| |
Stichtelijke lektuur.
Pelgrimstogt van Johannes Bunyan, op nieuw uit het Engelsch vertaald door J. De Liefde. 1853.
Dagegen ist ein wilder Gewirr von Allegorien der Rede, deren eine die andere stört und zerstört, auch keine Rede (λογος). Ein Luft-geister - und Dämonentanz ist's um den Thurm zu Babel. - Die Engländer lieben diese Tänze in ihren Monodien, lyrischen Poëmen u.s.f. Durch Cowley sind sie in Schwang gekominen, der sich an Pindar einen dergleichen Luftwerfer dachte. Swift, Pope, Arbuthnot - haben den Bilderund Allegorien-unfug ihrer Nation lächerlich zu machen gesucht; eher aber mag er seitdem zu-als abgenommen haben.
j.g. von herder.
| |
I. Stof en vorm - beeld en zaak - onderwijs - stichting.
Op meer dan ééne wijze poogt men de christelijke gemeente, ook in deze dagen, te stichten en op te wekken -: door prediking en geschrift wordt op den meer of min geloovigen Christen gewerkt, zonder ophouden. - Leerredenen, maandelijksche, en afzonderlijke en in bundels - vertoogen en tractaatjes, Bijbeluitleggingen en Bijbeloefeningen - Bijbels, op velerlei wijze uitgegeven, met noten en met platen - verhandelingen over bijzondere boeken der Heilige Schrift. - Inderdaad, als het menigvuldige de proef- en toetssteen van de waarde moet zijn, dan staat de stichtelijke lektuur boven aan. - Nederland blijft hier bij de twee naburen, Engeland en Duitschland, niet gaarne ten achteren. - Gij zult weinige huisgezinnen vinden, waar in de woon- of binnenkamer, niet ettelijke stichtelijke boeken - op het boe- | |
| |
kenrekje aan den muur aanwezig zijn. - Hier de Uren aan de Godsdienst gewijd, een werk dat zijne inwendige waarde bewees en nog bewijst, daar Mrss Ellis, - of eenige vergaderde inlandsche leerredenen, - alom, nevens de wereld - de Hemel-
Profete rechts, Profete links,
Das Weltkind in der Mitten.
zoo als v. Göthe zong. - Wij mogen bij deze opmerking onzen vromen landaard roemen, en het Nederlandsch karakter zelfs eenigzins ten toets brengen aan de welgevulde sierlijke boekenrekjes, de moderne damesbibliotheken, de kleine gedrukte en zeer geliefde en geliefkoosde huisgoden, in klein en groot octavo - uit de werkplaatsen van de heeren Kruseman, Höveker, Portielje, - of wie er meer zijn. - Als ons goed en vroom vaderland, van deze zijde derhalve niet gesticht - ‘erbaut,’ wordt, - gelooven wij niet dat er een ander middel op te vinden is. - Merkwaardig is hier intusschen de vorm, in verband met de stof - beeld en zaak. - Vormloos kan niets in deze wereld van zinnelijke menschen en zinnelijke verschijnselen gezien of gevonden worden. - Gevormd komt alles ter wereld-: het kind - het boek - de wet - de vrucht - de bloem - de regendrop.- Als deze vormen ontwikkeld worden, eene hoogere of meerdere volmaaktheid verkrijgen, blijkt steeds de volstrekte noodzakelijkheid eener uiterlijke zinnelijke waarneming - de gedachte moet spraak, geschrift, of gebaar worden - en alzoo herboren in de groote onafzienbare wereld der vormen. - Deze onveranderlijke wet is uiterst rijk aan toepassing en praktisch nut ook in onzen leeftijd. - Iemand, een geestelijke of niet geestelijke, heeft het voornemen opgevat, om zijne tijd- en landgenooten - te stichten - te onderwijzen, - om het licht des Evangelies niet meer onder, maar boven de korenmaat te stellen, op dat het allen lichte die in ‘huis’ - dat is in het lezend, boekenkoopend vaderland - zijn. - Hij gevoelt zich daartoe van meer dan ééne zijde, geestelijke en stoffelijke, geroepen. - Reeds liggen de hoofdwaarheden, de stoffen, gereed -: geloof, godzaligheid, heiliging - of als men dit heidensche woord een vrijbrief wil geven - deugd -: kerkelijke,
