| |
| |
| |
Duitsche en Zwitsersche brieven. Impressions de voyage.
(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1853, II, bladz. 301.)
III. Van Freiburg naar Bazel. - Tunnels. - Haltingen. - Eene koningin en drie koningen. - Vooruitzigt. - St. Jakob. - Schweizerblut op de velden en aan de wijnranken. - Natuurkracht. - Afwisseling in het wonderland. - Malleray. - Een genrestukje. - Een poëtisch postscriptum.
Malleray, Julij 1853.
Waarde vriend, zie daar ons weder in de berglijst gezet, behoorlijk geëncadreerd, als in een cyclorama, tusschen de reuzen der voorwereld, op nieuw op echt Zwitserschen bodem. - Ons dagboek, een waar levensboek, zullen we verder voor u openslaan, en u verzoeken het kaartje van Zwitserland bij de hand te nemen, want het kleine, vriendelijke Malleray, op den weg naar het meir van Brienne, is u en velen wel minder bekend. - Wij vertrokken, na een kort oponthoud, van het aartsbisschoppelijk Freiburg, en volbragten den korten stoomtogt naar Bazel over Haltingen. - Op deze stoomvaart, is den reiziger het eigenaardige - genoegen - mogen we wel niet zeggen - ook niet het voorregt - maar de merkwaardigheid vergund, om driemaal, kort op elkaâr, eenen tunnel door te vliegen: - doorboorde rotsen, die op eenigen afstand als duistere grotten u tegengapen, en waar de wonderbaar voortgezweepte trein zich huiveringverwekkend, sissend, gloeijend, donderend, in de opene kaken van een stikdonkeren middernacht stort, en zich even zoo spoedig weder losworstelt, om straks weder door de tweede en derde bergpoort te snorren. - Eene dergelijke spoorweg-eklips brengt een bijzonder gevoel te weeg: - een onderaardsch gevoel, eene overtuiging dat de zwakke mensch het graniet als een wasklomp doorboort, en zich wegen schept dáár, waar de rots hem vruchteloos tegenhield, gebiedende: - ‘Tot hier en niet verder.’ - Tunnels door de bergen en onder de rivieren, welligt nog eens onder zeeëngten, - het zegt wat voor de kinderen Adams, dat allerverbazendst geslacht van dwergen in kracht, maar reuzen door kunst en wetenschap. - Weldra vloeit de oude Rhijn weder aan onze regterhand, maar ver beneden ons - en te Haltingen, een uur afstands van Bazel, is de finale stoomhalte. - Daar wordt de spoortreinmanschap op de omnibussen overge- | |
| |
pakt, oud en jong, rijp en groen, door en op elkaâr, ook hier geldt het regt, het jus
primi occupantis, eens door onze brave voorouders en andere natien der wereld, in Oost en West zeer nadrukkelijk en eigenmagtig toegepast - ‘het regt der eerste bezitting:’ - een klein stormloopen, om in den wagen zoo veel plaats te bekomen, als men voor een zeker ligchaamsdeel volstrekt noodig heeft, terwijl uwe beenen dadelijk, dit verstaat zich, tusschen die van de overburen onbewegelijk gevangen blijven. - Een vrolijke, vriendelijke Franschman, maakte ons dadelijk bekend dat hij gisteren te Baden-Baden het genoegen had gesmaakt om la Reine de la Hollande aldáár te zien, - ‘et c'est une belle dame - elle va nous suivre’ - en inderdaad onze waarde vorstin werd met een eerstvolgenden trein te Bazel verwacht, vanwaar zij, zoo als ons werd verhaald, naar het bevallige en voor ons onvergetelijke Interlaken dacht door te reizen. - Onze karavane kwam langs den ongemeen bekoorlijken landweg van Haltingen naar Bazel, omstreeks het middaguur aan. - Wij werden allen op eene tamelijk naauwe markt, met pak en zak letterlijk op straat gezet, menschen en goederen afgeladen - om nu weder den tweeden stormloop naar het hôtel te beginnen - zoo als geschied is, en wij ons spoedig weder onder de veilige hoede der drie Koningen in de oude stad bevonden. - Weldra verscheen nu voor den hoogen, met kolommen versierden opgang dezer drie ‘denkbeeldige’ monarchen, onze ‘werkelijke’ vorstin, met een zeer klein gevolg, in een eenvoudig reisrijtuig met twee paarden bespannen; wij zagen haar, benevens den vorstelijken telg, aan de hand, de breede trappen opklimmen - terwijl onze dienstvaardige Kellner verkondigde: ‘Sehet da, die Königinn von Holland!’ - Er lag in dezen intogt iets dat ons, Nederlanders, zeer weldadig het hart verwarmde: - eene eenvoudige, schier burgerlijke, vriendelijke reismethode, bijna iets republiekeinsch, hier
in de republiek der vrije Zwitsers - (zoo als zij althans wenschen genoemd te worden). - Als we op het portier het welbekende vorstelijk naamcijfer niet herkend hadden, zouden we hier geene koningin hebben vermoed. - Wij allen hebben, onderling, der waardige vorstin eene gelukkige, genoegelijke Zwitsersche reize toegedacht, en onszelven niet minder. - En nu het verdere reisplan. - Men kan het meir van Brienne langs twee hoofdwegen bereiken, over Solothurn, of door het wereldberoemde Munsterthal, meer westelijk. - Daar de eerste weg ons reeds bekend was, werd besloten om den togt door het Munsterthal, Val de Moutiers, de voorkeur te geven, en dáár de eerste voorproef eener ongelijkbaar schoone schepping te genieten. - Waarde vriend, voor den armen, nietigen mensch, dit wezen, dat aan allerlei misstellingen en misrekeningen is onderworpen, ligt er een zeldzaam genot in om zich voor eenen rijken en schoonen natuurtogt - aan te gorden; - al de geheime machinerien der verbeelding worden op eene geweldige wijze in werking gebragt -: dorst en honger naar heerlijke vergezigten of trotsche bergpartijen; - zoo is het ons weder gegaan - en niet weinig opgewekt rolden wij reeds vroeg door de levendige straten van Bazel, om onzen eersten togt, onder geleide van alle goede geesten, te beginnen. - De eerste herinnering uit den ouden tijd, welke u de bekoorlijke vlakte buiten de Helvetische grensstad aanbiedt - is van krijgszuchtigen en
| |
| |
bloedigen aard - de onvergetelijke veldslag bij St. Jakob, dit Thermopylae der Zwitsers, alwaar op den 26 Augustus 1444, de dauphin, de graaf van Armagnac, met 30,000 man de eedgenooten op het lijf viel. - De strijd ving aan reeds bij het krieken van den dag - hoort even den geschiedschrijver -: ‘Alle eedgenooten (1300) werden als helden nedergesabeld - men vond er negen en negentig in de keldergewelven verstikt - maar de vijanden waren met hunne strijdrossen, van het dorp Pratteln tot aan St. Jakob, bij duizend en duizendtallen gevallen. - Toen stond Lodewijk de dauphin op dit lijkenveld stil, en waagde niet verder te gaan - want hij vernam dat de eedgenooten Zurich verlaten hadden en met hunne geheele magt tegen hem optrokken. - Op mijne eer, sprak hij, een krachtiger volk heb ik nergens gevonden. - Ik wil hen niet verder beproeven. - En door zulken heldenmoed overwonnen, sloot hij te Ensisheim den eervollen vrede.’ - Een marmeren plaat, in den muur der kerk te St. Jakob, heeft dit opschrift: ‘Unsere Seelen Gott, unsere Leiber den Feinden - enz.’ - De roode wijn welke hier geteeld, geperst, en zeer dapper gedronken wordt, draagt als een tweede, blijvend, historieel opschrift - den naam - Schweizerblut. - Wij vinden hier een reisgenoot die ons onophoudelijk ter zijde blijft - de helder en krachtig stroomende Birs. - Weldra zijn we in het kanton Bern, dat, zoo als in geheel Zwitserland, met andere kantons zamenvloeit, zonder dat men het bemerkt. - De natuur heeft de eenheid van Helvetië gewaarborgd, en de vrije inwoners zullen veel moeite hebben, om ook hier te ‘scheiden wat God eens vereenigde,’ en tot een groot wonder der heerlijkheid zijner scheppende kracht vormde - en dat hebben we weder levendig gevoeld, toen we omstreeks den middag, onder uitstekend fraai en helder weder de vlakte verlieten, en het eigenlijk Munsterthal - Val de Moutiers - bereikten. - Hier dringt de reiziger
