reeds de kinderen tot kleine egoïsten worden gemaakt, en van het kwaad teruggehouden uit onzuivere beginselen. Met aardige rijmpjes, vertelseltjes in onberispelijk Hollandsch, lieve plaatjes, is zekerlijk een kinderwerkje spoedig gevuld, zoo als, luidens het spreekwoord, ook de kinderhand spoedig gevuld is; maar de kinder-litteratuur wordt niet uitgebreid door de talrijke vodden, die vooral tegen het Sint-Nicolaasfeest als om strijd de ook in dit opzigt overvruchtbare pers verlaten.
Bij den vloed van laffe, beuzelende, flaauwe en waterachtige kinderboekjes maken de hierboven genoemde Vertellingen onzer jeugdige landgenoote eene hoogst lofwaardige uitzondering. Zij heeft niet alleen den tact van onderhoudend en aangenaam te vertellen, maar, waar zij de opmerkzaamheid spant en boeit, weet zij tevens hare jeugdige lezers tot zelfbewustheid te brengen, hen te wijzen op verschillende dwalingen van verstand en hart, terwijl zij het begeerlijke en beminnenswaardige van elke deugd gepast en treffend doet uitkomen. 't Was geene ongelukkige, noch onvruchtbare, hoewel eenigzins zonderlinge gedachte van haar om zulk een vliegenden, maar daarom geen vlugtigen moralist ter hulp te nemen. Het onwaarschijnlijke, dat eene vlieg een geheel boekje vol vertelt, en van zijn goeden, ouden vader spreekt, wordt haar ligtelijk door de levendige verbeeldingskracht der kinderen ten goede gehouden. Het is dan ook alleen de lijst, waarin zij hare Vertellingen gezet heeft, die in zoo ver een aaneengeschakeld geheel vormen, als het resultaat van de ondervinding der spraakzame vlieg hierop nederkomt: ‘Ik had geleerd dat de mensch gelukkig is te noemen, die tevreden is met het lot, dat God hem op aarde beschikt, en die met dankbaarheid en geloof, het goede zoowel als het kwade uit Zijne vaderhand ontvangt, zonder wangunstige blikken te werpen op het lot van anderen, dat hem behagelijker toeschijnt.’ (Blz. 103). Wij mogen inzonderheid de Geschiedenis der twee schilderijen en Op het landgoed aanbevelen, hoe hoog wij ook met het geheele boekje zijn ingenomen, dat zich insgelijks uitwendig zeer net vertoont, en als eene aanwinst voor onze kinderlitteratuur te beschouwen is.
Wij twijfelen er volstrekt niet aan, of onze leeslustige jeugd zal gaarne deze Vertellingen ter hand nemen, en dikwijls vragen: of mejufvrouw Christine van Gogh niet weder een boekje voor haar heeft geschreven?