De Tijdspiegel. Jaargang 11
(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1854, I, bladz. 75.)
| |
[pagina 149]
| |
Zonder tegenstelling kan immers geen roman, geen huwelijk, geene leerrede, geene verhandeling behoorlijk begonnen, voortgezet en gesloten - licht en donker - Johannes en Judas - de farizeër en de tollenaar - reuzen en dwergen - rozen en doornen - alom het waarde, lieve, onmisbare, het aesthetische - contrast. Leven alle tegenstellingen en contrasten!!
Tante Pietje was in de eerste plaats huiselijk, en bestuurde dus, volgens haar eigenaardig karakter, de huishouding, met, eigenlijk, voor de twee zusters, daar de eerste, tante Jet, meer tot de bespiegelende, tante Krisje tot de genietende, de onrustige menschen- en vrouwensoort - behoorde. - Zij was de bezigheid en bedrijvigheid in eigen persoon, en liet zich, zoo als men zegt, niet ligtelijk iets uit de handen nemen - maar niet slechts dat zij het dagelijksch keukenboek hield, en eerst op de lei, later in het schrijfboekje, de verschillende posten van bakker, slagter, en kruidenier aanteekende, ook het kasboek; daar de beide zusters, de eene in de bespiegelende, de andere in de vrolijke, prettige wereld verzonken, zich meermalen aan groote onnaauwkeurigheden en gevaarlijke mis-stellingen en mis-tellingen hadden schuldig gemaakt, en door de oudere zuster ernstig waren onderhouden over de nalatigheid in het financiewezen. - Tante Pietje vereenigde dus in haarzelve de beide ministeriën van ‘binnenlandsche zaken en financiën’ - de brave tante Jet was voor de ‘eeredienst’ aangesteld, met aankleve van dien, en Krisje, ja zij was zoo wat voor ‘buitenlandsche zaken,’ waar het gold receptiën en partijtjes of geoorloofde pretjes. - Door twee eigenschappen onderscheidde zich de huiselijke She-minister -: kordaatheid en fermeteit - zij was nooit of zeer zeldzaam ten einde raad, en bovendien bij alle kleine huiselijke onaangenaamheden, die niet te ontwijken zijn - b.v.:
bevroren aardappelen, zure melk, taai, peesachtig vleesch, onverwachte lekkaadje, brutaliteit der dienstbare - Jansje - de meid- of het ‘wisselvallig humeur’ der beide zusters!-
daar was zij dadelijk met de vredemakende, verzoenende woorden gereed, en wist alles in het effen te brengen. - Zij bezat eene edele, krachtige ziel, en een zeer krachtig en solied, wel doorvoed ligchaam, en stond daardoor juist op hare regte plaats - aan het hoofd der twee genoemde ministeriën. - Wonderbaar, naauwelijks te gelooven, waarde lezer! tante Pietje was genoegzaam geheel vreemd aan, en bevrijd van datgeen wat wij met een ruim woord - luimen - vrouwelijke luimen - een humeur (niet te verwarren met den ‘humor’) noemen. - Juist de altijd terugkeerende luimen der twee waarde zusters hadden haar geleerd om deze klip, deze Paulusrots op 's levens vaart naar het betere Oosten, te vermijden. - De oudere zuster maakte eene uitzondering op hare eigene, en op al hare verdere zusters, die er thans leven -: zij ‘redeneerde!’ - dat deed ze tot heil van haarzelve en anderen - zij was steeds gereed met de kostbare sluitredenen van het gezond verstand, die in het werkelijk leven niet minder gelden dan de sluitredenen, syllogismen van alle wijsgeeren in hunne leerboeken en lo- | |
[pagina 150]
| |