op eens tusschen de bergmuren in en door, die, als door een reuzenvuist, van den schedel tot aan de voetzool zijn gespleten: - de kalksteen, in hoogstmerkwaardige - Lagen, Schichten - op elkaâr gestapeld, neemt de trotsche houding van een bergmonarch aan, en hult zich in een mantel met bosch en Sennehütten bedekt - muren, die als van ruw metaal, in de wolken boren, en aan wier voet de sierlijk gebogene heir- of landweg heenkronkelt, steeds aan de eene zijde vergezeld en verlevendigd door den met schuimenden golfslag voortbruisenden Birs. - Hier, ja hier moet eens, onder en bij deze onafzienbare bergketens, die als uit elkaâr gescheurd en gerukt zijn, waar de ontzaggelijke, groote, zwarte rotsklompen in de bedding der rivier zijn nedergeploft - hier moet eens eene vreesselijke, ongehoorde omwenteling gezien zijn - een onbekende wereldbrand, of aardschok, of verwoesting, waardoor dit dal, sidderend, bevend, uit en door elkaâr is geworpen. - O, wie toen dáár de openbaring van die schier ondenkbare natuurkrachten heeft kunnen waarnemen! - wie toen dáár stond te midden van den onbedwingbaren, verpletterenden en vernielenden strijd der elementen! - Bij dergelijke voorstellingen trilt en huivert de mensch, en waagt naauwelijks aan de opgewekte verbeelding den teugel te vieren. - Hoe ongemeen schilderachtig begroeten ons, midden in deze rotskloven, de smelt- | |
| |
ovens, de ijzerhutten van Roche! - Nu verstaan wij eerst den Fridolijn van Schiller - hier gonst, en snort, en kleppert, en hamert, en vlamt, en sist, en knettert alles om u heen. - De zwarte, als verkoolde houten huizen, inwendig als met helsch vuur verlicht, en omsloten door den veiligen muur van graniet, terwijl het gedruisch en gehamer wordt ondersteund door den onafgebroken diepen bastoon van den schuimenden bergstroom! - Naauwelijks omvat de reizende zoo iets met het oog - of ziet, daar schiet en kronkelt de breede weg
steiler en steiler naar beneden, en werpt, als op eens, de gansche rotspartij op den achtergrond, in de diepte, voor altijd weg. - Gij zijt reeds afgedaald in een uitgestrekt, vruchtbaar dal, geheel vrij en ontplooid, uren en uren ver voor u uitgespreid, waar op zeer verwijderden afstand de op- en nedergolvende bergruggen het schilderstuk zacht en bekoorlijk omvatten en insluiten. - Dat is de heerlijkheid van Zwitserland - dat is zijne eerekroon: - die onverwachte, treffende, wegslepende afwisseling in de vals, de bergengten, de rotsmuren - en het telkens geopende vergezigt over welige valleijen - daardoor ontstaat een aan bedwelming en oververzadiging grenzend natuurgenot - waarvoor elke beschrijving blozend terugtreedt. - Vergeet hierbij niet dat deze berggevaarten, die u zoo geweldig verkleinen en toch zoo wonderbaar opheffen, als beschermengelen deze uitgestrekte dalen omgeven en beschutten, - want daar, daar uit die hemelhooge rotsspleet, golft en ruischt de stroom, de beek, hier altijd als waterval erkenbaar, en dringt zijne vruchtbaarmakende en voedende kracht in die liefelijk groene beemden en akkers, waar de koren- en maïsvelden elkaâr schier verdringen; - van die bergkruinen wentelt de aschgraauwe regenwolk de zaamgeperste watermassa over het uitgeblakerde veld, en toovert den rijksten oogst uit de voren. - Er is in dit wonderland eene harmonie, een evenwigt, eene eendragt in de schepping, waardoor gij zeker twintigmaal op één dag, Hem, die zulk eene heerlijkheid kon voortbrengen, aanbidt - en een geheel ander gebed hemelwaarts opzendt, dan u het beste, meest regtzinnige formuliergebedenboek zoude kunnen mededeelen! - Indien iemand in Zwitserland alleenlijk den Val de Moutiers had bezocht, gezien en verstaan, - hem ware daardoor reeds een blik vergund in een Eden - of nog iets meer, dat door geen woord tot heden toe is genoemd of ooit kan genoemd worden. - Wij zijn,