menschelijke, huiselijke deugd. - Nu komt het er op aan, dat voor deze stoffen, zoo als ze daar liggen - de vormen worden gevonden - het deeg moet tot een gebak gemaakt - het geestrijk vocht opgevangen, voorgezet, voorgediend en in behoorlijke vaten en karaffen - de kinderen, de telgen van den geest, moeten gekleed en in dier voege uitgedost, dat ze zich, tot eer van den vader, fatsoenlijk onder de menschen kunnen vertoonen. - Voor de leerredenen zijn de vormen tamelijk bepaald en aangewezen - men is spoedig genoeg gereed en bekend, vertrouwd met: voorafspraken, inleidingen, verklaringen, themas, verdeeling, onder- en onder- onder-verdeeling, resultaat, en schitterend, schokkend, schreeuwend slot. - Hier is de weg gebaand - men wandelt niet alleen - maar gaat op de homiletische heirbaan in groot en goed en aanzienlijk gezelschap - hier is de vorm, hoezeer onderscheiden, aan zekere notariëele, geijkte wetsbepalingen onderworpen, wèl te verstaan in zoo verre de mensch of prediker voor het despotismus van den preekvorm het hoofd buigt, en schroomt om zich hier te emanciperen. - Op eene andere wijze wordt de christelijke stichting beproefd en bewerkt en aangeboden, in
| |
| |
den meer romantischen vorm - het troetelkind onzer dagen. - Het verhaal, uit de wezenlijke of denkbeeldige wereld ontleend, - deze vorm, waarvoor alle wetenschappen en kunsten buigen - en zich gedwee en onderworpen aan den leiband laten rondvoeren:- de geschiedenis - het Evangelie - het huiselijk leven - de kunstwereld - de geneeskunde - alles wat de mensch hooren, zien, begrijpen en verstaan kan - moet verteld, verhaald worden. - De neiging om alles hier aanschouwelijk, dramatisch te genieten is zoo groot, dat er geen vak van menschelijke kennis bestaat, 't geen zich niet tooneelmatig, met acteurs en actrices, en het behoorlijk decoratief, vertoont. - Deze vorm is zoo algemeen, als het okshoofd voor den wijn - de zak voor het meel - en de mof, des winters, voor de dameshand;- hier is geen verdringen meer mogelijk.- Over tien en twintig eeuwen zullen onze nakomelingen, wat de geschiedenis en de godsdienst betreft, zekerlijk nog niet uitverteld en uitverhaald zijn. - Kleinere vertoogen en tractaatjes komen dikwerf in den vorm van gesprekken voor, of ernstige vermaningen en boetpredikatien, - vooral de gesprekken waar men, tamelijk gemakkelijk, zeer verstandige vragen en zeer domme antwoorden kan zamenkoppelen, en de partij, die bestreden moet worden, te voren reeds tot op het naakte ligchaam kan ontwapenen, en zich daardoor de volkomen zegepraal zeer ligt maakt. - Eindeloosheid van vormen, waar het vernuft, de schranderheid en de vordering van den menschelijken geest, ons verbazen! fantasmagorien van het verstand, van het gevoel, van de verbeelding - ja, vooral van de verbeelding! - En hier komen wij tot de zaak en het beeld - de mensch is van aard en natuur - een beeldhouwer, een beeldvormer - hij heeft eene aangeborene neiging om plastisch, beeldend, te werk te gaan. - Reeds de taal is immers beeld - de klank een beeldvorm der gedachte - daar
het Adamskind in de schepping door millioenen beelden is omgeven - (hijzelf is reeds het beeld Gods) - drijft hem eene onwederstaanbare kracht, om de beeldengalerij alom te scheppen - ‘gedachten en beelden!’ - ziet daar de mensch! De dichters met de pen, en ook het penseel, voorop: - zij kunnen naauwelijks de zaken bij hare regte namen noemen - elk begrip, elke zaak - heeft een eigenaardig overeenstemmend beeld - (bas en discant), - een weêr- en tegenklank. - Menschen worden bloemen en zonnen, - gewaarwordingen - engelen, - ondeugden - duivelen, - de natuur, de schepping, hemel en aarde worden uit- en leêg geplonderd.