! - Zie ons daar, waarde vriend, nog in den hortenden en krakenden char van St. Martin, in onheilspellende duisternis gehuld, voor het kleine, zwarte, sombere huis te Servoz, alles zwart hier -: de bergen en de bosschen, die ons hier schier omknellen - de zwarte kerk tegenover het schamel nachtverblijf, de zwarte onweêrslucht, en eindelijk de twee zwart gekleede Savoysche deernen, die ons, zoo goed mogelijk, in den stormnacht, in de kluis zouden herbergen. - Wij besloten, om niet met wagen en paard spoedig ergens in een afgrond te verdwijnen, hier te vertoeven - en zeker, zeer verstandig. - Er lag in het gansche verblijf, zooals wij er op eens in waren geworpen, iets spookachtigs -: het groote, ruime voorhuis, waar een vuur van takkebossen op den steenen vloer brandde, en alle voorwerpen ‘unheimlich’ verlichtte - de kleine, naauwe gelagkamer, waar toen niet gelagchen werd, met de hooge tralievensters, waar - eigenaardige tegenstelling! - op de breede steenen vensterbank geurig en kostelijk ooft op kleine grove schoteltjes stond uitgestald; aan de
witte muren bont gekleurde prenten, voorstellende de beklimming door La Saussure (welbekend) van den Montblanc - Saussure met een langen blaauwen jas, een stok in de hand, en een driekanten hoed, zooals onze oude vaderlanders droegen, op het hoofd - daar zaten wij, in de kleine kamer, ons lavende aan den landwijn, vin d' Aoste, bij eene duister walmende smeerkaars, terwijl het personeel in het hol klinkende voorhuis, in een onverstaanbaar Savoysch patois, over de onverwachte gasten allerlei bespiegelingen maakte - een paar grove, brommende, mannelijke basstemmen vielen tusschen het schelle vrouwelijke gesnap in, en om het tafereel te volmaken, naderde ons een afschuwelijk gedierte, met brandende oogen en groote witte tanden, een berghond, akelig brommende, die ons, één voor één, op eene allerbrutaalste wijze besnuffelde, en den kolossalen, bruinen, dikharigen, ruigen voorpoot, meer bedrei- | |
| |
gend, dan wel vriendschappelijk, toereikte. - Terwijl wij ons verder lot overdachten, barstte de zaamgeperste donderbui los, - wij zullen niet pogen u eene beschrijving te geven van het geruisch, geplas en geklater, door een Savoyschen bergregen veroorzaakt - men vergelijke dit bij het doorbreken van een onzer dijken, of het plotseling uitstorten van een duizendtal watervallen, die in de op- en nedergejaagde wolken waren zaamgevat - maar boven alle beschrijving prachtig, huiveringverwekkend, zielaangrijpend prachtig was het onafgebroken blaauw, of geelachtig bliksemlicht, dat in deze middernachtelijke duisternis hoog in de lucht, boven en om de rotskoppen en sneeuwkruinen vonkelde en vlamde -: die plotselinge, hel gloeijende verlichting van een onafzienbare bergketen, waar het bliksemvuur de woedend nedergolvende, en plassende waterstroomen en cascaden, langs de met bosch en woud begroeide bergruggen, als zilveren, glinsterende sterrentrossen van oogenblik tot oogenblik onthulde - en dan de diepe duisternis daarbij, het verwijderd,
elkaâr telkens opvangend, gerommel van den donder, - alles maakte één geheel uit, waarbij wij zwijgend en ernstig tot na middernacht vertoefden, om deze eenige bergsymphonie in al hare grootsche en stoute akkoorden - te genieten. - Vrolijk en vriendelijk is heden morgen de dag boven ons en het daldorpje Servoz aangebroken - wij hebben het tweede gedeelte van den weg, over Ouches - gelukkig afgelegd. - Onze char, de magere paarden, benevens den mageren Savoyaard, die ons getrouwelijk beveiligde, alles is wel en heelshuids in het groote en ruime hôtel te Chamouny aangekomen. - Intusschen bleef de ongebaande rotsweg, van Servoz tot aan den meer vlakken ingang van Chamouny, denzelfden type van hoog en laag behouden -: versteende reuzengolven, twintig, dertig voet hoog, tusschen afgronden en bergkloven ingedrongen, waar u het zwakke, ligt breekbare rijtuig, als een stampend scheepje, over heen moet werken met inspanning van alle spierkracht der hijgende paarden. - Boven alles zullen we nimmer eene plek vergeten die ons uit de hoogte dreigend aangrimde; - want hier, hier was het, volgens onze berekening, dat een tiental jaren geleden, onze vriend Van Senden, volgens het medegedeelde in zijne Alpenrozen, aan den uitersten rand van den afgrond en van zijn graf - stond. - Ik schrijf u de eigene woorden van den moedigen landgenoot af, en verzeker u, dat wij hier aan denzelfden steilen bergrand, met huivering de wielen ter regterzijde geen handbreed ver van den schier peilloozen afgrond zagen omwentelen, en toen een onzer uit het, over zij hellende en in zwiependen omzwaai gebragte, rijtuig - (de krakende char) - wilde springen, op eens door den voiturier met krachtige en barsche stem werd teruggehouden: ‘Monsieur! ici vous ne descendrez pas,’ - waarop wij gelukkig, door heldenmoedige kracht van ons berggespan, den meer dan twee duizend voeten diepen kolk achter ons zagen. - Nu hoor onzen wakkeren Van Senden. (Alpenrozen, II deel,
blz. 167.)
