De Tijdspiegel. Jaargang 11
(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
De onderzeesche telegraaf.Geschiedenis en Profetie.III.
| |
[pagina 136]
| |
regte zuster, juist niet al te vriendelijk en nederig, haar toereikt. Met dat al, ook dit reuzentouw lag gereed, en men berekent, dat in den winter van 1852 op 1853, in de fabrijk der heeren Newall en Comp. (te Gateshead in Sunderland) nagenoeg 450 mijlen werden vervaardigd! Zoodra er uitzigt was op eene geschikte gelegenheid, om de nieuwe lijn te water te brengen, stond de Admiraliteit twee schepen (de Lizard en Vivid) af, om de vaart te besturen, en gaf aan kapt. Washington daarover het bevel; terwijl ook het Belgische Gouvernement op zich nam, de expeditie, aan hare kust, met een rijksstoomboot de noodige hulp te bieden. De kabel zelf werd te Gateshead in de William Hutt ingeladen. Dit schip was daartoe opzettelijk ingerigt. Het opschieten van den kabel tegen de wanden van het ruim, is op onze eerste plaat (afb. 4) voorgesteld. Zeventig uren waren daartoe noodig. Het had plaats in de laatste dagen van April 1853, zoodat het vaartuig op zondag den eersten Mei te Duins aankwam. Den volgenden dag stak de Vivid (eene paketboot) van wal, om in zee bakens uit te zetten, daar het van 't hoogste gewigt was, dat men van de regte lijn tusschen de twee daartoe gekozene punten (South Foreland en Middelkerke) niet afweek. Reeds waren, op tien en twintig mijlen afstands, de bakens gezet, (eigenlijk uitgelegd,) toen het weder al te ongestadig werd, om met het groote werk zelf eenen aanvang te maken. Intusschen werden de voorbereidende werkzaamheden op de Engelsche kust door verschillende en bevoegde getuigen (waaronder ook de heer Conrad genoemd wordt) bezien en geprezen. Dingsdags, tegen den avond, schoot de wind naar het zuidwesten. De heer Newall met zijne werklieden hadden zich aan boord van de W. Hutt begeven, de ingenieurs van de telegraaf-maatschappij aan dat van de Lizard. Nog wierp eene andere stoomboot (de Lord Warden) met eene vloot van visschersbooten, die men als bakens meende te gebruiken, op de reede van Dover het anker uit. Een kalme nacht scheen een goed voorteeken voor het gewigtige werk van den woensdag, maar de mist op zee was dik en hield aan tot in den vroegen morgen. Toen klaarde de lucht op, en een doordringend fluiten van de Vivid gaf aan geheel het vreedzame eskader 't sein om het anker te ligten. Dit schip nam tevens de visschers-vaartuigen op sleeptouw. Weldra lieten de drie andere schepen het anker vallen, niet ver van den vuurtoren te South Foreland. Tot op 500 el afstands was de William Hutt de steile kust genaderd. Toen werden 200 ellen in eene groote boot ingeladen. Terwijl deze naar de kust werd geroeid, steunden zes andere booten achtervolgens den kabel, naar mate die verder werd uitgevierd. Toen de eerste het strand bereikt had, werd het daar ingeladen uiteinde gelost. Veertig mannen ontrolden dat, en trokken het aan land: want nu bevond men zich aan het bepaalde punt van gemeenschap, de rotskloof van St. Margaretha, het eerst op de plaat, die wij nu geven, afgebeeld. Hier waren reeds de telegrafische werktuigen in orde. De geleidraden werden er mede in gemeenschap gebragt, en zoo kwam de nieuwe telegrafische lijn reeds in werking, eer zij nog geheel was uitgespannen. Dit in orde zijnde, nam het transportschip, te zes ure en 10 minuten in den morgen, de groote reis aan. Het was niet gemakkelijk, een zoo zwaar geladen vaartuig, in den sterken stroom, juist te | |
[pagina 137]
| |