- Deze garderobe der beeldspraak is zoo groot, dat de korenschuren van Jozef niet voldoende zouden zijn om die kleedij te bergen. - Daar tegenover staat de wijsgeerige prozataal als een ijsberg - een gletscher. - Lees een twintigtal bladzijden uit Kants Kritik der reinen Vernunft, of uit Hegels philosophische hoofdwerken, en leg er nevens eenige hoofdstukken uit Jean Pauls Titan, of Byrons Childe Harold - en gij zult het verschil tot in merg en been gevoelen. - Maar nu komt de godsdienst, de geopenbaarde, de joodsche, de christelijke godsdienst, - hemeltelgen uit het warme, weelderige en dichterlijke Oosten - ook daar is de beeldspraak, de beeldvorm immers zoo algemeen, zoo altijd terugkeerende, dat gij van Genesis af tot aan de Openbaring van Johannes, den theologant, al wat heilig,
| |
| |
goddelijk, zaligend is, onder den vorm van het beeld ontvangt:- wij noemen alleenlijk:- de profetien, en de gelijkenissen des Heeren.- Zelfs de meer zuivere zedekundige voorschriften, die als afkeerig van den dorren, stijven wijsgeerigen toon, altijd als beeld terugkeeren. - Daarom staat de Openbaring in veel naauwere betrekking tot dezen dichtenden aanleg der menschen, dan men weet of weten wil, en menig echt prozaïsch, regtzinnig christen-burger-mensch, is en blijft, zijns ondanks, in die dichterlijke voorstellingen gevangen en gebonden, waaronder de heilzame kern der geopenbaarde waarheden verborgen ligt, als de vrucht in de schaal. - Zonder groote, gewigtige bedoelingen, zal de almagtige Schepper - (der grosze Urbildner, volgens onze Germaansche vrienden) - dezen vorm niet hebben gekozen, om de waarheden der openbaring tot algemeen eigendom eener nog niet ontwikkelde menschheid te maken. - Intusschen ontstaat hier bij het verstandig gebruik, zoo als overal, een gevaarlijk misbruik - wij bedoelen dit dreigend en welbekend gevaar: om de zaak, de waarheid, met het beeld te verwisselen, - om de schaal te behouden en de vrucht te verliezen. - De mystieken en de pietisten, - die overigens zeer natuurlijk op godsdienstigen, christelijken bodem moesten opwassen, hebben met ongeloofelijke gretigheid den beeldenvorm aangegrepen. - De Katholieke kerk, de zinnelijke, plastische, dramatische kerk, bij voorkeur, heeft hare beeldengalerijen onafzienbaar rijk uitgezet en verduizendvoudigd. - De godsdienstige mensch is vaak de mensch der verbeelding geworden. - Vele mystieken schijnen doortrokken met denzelfden geest, welken wij bij de Hindoes aantreffen, - of met de godenleer in de mythologien der heidensche wereld. - Als ge de verbazend stoute dichterlijke grepen van een Jakob Böhme en zijne geestgenooten ziet, - erkent ge zelfs hier en daar de overdrevene, gedrochtelijke voorstelling van het Brahmisme en het
Boeddhisme, geschoeid op Christelijke leest. - De personificatie der Drieëenheid, de ontsluijering der goede en booze geestenwereld, - de twee rijken des lichts en der duisternis - alles komt in beeldrijken vorm te voorschijn. - Er ontstaat eene doorgaande overdichting der Openbaring -: men heeft deze Openbaring tot een louteren prentenbijbel gemaakt, waar men den tekst heeft uitgeligt, en alleen de platen, dikwerf de meest ongerijmde en vreemde platen, heeft behouden.- Vandaar de allegorie en beeldenspraak, die meermalen, tot de karikatuur afgedaald, hemel en hel heeft bevolkt met fantastische beelden, die ons - 't zij met verlof gezegd - herinneren aan menig theatre fantasmagorique op onze kermissen. - En hier ontstaat nu de vraag, of het christelijk onderwijs en de ware stichting, bij voorkeur onder den allegorischen beeldenvorm mag en kan bevorderd worden? Waarom niet? zegt ge nu. - Heeft de Profeet en de Psalmist niet alzoo in tal van beelden gesproken en gezongen? - Heeft de eenige, onfeilbare Heer en Meester, niet mede in leenspreuk en gelijkenis de hoogste en heiligste waarheden geopenbaard? - en mag men derhalve in denzelfden geest niet mede onderwijzen en stichten - en het volk met de waarheden der Openbaring bekend maken in dichterlijken vorm? - Op deze gevolgtrekking valt het een en ander aan te merken -: vooreerst, zullen we u moe- | |
