Voorts.
Gisting te Parijs, wegens de manteaux de cour, à 700 francs per exemplaar. - De Porte leent te Parijs en te Londen, en wordt wederkeerig te Weenen beleend. - Maarschalk Ney herleeft in metaal, en zal, om wel en beter bewaard te blijven, een manteltje van gutta percha ontvangen. - Dupin doet een beroep - bij anticipatie - op de nakomelingschap. - Een aartsbisschop in Frankrijk ijvert tegen den tafeldans, en zeker lid, in zeker land, in zekere Tweede Kamer, beweert, dat waar de armen duur en slecht vleesch, of in 't geheel geen vleesch hebben, eigenlijk alles gevoed wordt, en dadelijk diplomatisch-parlementair is geklaard -: als men de voeding onder de opvoeding subsumeert - en weet, dat men eerst ‘naar het Koningrijk Gods en zijne geregtigheid moet zoeken - dan zullen alle deze dingen (vleesch en brood) ons toegewezen worden’ - en daarmede zijn we God dank! geholpen. - De Bey van Tunis speelt schaak met de Parijzenaars, en de broeder Czaar evenzoo met de Porte, op het groote schaakbord in de Levant.-
Eindelijk gaat het oude jaar 53, stil en bedaard ‘ad patres,’ en velen staan bij het nieuwe, met de handen - in de mof - of in den zak - of in het hair - of in de pruik - of in de sneeuw - of in de lucht. - Einde goed, alles goed!
't Welk, voor het laatst in 1853, doende:
Asmodeus.