| |
| |
| |
Letterkunde.
De val van het laatste bolwerk der protestanten in Frankrijk. - La Rochelle in 1627.-
Door Chonia. Twee deelen. 's Hertogenbosch, Gebr. Muller.
De geschiedkundige roman schijnt in de letterkundige wereld meer en meer een vasten voet te verkrijgen. -Wij leven, zouden we schier vooronderstellen, in een tijdvak, waar de geschiedenis, of hare muze, de zusterlijke hulp van Calliope behoeft, waar de doode, stijve, historische vormen, de torso's en beelden der verledenheid, in het vriendelijk en begoochelend licht der romantiek en der verdichting moeten verschijnen, evenzoo als we, vóór eenige jaren, de beroemde Ariadne van Dannecker, te Frankfurt, onder een kunstmatig roosverwig licht aanschouwden, en velen dat kleurenspel op het marmer zeer fraai vonden. - De geschiedkundige roman behoudt, even als onze armen hier en daar, een eigenaardig patronaat, waarbij welligt het stoffelijke en grof prozaïsche woord - het debiet, - even in aanmerking mag komen. - De geschiedenis is lankmoedig en onbegrijpelijk geduldig; zij geeft, onafgebroken, geheele tijdvakken, met de benoodigde helden, heldinnen, vorsten, vorstinnen, staatsmannen, oorlogen en intriguen, aan den dichterlijken bewerker prijs, en schijnt afstand te willen doen van haar oud, onverjaard regt - dat der waarheid. - De dorre kronijk wacht op den bezielenden adem van den romantieker, die weder op zijne beurt wachtte op een geschikt, ter bewerking en dichterlijke ontginning oirbaar tijdvak, waar hij links en regts - kon stofferen - Als de geschiedenis hem eerst het natuurtafereel heeft geleverd-: de staande vormen - de bergen - de boomen - de stadsgezigten - dan grijpt hij naar palet en penseel - om de beelden te maken - en mogt hij hier steeds zoo gelukkig slagen als sommigen onzer schilders, die eerst door een broeder-maestro het landschap lieten vervaardigen, en vervolgens het kunsttafereel - stofferen - met menschen, dieren - en al wat er als stoffaadje bruikbaar is. - Intusschen leert ons de tijd en de ondervinding (die beide zoo veel leeren), dat de bewerking van den geschiedkundigen roman
aan vele moeijelijkheden blootstaat; dat het zeer moeijelijk is om de twee muzen, die der geschiedenis en
| |
| |
der verdichting, met en nevens elkaâr aan hetzelfde letterkundige werktafeltje te plaatsen, zonder dat ze kibbelen, het onderling oneens worden, of elkaâr op onaangename wijze het werk uit de hand rukken - ja hoe onbegrijpelijk moeijelijk het is, dat hier vier dameshanden, te gelijk, hetzelfde borduurstuk vervaardigen, en zich zoo goed verstaan, dat men niet regt weet waar zuster Calliope of zuster Clio de naald heeft gevoerd. - Zonder beeldspraak: men erkent steeds levendiger, dat de dosis geschiedenis of dosis verdichting niet altijd juist is afgewogen, en er hier of daar te veel is - ingedaan. - De letterkundige, die zich thans aan dit genre waagt, mag niet vergeten, dat de meesters in de kunst, hier de echte gilde-meesters - als met opgeheven vinger achter zijn schrijfstoel staan - en dat men een Walter Scott, om anderen niet te noemen, niet straffeloos zal natreden, indien men, met alle mogelijke bekwaamheid en talent volop voorzien - toch het talent en de bekwaamheid mist, welke de historische romanschrijver, als zijne legitimatie, moet overleggen. - Menigeen, ook in ons vaderland, heeft zich in een oogenblik van groote en zeer zondige onberadenheid, op het een of ander geschiedkundig tijdvak geworpen, - zeer spoedig het doek gespannen - de schets ontworpen - met de eerste dekverf voortgegaan - en heeft toen dapper geschilderd of geklad - terwijl de beschouwer op de groote tentoonstelling der letterkundige wereld, met den catalogus in de hand, het hoofd schuddende, stil is heen gegaan, en het historiestuk niet verloot, niet verkocht is geworden, maar veilig terugkeerde bij den meester, - die, zoo als hij ruiterlijk en zeer geraakt verklaarde ‘zoo iets volstrekt niet begrijpen kon.’ - De geschiedenis wordt tegenover hare dichterlijke bewerkers, zoo als alom, waar de kunst met de waarheid in het strijdperk treedt - eene Nemesis - sera numinis
vindicta. - Zij houdt zich bij de kunstbewerking der romantieken van beiderlei geslacht eerst stil - doodstil - gedwee - lijdelijk - ziet alleen toe; - maar later verheft zij zich in hare volle en fiere waarde - en vraagt den operateur ernstig en openlijk rekenschap van zijne mishandeling, en herinnert ons telkens dat de waarheid geen scherts verstaat, en eindelijk aan de welbekende guiten- en boevenstreken der heeren bewerkers een einde weet te maken. - Om deze en nog andere redenen, mogen onze letterkundigen, die den historischen roman - beoefenen, - met zichzelven, en hunne krachten, en talenten te rade gaan, volgens den ouden stelregel van Horatius - quid ferre valeant humeri - ‘wat de schouders kunnen torschen.’ - Menigeen der onzen, die in de letterkundige wereld een naam of naampje verlangt, kan nog al voort op weg met een ligten reisbundel, waarin enkele aardigheden en wat schoon goed voor de reis, - maar gij zult hem, zoo zwak en smal geschouderd, geen zwaren konings- of keizersmantel mogen omhangen, of in een borstharnas gespen - de spierkracht der genie wordt tot heden toe niet verkregen, of gekocht, of bezorgd noch aan het Scheveninger-, of Homburger-, of Leuker-bad. - Buiten allen twijfel, dat meer dan één onbezonnen waaghals, en letterkundige slaapwandelaar, groote ongelukken heeft gehad, toen hij, tegen allen goeden raad, toch geschiedkundige romans wilde schrijven, en er niet van af te brengen was; terwijl hij welligt uitmuntende bijdragen