sturen; terwijl ook de groote en gestadig afwisselende lading ijzer maakte, dat men het kompas niet vertrouwen kon. De stoomboot (Lord Warden) moest dus als sleper dienen. Men had haar van een uiterst naauwkeurig geregeld kompas voorzien. De vaart, die in den beginne slechts den gang had van twee Eng. mijlen in het uur, versnelde langzamerhand tot vijf en zes mijlen. Zoo ging alles in den aanvang voorspoedig. Maar naauwelijks was men een half uur op weg, of de wind stak op uit het oosten en voerde eenen mist aan, die zoo dik was, dat het geheele smaldeel er door werd bedekt, en men dus op de William Hutt naauwelijks de sleepstoomboot zien kon, die zoo digt voor haar uitging. De bakens, die men had meenen vooruit te brengen, zouden nu geen nut gedaan hebben, en de daartoe bestemde visschersbooten werden door de Lizard in reserve gehouden. De geheele onderneming steunde nu op een der kleinste en toch grootste uitvindingen, die de nieuwe wereldgeschiedenis boven de oude voor heeft: - het kompas. Het kleine eskader vervolgde alzoo zijnen weg, tot ongeveer half een ure. Toen waren reeds 32 mijlen van den kabel uitgeschoten; maar men vond het geraden, daar nu, bij een' frisschen tegenwind, ook het getij keerde, het anker (op 10 vademen diepte) uit te werpen; terwijl intusschen de Belgische paketboot, die de expeditie ontmoet en gesproken had, de tijding naar Ostende overbragt, van waar haar nu eene gouvernements-stoomboot werd te gemoet gezonden. Te acht ure omstreeks keerde het getij weder. Eene stijve koelte deed te gelijk den mist optrekken, en de lichten van Duinkerke werden zigtbaar. De William Hutt ligtte het anker, en begaf zich, weder door de stoomboot getrokken, op weg. Maar te één ure, in den nacht van woensdag op donderdag, vond men het geraden, op nieuw te ankeren. Men was toen binnen de eerste ondiepte der Belgische kust gekomen, en de nacht was onstuimig. 52 mijlen kabel waren er reeds uitgeworpen, en nog 14 mijlen was men van het doel der reize verwijderd. Moedig werd in den morgen de togt vervolgd, en donderdag's middags, te 3 ure, weder bij Middelkerke het anker uitgeworpen. Het onstuimige weder verhinderde echter, nog dien avond den kabel aan land te brengen. Toch deed hij reeds de dienst, van aan de vrienden in Engeland berigten van de Belgische kust over te brengen. De vier schepen, die tot geleide dienden, begaven zich voor dien nacht naar Ostende, waar allen, die niet bij den kabel behoefden te overnachten, zich verkwikten en uitrustten tot den vroegen morgen. Intusschen had de Engelsche Consul aldaar eene Vlaamsche schuit afgehuurd, om 500 à 700 el aan boord te nemen, en dus het uiteinde aan wal te brengen. Daartoe werd eerst een gewone lijn van het schip af naar 't strand gebragt. De Belgische schuit werd nu bevracht; en de Engelsche werklieden vermaakten zich niet weinig met het verlegen gelaat van de drie Vlamingers, die daarvan de bemanning uitmaakten, toen hun scheepje de William Hutt aanklampte, en zij op eens overrompeld werden en in de hut gedrongen, om 't hun - daar zij geen woord Engelsch verstonden - te beduiden, dat men hen volstrekt niet bij dit vreemde werk gebruiken kon. Eerst toen mast en zeilen geborgen waren, de kabel opgeschoten en ingeladen, en er eenige rust en te gelijk beweging in hunne schuit kwam, | |
[pagina 138]
| |
staken zij het hoofd nieuwsgierig buiten, maar begrepen zeker van dat zware ijzeren touw weinig meer, dan van de vreemde taal der matrozen en werklieden. Toen de vracht was ingeladen, namen de booten van het smaldeel de Vlamingers, met hunne schuit en de onverwachte ruwe gasten, op sleeptouw; en weldra werd, onder de vreugdekreten van het in den vroegen morgen terug gekeerde eskader, het getier der landlieden van Middelkerke en het gebulder van 't kanon der Vivid, het einde van den kabel veilig aan land gesleept, en op de duinen, in de hut van eenen kustbewoner neêrgelegd. (Zie onze tweede afbeelding.) Terstond werden de koperen draden aan een telegrafisch werktuig bevestigd, en op den 6den Mei 1853, 20 minuten vóór één ure, stroomde de tijding ‘Engeland is ook met België verbonden!’ onder de golven van den Oceaan door. | |
IV.