| |
ten verzoeken, uwe beelden te houden binnen den kring welken de Schrift u aanwijst, en zeer voorzigtig te zijn om hier niet verder te gaan. - 't Is ons, als Christenmenschen, om waarheid, en deugd, en geloof te doen, om heiliging, en bovenal om liefde - waar ge ons nu met allegorie en verpersoonlijking, een aanhoudend, dartelend, nietig, welligt behagelijk spel speelt met die waarheden, en daardoor ongevoelig van de eigenlijke stichting en opbouwing, en de christelijke volmaking aftrekt - en louter personen en beelden in dichterlijke voorstellingen
geeft, - daar werpt ge, zoo als men zegt, met eigene handen uwe glazen in - daar geeft ge ons een tal van kleederen, schitterend met goud geborduurd, maar het ligchaam, dat daaronder behoort, ontbreekt, - of wel, men wordt door dit verleidelijke spel der verbeelding - bezig gehouden, aangetrokken, gelokt - geamuseerd - terwijl de ernstige en verhelderende kracht der godsdienst ontbreekt. - Buitendat weet men immers, dat deze allegorien, waar Christus dikwerf zeer zonderling en onchristelijk verschijnt - een soort van anti-christ - waarin alles in beeldspraak over- en ver-vloeit, tot gedurig misverstand en wanbegrip aanleiding geven - zoodat men eindelijk dáár, waar men ons ware stichting en christelijk onderwijs belooft - alleenlijk de geestige invallen en het weelderige vernuft erkent, en overtuigd wordt door eenen welmeenenden, maar onhandigen gids misleid te zijn. - Deze gevaren zijn niet denkbeeldig, maar bestaan inderdaad. - Onze beschouwing en beoordeeling van het genoegzaam bekende werkje van den Engelschen Bunyan, op nieuw vertaald door den heer De Liefde, naar de titelopgave, zal, volgens de medegedeelde opmerkingen, niet in allen deele gunstig kunnen zijn. - De gebreken van deze doorgaande allegorische voorstelling worden niet weggenomen door den eigenaardigen, vreemden, voor sommigen aanlokkelijken stijl en vorm. - De vernuftige en dichterlijke opvatting van de godsdienstige waarheid is geen vrijbrief voor de overdrevene inkleeding, en de duisternissen en dubbelzinnigheden en verwrongene begrippen, welke noodzakelijk door dergelijke, op elkaâr gestapelde, in elkaâr gevlochtene allegorien moeten ontstaan, worden niet opgewogen door eene soort van bijzondere gemoedelijke zalving, welke men aan den ouden, verjaarden, Engelschen, christenpelgrim heeft willen toeschrijven. - Wij gelooven niet dat op deze wijze, in onze dagen, die aan kracht, aan degelijkheid, aan praktisch Christendom groote behoefte hebben,
aan de eischen destijds voldaan wordt. - Wij zijn er wel van overtuigd, dat de heer De Liefde beter had gedaan, den ouden pelgrim te laten rusten, of er zelf een nieuweren te laten verschijnen en rondwandelen, die beter in onze negentiende, dan in de zeventiende eeuw te huis behoort - want daartoe ontbreekt het den vertaler noch aan geest, noch aan vinding. - Wij wenschen in eene volgende aflevering ons afkeurend oordeel over den ouden pelgrim door en uit hemzelven te staven, en verzoeken eindelijk den lezer, om de woorden van den onvergetelijken von Herder, die wij aan het hoofd van ons inleidend verslag plaatsten, over te lezen en te behartigen.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|