tegen den avond, na dezen eersten, allervoortreffelijksten bergtogt, in het stille, echt landelijke dorpje Malleray gekomen, - hier beval onze vriendelijke voiturier, die ons tot aan Lausanne zal brengen, - halte te maken, als ruim halfweg naar Neufchatel. - Wij bekroonden den onvergetelijken togt door eene genoegelijke avondwandeling langs de Zwitsersche huizen, waar het hôtel - (alles is hier hôtel, waar slechts geslapen, gegeten, gedronken wordt) - als een burgemeester, onder de stadsraden, den voorrang bewaart, en het eigenaardige leven van de reizenden, het anders stille tafereel - opluistert - als we dat woord hier mogen gebruiken. - Naauwelijks vindt ge in deze eeuw, en vooral in dit jaargetijde, een klein dorp of gehucht, waar u niet zulk een groote, ruime karavanserai voor de vreemdelingen, dadelijk in het oog valt, en alom de volgepakte reiswagens, met de zware koffers achter op
| |
| |
bevestigd, de bestovene of beslijkte wielen, de dampende paarden, de reisjassen en reisboeken op de kussens verstrooid - de vaardige Lohnkutscher - en het manhafte reisgezelschap dat zich even vertreedt, - een interessant genrestukje voorschilderen, waarbij ge gaarne, met een lach om den mond, vertoeft, - en dikwerf de gulle en onophoudelijke aanbieding of uitnoodiging van den ‘Herr Gastwirth’ niet eens verneemt, die u zoo gaarne wenscht te ‘bewirthen.’ - Wij hopen u ons eerstvolgend blad uit Lausanne in de hand en voor het oog te leggen, en nu ‘pour la bonne bouche,’ nog een eigenaardig notabene of postscriptum, uit onze verzameling van ‘Schweizer-Gedichte,’ - waarmede wij u nu en dan zullen vervolgen -:
Das münsterthal.
Grüsz Gott, du schönes Thal, du schmucke Thüre,
Die mich hineinführt in die liebe Schweiz!
Des groszen Oratoriums Ouverture,
Verkündest du mir hoher Schönheit Reiz.
Herüber klingt von sonnig-grünen Matten
Der Heerdenglocken friedliches Geläut;
Indesz die Felsenwand im Tannenschatten,
Die hochgethürmte, hinzustürzen dräut.
Die Mühle dröhnet von gefällten Brettern,
Die Räder klappern zu der Säge Klang;
Derweil am Berg die kecken Ziegen klettern
Und Kräuter suchen hoch am Felsenhang.
Und immer dichter wird des Thales Enge,
Von schroffer Höhe stürzt der Wasserfall,
Es brauset wie im wilden Handgemenge
Die weisse Fluth, und donnert Schwall auf Schwall.
Ich lausche bald mit Wonne, bald mit Staunen,
Als hört' ich eine reiche Symphonie:
Jetzt Pauckenwirbel, schmetternde Posaunen,
Und jetzt der Flöten sanfte Harmonie.
O, regt der Eingang schon solch Wonneleben,
Was sagt mir erst der Alpen hohe Pracht?
Wie Haydn's Schöpfung wird sie mich erheben
Zu preisen Gottes Weisheit, Huld und Macht.
Uwe getrouwe vrienden,
Spiritus Asper en Lenis.
| |
IV. De meiren. - Reizen en het leven. - Pierre Pertuis. - Zegepoorten van verschillende soort. - Ave natura! iets meer dan eene verrassing. - De landstreek van Neufchatel en het meir van Brienne. - Rousseau. - Het Peterseiland. - De onrustige balling. - Neufchatel. - Geëxporteerde Zwitsers naar Nederland. - De Bourgondier te Grandson. - Yverdun. - Pestalozzi, de Encyclopedisten, en de hertog von Zähringen. - Naar Lausanne en Genève.