‘De koetsier, op het eene paard, hetwelk behoorlijk ingespannen was, gezeten zijnde, en het andere bij de hand leidende, reed in galop voort, bijna zonder eens om te zien naar zijn wagen - zoo ging het verder en verder over den sterk hellenden weg die uit de
| |
| |
vallei van Chamouny leidt naar Servoz. - Doch hier werden wij eensklaps uit onze onbezorgdheid gewekt. - Wij hoorden eene stem die uitriep: “Mijn God, dat gaat naar den afgrond!” met den laatsten klank dezer woorden stonden wij alle drie op den weg. - Wij zagen nu dat de koetsier, ten einde voor een rijtuig, dat ons ontmoette, plaats te maken, verder had uitgehouden, dan de breedte van den weg gedoogde. - Het voorste regterwiel was inderdaad reeds over den rand van den weg - het hing boven de vervaarlijke diepte in welke de Arve vloeit. Eenige oogenblikken later, zouden wij, achterover met char-a-bancs en paarden in dien afgrond zijn nedergetuimeld, en het gevaar, als zijnde achter onzen rug, eerst door den val ontwaard hebben. - Ik vloog op den onbekenden redder aan en drukte hem warm de hand. Hij stond er verbaasd over, dat hij door mij in het Hollandsch werd aangesproken; hij vroeg, van waar ik wist, dat hij een Hollander was? Toen herinnerde ik hem aan zijnen gil, in goed Hollandsch gedaan, en beide waren wij getroffen door de opmerking, dat de mensch, voor onwillekeurigen uitroep van smart of blijdschap, geene andere klanken heeft, dan degene, waarin hij het eerst zijne gewaarwordingen heeft geuit, die zijner moedertaal.’
Aan zulke plekken, op 's levens reize al reizende, hecht zich menige herinnering, en een zeker gevoel van koude huivering, waar de verbeelding, met haar eigenaardig tooverlicht, den voorhang soms weder wegschuift. - Hoe meer men nu, sterk afdalende, het eigenlijke dal van Chamouny nadert, des te meer treedt de Montblanc als met reuzenstappen nader, de hoogste bergketens, die het dal omgeven, zinken als dwergen weg, naast, onder en nevens dien ontzaggelijken sneeuwkoepel, waar het oog wonderbaar blijft geboeid - maar dit is nog niet alles: in onvergelijkelijke bevalligheid breidt zich de vallei van Ouches, tot aan het dorp of gehucht Chamouny, bijna 7 uren in omvang, aan den voet van den Montblanc uit, en maakt door de vruchtbare weiden, de rijke bosschen, de frissche beeken, met bloemen omzoomd, eene allertreffendste tegenstelling met den schier bedwelmenden bergmuur, welke het landschap aan de regterzijde onverbiddelijk afsluit - en nu leerden wij eerst, wat eigenlijk de zoo vaak bewonderde Gletschers zijn of kunnen zijn -: hier, afdalende ijszeeën, die van de hooge bergkruin onafgebroken zich nederbuigen tot diep in het dal, en hare monsterachtige geknotte of piramidaal gevormde ijskegels, honderd en meer voeten hoog, hel blaauw of schitterend wit, als in het hart van het dal planten, en twee jaargetijden, zomer en winter, onbegrijpelijk heerlijk verbinden. - Zoo naderden wij den Glacier des Bossons, die het diepst in de vallei indringt, en de voorbode mag genoemd worden van de verder oostwaarts gelegen Mer de Glace. - Weldra kwamen ons talrijke cavalcades, maar niet op cavalli, neen op de getrouwe muildieren te gemoet: moedige, deftige Britten, met vrouwelijk gevolg, zelfs knapen, zonderling uitgedost, de heeren in het witte reisgewaad - de dames in heerenkostuum, met blaauwe brillen voorzien, om, zoo als het heet, door het wit der sneeuw geen oogenleed te bekomen - daar tusschen in het heirleger van gidsen, wier Eldorado Chamouny in
de laatste jaren is geworden, - en
| |
| |
daar vóór ons ellendige hutten en stallen, iets verder benoorden de eenvoudig sierlijke kerk, de hôtels, vijf en meer verdiepingen hoog, zelfs eenige winkels van mode- en toiletwaren, alles wat de reiziger hier behoeft - en deze blinkende, groote, schijnbaar groote wereld, burgerlijke of aristokratische trots, - dat alles zaamgepakt, en geperst, en op elkaâr gedrongen, in een armoedig Savoysch dorp, en geherbergd in moderne, kapitale hôtels! O wat één eenige berg niet kan uitwerken! welk eene allesoverwinnende aantrekkingskracht naar deze wereldberoemde bergketen, - maar ook het hoogste punt in Europa -: deze steenklompen, 14000 voet boven den waterspiegel van Genève, lokken hier een altijd terugkeerend zomerkamp als uit den grond, waar een niet gering deel van het beschaafd Europa en ook Amerika elkaâr het rendez-vous geeft. - En nu wordt het waarlijk tijd, dat wij onzen eersten brief, aan de voeten van den Montblanc geschreven, afbreken. - Verbeeld u dat wij heden, met een volmaakt helderen hemel, den reus onafgebroken van top tot teen hebben beschouwd, met het oog, door eenen kapitalen kijker gewapend, reeds beklommen, en dat wij dus reeds meer en meer op deze sneeuwvelden, gletschers, die duizend en nog eens duizend voet boven onze hoofden in de lucht hangen, als te huis worden. - Over een paar dagen wenschen we onze gewaarwordingen en kleinere togten hier ook voor u te vervolgen, en werpen u nogmaals een hartelijken groet toe, - zoo als steeds:
Uwe vrienden,
Spiritus Asper en Lenis.
|
|