gika's! - Dagelijks was zij in de weer met het dilemma en het alternatief - op deze wijze: ‘of zoo - of anders - eerst overdacht - dan gekozen.’ - b.v. (wij grijpen liefst in het leven, lezers) - b.v. de beide zusters waren met hoofdpijn opgestaan, en spraken aan het ontbijt geen enkel woord - zij zaten met de nachtmutsen op, en keken als spinnen zoo boos, en vonden dien dag volstrekt niets goed - niets! - dan was tante Pietje op haren post en à qui vive -: ‘kom aan Pietje,’ - zoo was dan hare alleenspraak, niet minder degelijk en wijsgeerig, en wat minder poëtisch dan die van Gijsbrecht of Hamlet, of de prologen van Euripides - ‘kom aan Pietje, daar de hoofden zóó staan van daag, maar toegeven, toegeven, en niet tegenstribbelen - ga stil uw gang, - ga maar op en neêr in huis, nu in de keuken, dan in den kelder, en laat de zusjes, gedurende den voormiddag, maar wat te zamen zitten en tobben, totdat de hoofdpijn, met gevolgen en uitwerking van dien, is geweken - totdat de waarde Jetje haar kornetje - Krisje haar lief mutsje weder heeft opgezet, en ze langzaam bijkomen - vragende: ‘hoe laat is het eigenlijk?’ of: ‘zullen we zuster ook wat helpen in het huishouden?’ of: ‘we zouden wel eens, als gij lust hebt, met u naar zuster Kraanvogel willen gaan, om te zien hoe Steventje het maakt, die zoo zwaar verkouden was, en eergisteren zoo hard hoestte.’ - Tante Pietje wachtte in den regel op een dag, waar de humeuren niet geheel in orde waren - altoos tot dat het zoover was gekomen - zij was de lijdzaamheid, de wijsbegeerte, de verstandige zelfbeheersching in eigene vrouwelijke persoonlijkheid, - en eere haar boven velen - zij behield steeds haar onveranderd, goed, lief, zacht humeur. - Als de eene zuster geheele uitgewerkte redevoeringen hield over de predikanten, den geest des tijds, de ‘bezwaren tegen den geest der eeuw,’ en al de ongelukken, die er in de wereld zijn, of misschien nog zouden kunnen komen; - als de tweede, in groote bewegelijkheid, telkens eenig breekbaar huisraad omverwierp, of verder hielp breken, of ter deur uitwipte, en haar boêltje niet had opgeredderd - dan stond de verstandige vrouw en huishoudster, ongedeerd wat het: ‘kruidje-roer-mij-niet-achtige humeur’ betrof, tusschen en tegenover de beide zusters, dan was ze dezelfde goedwillige, trouwe, vergevende zuster, en alleenlijk - dàn als zij buiten het bereik of het gezigt of gehoor der huisgenooten was - schudde ze eens met het hoofd, en sprak, terwijl ze op hare klapperende pantoffels den kelder- of zoldertrap op en neder dribbelde -: ‘O! als ze maar een beetje rust hebben, dan komt alles weder op orde, - kom aan Petronella! ge moet roeijen met de riemen die ge hebt, - en - heette het, terwijl zij den bak aardappelen uit den kelder haalde - ik heb ook mijne fouten - menschenkindertjes, bezit uwe zielen in lijdzaamheid.’ - Dat zulke alleenspraken, op kelder- of keukentrappen gehouden, voor den huiselijken vrede hoogst noodig en weldadig zijn, zal hier openlijk erkend moeten worden door elk lezende van het sterke en van het schoone geslacht - terwijl wij hen bij deze gelegenheid minzaam verzoeken om, wat het ‘humeur’ betreft, zichzelven opzettelijk te vergelijken met onze waarde tante Pietje. - Maar deze vrouw had tevens in zeer vele zaken hare eigene, oorspronkelijke, onveranderlijke begrippen en voorstellingen - | |
[pagina 151]
| |
grondregels - maximes, zeggen de welopgevoede lezers. - Wij geven hier als proef de volgende ten beste, ter beoordeeling: | |
Maximes van Petronella:Laat u nooit tweemaal iets zeggen, als gij het bij de eerste maal kunt verrigten.
Verwacht geene toegevendheid van anderen, wanneer gij niet eerst jegens anderen toegevend waart.
Ga niet uit uwe huisdeur, waar gij niet weet of het middageten behoorlijk gaar zal kunnen zijn, en kijk eerst in de potten en pannen, dan in den spiegel.
Als ge weet dat ge regt hebt, geef het regt niet op, maar twist er niet over, - is het uw eigendom, gij kunt het niet verliezen.
Als gij eerst uwe eigene, vooral de kleinere gebreken hebt opgeteld en nagezien, zult gij kunnen overgaan tot die van anderen - doch zonder ze boven de uwe, maar daarnevens te stellen - (balk en splinter enz. enz.)