Lausanne, Augustus 1853.
Sedert onze laatste, uit het meer noordelijk deel van Zwitserland, zijn wij gedurig met de Najaden in aanraking. - Wij hebben de aangename kennis aangeknoopt met de grootere binnenlandsche meiren, en deze vliegt u te gemoet van de heerlijke oevers van den Leman - waarover echter eerst
| |
| |
later, wanneer wij in staat zullen zijn u iets meer van deze kleine zee van Genève te melden. - Tot heden toe is onze togt regt gelukkig volbragt, en wij teekenen er van op wat eenigzins merkwaardig is - maar hier is voor den natuurbeschouwer eigenlijk alles merkwaardig. - Reeds zeer vroeg verlieten wij Malleray, om het meir van Brienne en Biel, aan den noordwestelijken uithoek gelegen, te bereiken. - Meer en meer wordt de weg, nabij het dorpje Dachsfelden, stijgend, want eene Zwitsersche reize is juist als het leven, op- en afklimmen, nu in de hoogte en dan in de diepte, - de gelijke grond ontbreekt zoo wel hier als daar. - Op dezen weg, een drietal uren van Biel verwijderd, ontvangt de reiziger - ja - wat? eene herinnering - een tafereel dat elk, uit plaat of schilderstuk, reeds bekend is - wij bedoelen de doorboorde, 40 voeten hooge, rotsklomp, - pierre pertuis (petra pertusa). - Verbeeld u op eene hoogte van meer dan duizend voeten een breeden landweg, tusschen bergkolossen en dennenbosschen, naar boven geheven te worden - en dan op eenmaal voor u het meest verrukkelijke ver- of diepgezigt in een betooverend dal, maar dat ge alleenlijk genieten kunt door een reusachtig gewelf, door eene zware, schier ovale lijst van graniet, welke het dal juist insluit. - Deze grot, eene doorzigtige grot, staat daar als een onvergelijkelijke, prachtige, krachtige zegepoort, door den Schepper eigenhandig gebouwd, midden op den weg, en wij gevoelden eene geheel andere gewaarwording toen wij dezen eereboog naderden en doorreden, dan ooit keizers of koningen, uit vroeger of later tijd, die onder en door nietige, met bonte kleuren beschilderde houten planken, met vlaggen bedekte zegepoorten, binnentrekken. - Hier welft zich de forsche en krachtige grijze en bruine rotswand verbazend stout boven uw hoofd, en daar beneden daalt de weg, en verliest zich in de oneindig schoone vallei van
Sonceboz. - Voorwaar dat was een meer dan koninklijke triomftogt, een stil en aanhoudend juichen der ziel, toen we door de beroemde Pierre pertuis heenrolden, en onze Kutscher de zweep knallend door de lucht liet hooren, als een vreugdegroet aan den zegeboog, welke (als het bewezen kan worden) door de Romeinen is geboord. - Gij begrijpt dat men bij dit prachtige natuurtafereel, het latijnsche opschrift, aan de noordzijde, boven de rots, glad vergeet, en verwonderd is als het reisboek zulke merkwaardigheden, die wij niet opmerkten, later mededeelt. - Als de echte landschapschilder Pierre pertuis aanschouwt, zoude 't ons niet verwonderen als hij op de beide kniën nederzinkt, en een duizendtal ave natura's achter elkaâr - bidt - en toch werden we een paar uren later sterker getroffen, toen wij de laatste afhelling der Jura bestegen - eene hoogte van ruim 2000 voet, dus eene zeer betrekkelijke afhelling - en voor de eerste maal water en land - tot eene hoogere eenheid verbonden - het oog en vooral de ziel schier bedwelmend verrasten. - Hier is de verrassing bijna te plotseling, en overvalt u zoo onverwacht, dat men geheel uit het ‘centrum’ geworpen wordt -: ziet, ziet hoe gedurende een uur het hijgend gespan ons met moeite tegen den hoogen bergrug opwerkt - slingerend langs de spits uitloopende muren van graniet, aan de linkerzijde de diepe, groene afgrond, waar gij twee, drie rijen