| |
[pagina 139]
| |
geslingerd, tot op drie mijlen afstand van de Engelsche, twee van de Nederlandsche kustGa naar voetnoot*). Het valt in 't oog, dat deze methode (vooral bij zooveel grooteren afstand, als beide vorige lijnen) wel kostbaarder, maar ook zekerder is, daar op die wijze niet ligt de correspondentie tusschen de twee landen geheel kan worden afgebrokenGa naar voetnoot†). Men heeft dan ook reeds het nut daarvan ondervonden. In de maand Augustus 1853 werd men eensklaps verhinderd, te werken met een der beide metalen kabels. (Want de tweede is 17 Junij, de derde eerst 9 Sept. 1853 voor Scheveningen aangebragt, en terstond aan den grooten verbindingskabel bevestigd.) Zoodra men dit bemerkt had en terwijl er met den anderen draad werd voort geseind, stak eene stoomboot van Engeland in zee, en ontdekte men daarmede, dat op 3 Eng. mijlen afstand van onze kust de bedoelde kabel was doorgehakt. Het oogmerk van dit misdrijf (om een anker daarvan los te maken, welligt?) is echter, evenmin als de daders, tot nu toe ontdekt. Maar keeren wij nog eens tot het eerste spannen van deze, voor ons inzonderheid zoo belangrijke keten terug. Aan onze kust was, als punt van uitgang, Scheveningen, of liever het strand ten zuiden dezer voorstad van 's Gravenhage, gekozen. In Engeland koos men den vuurtoren van Orfordness, niet verre van Ipswich gelegen en op onze derde afbeelding voorgesteld. De stoomboot, die den kabel overbragt, heette de Monarch, en was tot dit einde door de maatschappij aangekocht en ingerigt. De Engelsche Admiraliteit stond de Adder, eene rijksstoomboot af, om het eigenlijke transportschip den weg te wijzen, waartoe de commandant te voren eene reeks van 14 vlaggenbakens (boeijen, met stangen en rigtvlaggen voorzien,) langs den te volgen koers uitzette; hetgeen, - zoo als later bleek, - met de uiterste naauwkeurigheid was geschied. Bovendien had de maatschappij eene derde stoomboot (de Goliath) afgehuurd voor het geval, dat onverhoopt de werktuigen der Monarch hunne dienst mogten weigeren. Maandag 30 Mei 1853, des morgens te negen ure, verliet de Monarch Orfordness. In het eerste uur bleef het weder vrij bedaard, hoewel, door de laatste stormen, de zee nog onrustig was. Langzamerhand verhief zich echter de wind op nieuw, en van elf ure in den morgen tot den avond van den volgenden dag, woei er een ware storm uit | |
[pagina 140]
| |
het O.N.O. met eene hevig verbolgene zee. De afgehuurde stoomboot liep te Harwich binnen; de beide andere vervolgden stout haren weg. Het slingeren dezer vaartuigen was ontzettend, en majestueus de strijd van de stoomkracht tegen de woede van twee zoo magtige elementen. De kabeltouwen, waarmede de schoorsteen der Monarch was vast gemaakt, sloegen aan stukken; maar de ingenieur Spencer verliet nacht noch dag zijnen moeijelijken post, bij het stoprad, waarover de kabel liep; en wist, met de werklieden der beroemde fabrijk van Newall en Comp., alle hinderpalen te overwinnen. Zelfs in den stormachtigen nacht gelukte het, de uitgezette bakens te onderkennen, en gaf de Adder, door middel van vuurpijlen en blaauw licht, aan de bemanning van de Monarch het teeken, dat men zich in 't goede vaarwater bevond; terwijl men van daar, om de 30 seconden, naar Engeland en terug seinde, zoodat de kabel reeds bij 't uitvieren dienst deed, door ieder oogenblik te berigten, dat alles in orde was. Tegen 't aanbreken van den dageraad, was men een oogenblik in twijfel; twee der uitgelegde boeijen had men door den opkomenden mist niet kunnen zien; maar straks viel weder een volgend baken in het oog, en de togt werd moedig voortgezet. Weldra was dan ook het groote werk verrigt, in den korten tijd van 34 uren, waarvan 22 in 't midden eener onstuimige zee werden doorgebragt. (Men vergelijke onze laatste afbeelding.) En zoo groot was de juistheid van den gekozen weg, dat op een afstand van 115 Eng. mijlen slechts 119 ½ mijlen kabel werden uitgeworpen, die voor de golving van den bodem der zee stellig noodig waren. Dingsdags was men onze kust genaderd. Met de schuit van den heer Maas meende de ondernemer zelf (de heer Ruijssenaers) den kabel in te halen. Er werd echter vruchteloos f 200 geboden aan elken varensgezel, die den togt met hem durfde ondernemen. Zoo moest dan een grootere pink hiertoe worden afgehuurd. Ook deze kruiste tot woensdag morgen vergeefs, en men zag de onmogelijkheid in, om zeilende den kabel op strand te brengen. Nu werden, van het strand af, op elkander gestoken hennip-kabels aan 't boord van de Monarch bevestigd, en zoo eindelijk, door de visschersschuit daar langs te winden, de kabel aan wal gebragt. Donderdag, 2 Junij 1853, te 9 ure 15 minuten des voormiddags, kwam het eerste regtstreeksche sein van Orfordness op onze duinen aan. En de aanspraak van onzen koning bij de opening der staten, op dien dag, was de eerste openlijke nieuwstijding, die van 's Gravenhage naar Londen werd overgeseind. c.e.v.k. |
|