Op deze wijze had onze goede vrouw een zekeren voorraad van levenswijsheid opgedaan, uit welk fonds zij dag aan dag spekuleerde, en gewoonlijk elken avond met een ‘batig slot’ sloot. - Ongemerkt was zij door het stevige, bepaalde, en krachtig doorzettende karakter, tegenover het zusterpaar, tot de voornaamste magthebbende in het gezin: de eerste in rang en invloed, opgeklommen. - Waar het de huiselijke belangen gold, bleef zuster Jet met de bespiegelingen en verzuchtingen bedaard, en voorzigtig achterwege. - Zuster Krisje haspelde dan met woord en ligchaam, minder ligtzinnig en onnadenkend, door het leven, - eene vrijwillige onderwerping aan het gezond verstand en de ondervinding, en bovenal aan den fermen, standvastigen levenstoon der oudere zuster, bragt eene eigenaardige, zeer gewenschte harmonie, onder dit drietal te weeg. - Het bedekte verzet der beide meer jeugdige huisgenooten tegen de oudste, geschiedde, 't spreekt van zelf, dikwerf genoeg, en werd, om des vredes wil, oogluikend toegelaten, - maar hier was een vaste grenslijn, een Chinesche muur, een gestreng tolkantoor, eene de markatielijn, waarover Petronella niets, volstrekt niets meer liet passeren - maar als eene Czarin pal stond - onbewegelijk. - Zekere bepaalde termen en spreekwijzen stonden haar hier ter dienste, en deden alle verzet en tegenstribbeling ophouden - wij laten ze weder volgen:
Eens en vooral en voor goed afgedaan, zuster - de zaak is uit! Als gij zoo wilt, dan heb ik afgedaan. (Wip, was Petronella op den zolder.) Weet gij het beter? - ziedaar is het keuken- en kasboek, en de rekeningen, - alles - daar pen en inkt - ik zal u laten begaan. Hoor zuster - korte wetten - alles in vrede en liefde - gij of ik - en daarmede basta! Nog eens zuster! die aanmerking voor het laatst! en wij zullen moeten scheiden, ik zal mijn weg wel vinden. (Zoo verre kwam het zelden, alleenlijk omtrent den tijd van schoonmaken.)
Met deze kategorische imperativen, beslissende uitspraken, behield de oudere zuster hare verworvene regten - en de | |
[pagina 152]
| |
twee zusters verdroegen het juk - 't was toch niet zwaar - dat zij eens hadden aangenomen. - Wonderbaar en schier ongeloofelijk! deze drie vrouwen leefden in rust en vrede met elkaâr, de allernoodzakelijkste, onmisbare kibbelpartijtjes er afgerekend. - Maar tante Pietje was nommer een - en had het meest karakter! Zie daar de photographie der drie tantes van Steventje Kraanvogel.
Wij komen thans, betamelijkerwijze, tot den kleinen mensch, het vierjarig kind, terug, en wenschen over zijne opvoeding en over de opvoeding in het algemeen eenige denkbeelden en tegenstrijdigheden - voor velen onzin, mede te deelen, om daardoor den weg te banen tot de naauwkeurige beschrijving van een vrouwen-congres, dat met de geschiedenis van den held dezer bladen in een zeer naauw verband staat, of zal gebragt worden.