| |
| |
boomen op hunne toppen aanschouwt, digter en digter sluit zich de bergengte - wij schijnen ingekerkerd in deze rotswanden - dan - op eenmaal - slechts één oogwenk - daar buigt zich de stijgende weg om den laatsten bergwand heen - en - duizend en nog eens duizend voet beneden u, ontplooit zich een schier onmetelijke vlakte, welligt de omvang van ons geheel Gelderland - de welige landstreek van Neufchatel, in al hare eindeloos rijke pracht - en voor ons, kronkelt de weg gelijk een reuzenslang, die hare wrongen ontplooit, cirkelvormig naar dat dal heen, terwijl de Bieler See, in hemelsblaauwe tint, en het stadje Biel, het landschap begrenst. - En nu die verscheidenheid van bosch, en stroom, en woning, en hut, en landweg, - waarmede deze landstreek als doorstikt en bepareld is - geëmailleerd met glinsterende beeken en beweegbare kudden - alles zoo op eens, en zoo volstrekt onverwacht, voor u - in u -: een nooit geëvenaard landschap diep aan onze voeten, en toch als met één blik te omvatten, als te verzwelgen, te genieten. - O mijn vriend - onze gewaarwording sluit alle beschrijving uit, en moest zich oplossen in meer dan één traan, die uit de oogen moest wellen - 't zijn eigenaardige tranen die het natuurschoon ontlokt - wij noemen ze: offers op het altaar des harten, aan Hem gewijd, die den kleinen mensch vatbaar maakte om zulke heerlijkheid te kunnen, te durven - genieten. - Mogt onze wensch nog eens vervuld worden om dit vergezigt, door de behulpzame hand der kunst, ergens terug te vinden, hoe onvolkomen ook, toch als verkleinde kopij zekerlijk reeds verrukkelijk. - Onze weg slingerde, na een kort verblijf te Biel, spoedig langs het eerste der meiren, dat als een effen spiegel, als lichtblaauw, vloeibaar, doorschijnend bergkristal, diep beneden onze voeten - en dáár, in het midden van die binnenlandsche waterkom, ligt het kleine, allerbekoorlijkste
eiland van Rousseau - de eerste herinnering hier aan den burger van Genève - die aldaar, in zijne levenswoestijn, een ware oase vond. - Inderdaad, hier ligt eene rust en kalmte onder dat dak van zwaar belommerde kastanje- en nootenboomen, - deze plek, als uitgekozen om den kluizenaar, den vermoeiden pelgrim op 's levens reize te ontvangen; - hier heeft de onrustige balling der voorgaande eeuw (1765) - (schijnbaar) herademing gevonden. - Toen Genève den burger had verstooten, nam de Bieler See den overprikkelden gevoelsmensch herbergzaam op, - hoe velen deden eene soort van bedevaart naar deze Peters-Insel, alwaar de kamer door Rousseau bewoond nog in denzelfden toestand - (naar luid der latere berigtgevers) is gebleven, als toen ‘le promeneur solitaire’ daar vertoefde. - ‘De toutes les habitations’ (zoo schreef Rousseau in zijne Rèveries d'un promemeneur solitaire) ‘ou j'ai demeuré (et j'en ai eu des charmantes), aucune ne m'a rendu si véritablement heureux et ne m'a laissé de si tendres regrets, que l'île de St. Pierre, au milieu du lac de Brienne.’ - Mogt deze zwerveling op aarde deze retraite nimmer weder verlaten hebben, en ware hem dan de rust vergund - welke hijzelf nimmer begeerde!-
Wij zullen u weinig kunnen mededeelen over het, ook ten onzent zoo welbekende Neufchatel. - Ons verblijf - alweder transito - was dáár zeer kort. - Het meir is langwerpig
| |
| |
