Aankondiging ter waarschuwing tegen: lotgevallen van een kantoorklerk,
door Christiaan. Nieuwe uitgave. Amsterdam, J.C. van Kesteren. 1853.
Het kan zijn, dat het een kantoorklerk was, die in zijnen vrijen tijd dit boek zamenflanste, en tot dat einde zijne verbeelding en vooral zijne idealen van geluk te hulp riep. Beide stijgen niet hoog en nemen geen waardige, veel min majestueuze vlugt. 't Is lafheid bij schrale gemeenheid. Wij hebben ons, na een derde van het boek te hebben doorgelezen en de rest doorbladerd, neêrgezet om na te gaan, of wij ooit in de boekenwereld zijn wederga in nietsbeduidendheid hadden aangetroffen; doch moeten bekennen, dat wij verlegen zijn om een pendant te noemen. De eene flaauwheid volgt op de andere. - Het zou mogelijk geschikt wezen om jongens van veertien tot zestien jaar te vermaken, mits die wat weinig ontwikkeld waren, zoo er niet dingen in voorkwamen, op dien leeftijd nog beter niet geweten. - De kantoorklerk [het boek] kan welligt zijn fortuin nog maken bij den eenen of anderen jeugdigen winkelbediende en hem een' avond helpen korten, wanneer de patroon soms uit is. Bijna het eenige wat hem naar regt en verdienste te beurt viel en nog zou toekomen, waren de slagen van meester Torman.
Op blz. 35 vonden wij eene voorstelling, die kon gebruikt wezen als vignet, om daarmede Christiaans houding als auteur voor te stellen: - ‘..... rigtte zich fier in zijnen zadel op en het paard scheen op eens al zijne overgeblevene krachten te verzamelen; het steigerde en wierp den kop achterover, vlak tegen den neus van Johan, die bijster weinig op deze liefkozing gesteld was, en draafde toen op eens, door dik en dun, naar eenen kleinen modderplas voorwaarts.
De ongelukkige berijder klemde zich stevig aan de manen vast en zijne spille