Een kind op te voeden en een kind - groot - te brengen, is - (eerste stelling) - nog al verschillend - groot worden de kinderen van zelf, de dwergen en misgeboorten uitgezonderd - maar groot is nog niet goed, en goed is nog niet beter, - en alle opvoedingstheoriën liggen in dit eene woord - beter - te bewijzen! Het kind, ook Steventje, moet beter worden, op zijn vijfde, beter dan op zijn vierde, op zijn zevende beter, dan op zijn zesde jaar, en zoo al voort - beter dan allen die hem willen verbeteren - beter dan de oogen of de liefde en de vooringenomenheid der ouders en medewerkende vennooten in de affaire der opvoeding - hem voorstellen. - Opvoeding is dus vooruitgang - ontwikkeling, eene progressie - daarom kan iemand grooter, altijd grooter, langer, dikker worden, en toch niet beter, dat is niet opgevoed worden - excellent - - wat moet nu aan, in, en bij het kind dan verbeterd worden? ook bij Steventje - wij moeten vragen: Het hoofd, of het hart, of de maag, of de ingewanden, of het geweten - of - of - de groote reiszak, de vergaarbak - de geconcentreerde schoolmensch - verbeterd: - door talen, algebra, danspassen, aardrijkskunde, geschiedenis, oude, nieuwe, nieuwste, algemeene, en verdeelde, en versnipperde katechismusvragen, Italiaansch boekhouden, zwemmen, teekenen, - paardrijden, in gezelschapjes komen, op partijtjes gaan, - moet de miniatuur-mensch in al deze dingen, tot het eerste ontluikende kinderleven behoorende - verbeterd worden, - dan lijdt onze theorie schipbreuk; - want in onze dagen is het alles op de School en het Instituut reeds onverbeterlijk - de ouders getuigen dit - en de leermeesters mede - en de schoolopzieners hebben er niet tegen, en de wereld zegt het ook. - Jammer - de kinderen zelve zeggen nog niet dat de opvoeding, de doorgaande verbetering - zoo onverbeterlijk is - en waarom niet? Natuurlijk omdat ze - nog geene ouders, leermeesters, of schoolopzieners geworden zijn, maar kinderen bleven!- Wij vragen dan nog eens aan u - is opvoeding geen beter worden?-
Jaren geleden, hebben we, tot onze verrassing, geheel onverwacht, eene geheel andere opvoedings-theorie gehoord en gevonden. - Een bedaagd huisvader, die veel gezond verstand, veel ondervinding bezat, en daaren- | |
[pagina 153]
| |
boven vele kinderen tot menschen had opgekweekt, verzekerde ons, dat, naar zijne theorie, de gansche opvoedkunde bestond - in lief te hebben - in den ruimsten zin des woords. - Vooreerst, sprak hij glimlagchend - is dit beginsel een Christelijk: ‘Gij zult uwen naasten - en uwe kinderen zijn ook uwe naasten - als uzelven liefhebben.’ - Vervolgens is dit beginsel zeer instinktmatig; want de dieren en de vogels beminnen hunne telgen en afstammelingen mede - b.v. de apen - hoeveel te meer de volmaaktste dierensoort - de mensch? - Ten derde is deze theorie zeer toepasselijk voor rijken en armen, blanken en negers, aangezien allen met eene bepaalde vatbaarheid ter wereld komen, om elkaâr - de kinderen alweder - lief te hebben, en hier geene aristokratie of tiers-état of paria's meer gelden. - Eindelijk is mijn beginsel, besloot hij, zoo voortreffelijk, omdat het rust op louter eigenbelang, en men voor de liefde aan het kroost, eens ter zijner tijd bewezen, later wederliefde en hulp en ondersteuning mag eischen, naar het regt der wedervergelding. - Zulke verbazend vreemde stellingen hadden wij nog nooit gehoord, en gevoelden den geeselslag der satyre. - Maar, hernam de huisvader - wij kunnen de zaak ook nog van eene andere zijde opvatten - welligt eene betere -: De liefde van het ouderhart begeert niets dan het heil der kinderen; wie iets begeert, moet de middelen kennen en aanwenden, om het begeerde te verkrijgen - derhalve ga de vader en moeder, volgens de uitspraak van het hart, te werk, en bewijze de liefde alleenlijk - door het zedelijk, geestelijk, ligchamelijk heil van een of meer kinderen te bewerken. - In den hoogen, waren zin des woords, is opvoeden dus: liefde betoonen - en wat is natuurlijker -? derhalve zijn alle ouders, omdat zij hunne kinderen liefhebben, ook opvoeders? Daar lijden we andermaal schipbreuk met onze sluitredenen - en zouden vooreerst blijven hangen en steken in de bepaling en omschrijving van het ééne groote woord -: ‘Liefde’ - of hier nader beperkt -: ‘Ouderliefde’ - en daarom wenschen wij een later hoofdstuk op te roepen, en proefondervindelijk, en handtastelijk, en feitelijk, uit het voorbeeld der firma Kraanvogel en Cie. te bewijzen, wat ouderliefde is en worden kan - bij welke gelegenheid wij de drie Tantes op nieuw zullen te hulp roepen. - Tot zoolang - vaartwel.
Spiritus Asper en Lenis. |
|