breed, maar juist daardoor eentoonig; de hooge Alpenketen ligt te verre verwijderd om de watervlakte behoorlijk te omsluiten en te verlevendigen. - Gij weet dat bepaaldelijk in ons vaderland, eene zekere exportatie, bij voorkeur uit het Fransch-Zwitsersche Neufchatel, zeer aan de orde van den dag blijft. - Eene kweekschool van kundige instituteurs en institutrices bloeit hier, en even als de Zwitsersche krijgers in den vreemde dienen en trekken, verspreiden zich de jeugdige, ongewapende Zwitsers, van beiderlei geslacht, alom heen, om - om - - zuiver Fransch te leeren entoneren - en articuleren - en te spreken? - maar toch alleenlijk niet om die reden hopen wij. - Zekerlijk dat ook de godsdienstige en zedelijke cultuur hier eene eigenaardige buitenlandsche, dus betere aanbeveling is, en men niet zonder overwegende, beslissende, kapitale gronden, ook voor onze Nederlandsche (aanzienlijke) jeugd en schooljeugd, de leidslieden, Mentors en Minervas uit Neufchatel en Genève, bij voorkeur en bij partijtjes, gelieft te ontbieden. - Intusschen kwam het ons voor dat er in Neufchatel en hare bevolking, zoo verre wij die ter loops konden beschouwen, een zekere - protestantsche ernst - heerscht; - het is niet meer de woelige handeldrijvende geest van Bazel en Bern - iets meer ‘binnenlandsch,’ - als gij aan dit woord nog eene andere meer algemeene beteekenis kunt hechten, dan aan het grondbegrip van een ‘minister van binnenlandsche zaken.’ - Prachtig, en onvergetelijk, en somber rijst het slot Grandson aan den oever van het meir van Neufchatel - onzaliger gedachtenis - het groote grafteeken voor den Bourgondier, die ook hier, zoo als meermalen in deze streken, de scherpte van het zwaard der Zwitsers ondervond - eene regtmatige vergelding voor Karel den Stoute, of meer geschiedkundig
waar, en wat minder historieel - beleefd -: Karel den onmenschelijke - die de bezetting van het slot Grandson, verraderlijk, tegen het gegeven woord, had laten opknoopen en verdrinken. Grandson staat met vlammend schrift in de gedenkboeken der Helvetische republiek, en de naam van Hanns in der Gruob, die Lodewijk van Chateau Guyon - uit den stam van Oranje - versloeg, is niet vergeten.
Weldra zijn wij te Yverdun - het Ebrodunum der Romeinen, aan den zuidelijken uithoek van het meir van Neufchatel. - Ook hier vreemde combinatien, waarde vriend! Pestalozzi - en de befaamde Fransche Encyclopedie der voorgaande eeuwr -: het detachement foliobanden hier gedrukt en uitgegeven, - als bolwerk en wapenkamer van het bijtend ongeloof, waar de geleerdheid van d'Alembert met de spottende vrijzinnigheid van Diderot wedijverde. - De opvoeding der kleine menschen, door den edelen, vromen, menschkundigen Pestalozzi - en de opvoeding der verhitte en verwarde revolutionnaire geesten, door het opflikkerend ongeloof der maëstros-encyclopedisten - deze letterkundige bravos! - welk eene tegenstelling! Het oude, riddermatige Yverdun toont u het echt antieke slot, in 1135 door hertog Konrad von Zähringen gebouwd - alwaar wederom de man des vredes en der wetenschap, Pestalozzi, gedurende eenigen tijd zijne kweekschool hield. - Zekerlijk heeft de strijdlustige Zwitser der twaalfde eeuw nooit gedacht, dat de zware muren van zijne veste, eens in de negentiende eeuw, de liefelijke woning zouden zijn van een klein heirleger -
| |
| |
onderwijzers, die zich over Europa hebben verspreid, niet om het zwaard, maar om den vrede te brengen. - Kalm, vlak en effen, brengt ons de groote, zeer drukke, en bevolkte heirweg in regte lijn van het oude Iferten naar Lausanne - alwaar de derde reusachtige vijver van het westelijke Zwitserland ons toeft - het meir van Genève - maar hier, - neen! wij besparen u vooreerst de gebrekkige vertolking van dit meer dan wegslepend zeegezigt, tot een nieuwen brief, die u uit Genève wordt toegezonden. - Tot zoolang alles goeds u toegewenscht door
Uwe vrienden,
Spiritus Asper en Lenis.
|
|