| |
| |
voor tijdschriften of almanakken had kunnen afleveren, prachtige preken maken, of overwinnende pleidooijen in deze wereld sturen - in deze, zoo ondankbare wereld, die, helaas! nog altijd den oorspronkelijken stempel van de genie kan onderscheiden, en niet altijd op de letterkundige markt knollen, al zijn ze kunstig nagebootst, voor citroenen koopt!-
Na deze inleidende opmerkingen, begroeten wij, met des te meer belangstelling, een geschiedkundig tafereel van Chonia, waarvan reeds de uiterlijke vorm, papier, vignetten, omslag, ons eenigzins omkoopen, en overtuigen dat dit werk voor de fatsoenlijke wereld is geschikt, waartoe, zoo als van zelfs spreekt, alle schrijvers, en alle lezers van alle Nederlandsche tijdschriften, behooren. - Chonia - letterlijk en getrouwelijk vertaald-: J.C. Kindermann, blijkens het onderschrift der voorrede - Chonia heeft het letterkundig publiek reeds meermalen eenige vruchten, niet slechts bloemen, voorgezet - wij noemen slechts het Godsdienstig handboek voor den zeeman - het vervolg op Diepenbeek - en laatstelijk, Kamphuijsen; - verschillende werken, ook verschillend beoordeeld; terwijl de voortreffelijke voorganger van dit historisch tafereel, - Rochelles beleg - tamelijk versch in het geheugen ligt. - Chonia schijnt zich dus op het reeds hierboven door ons beschouwde gebied wèl en te huis te bevinden, en poogt andermaal den geschiedkundigen roman, in oorspronkelijken vorm, aan te bevelen. - Ditmaal blijven wij niet binnen de grenzen van ons vaderland-: mede eene godsdienstige - beter gezegd - ongodsdienstige verdrukking; maar geene opgejaagde Remonstranten, geen balling met vrouw en kind, geene Nederlandsche Staats-intrigues. - Wij bevinden ons weldra, nu in het kabinet van Richelieu - 1627 - dan in La Rochelle, het laatste bolwerk der Protestanten in Frankrijk. - De schrijver verplaatst ons, bijna even als dit in de treurspelen van Shakespeare gewoonlijk geschiedt, op eens in Parijs, dan naar de zeevesting, - en schetst den zwaren strijd, aan de eene zijde, van de vervolgde Protestanten, en aan de andere zijde, de krachtige onderdrukking van den kardinaal-minister; even getrouw, verwonderlijk getrouw aan de geschiedenis, ontwikkelt zich voor den lezer het groote, het bloedige, het beslissende drama, in vier en dertig actes (hoofdstukken), welke
wij later meer naauwkeurig zullen opgeven, en in hun onderling verband mededeelen. - Wij gelooven, bij onze eerste aankondiging, gerustelijk te mogen beweren, dat èn de keuze van het onderwerp, èn de bewerking, in meer dan èèn opzigt, hoogst voldoende zijn, - deze kloeke mannen, in het zoo fel benaauwde Rochelle, hebben, hoewel Franschen, eene oud-Nederlandsche houding: de wakkere geloofshelden der 16de en 17de eeuw - daardoor wordt de belangstelling voor deze ‘martelaren aan zee,’ bij den Nederlander opgewekt - hij vindt er zijne broeders. - De bewerking is, over het algemeen, historisch eerlijk - levendig - meermalen aanschouwelijk - bovenal zijn de karakterplooijen - de karakterkreuken, - met geoefende hand, aan het leven en de geschiedenis ontleend - de hoofdpersoon, Richelieu, met den biechtvader en de katjes naast zich, den volgzamen koning Lodewijk XIII, achter zich, en het weerspannige Rochelle tegenover zich,
| |
| |
fiksch geschilderd, niet minder de verschillende bewoners van de belegerde stad - magistraten, burgers, vrouwen, en al wat tot de eigenaardige stoffaadje eener belegerde stad behoort. - Voorts is er in dit historisch tafereel geen parforce-jagt gemaakt op verbazende, volstrekt onverwachte, en derhalve dikwerf onwaarschijnlijke incidenten, - romantisch donderzilver, uit de fabriek van Sue - geene ijsselijkheden om flaauw te laten vallen - volstrekt niet. - Geleidelijk en naar waarheid zien wij den kardinaal, als een boschkat, zijne prooi meer en meer naderen - en eindelijk bespringen - wij zien het bolwerk wankelen, bezwijken en vallen - groote, edele, krachtige heldengedaanten, mannen met oud - Romeinsche burgerdeugd, tegenover den geweldigen en alles verpletterenden staatsman, die, hoewel zelf wankelende en bedreigd, evenwel de benarde stad, gelijk het te regt heet - eindelijk: ‘den gorgel digtknijpt of wringt,’ - en overwint. - Daarenboven - vergelijk het ‘Woord vooraf!’ - heeft de schrijver dezer tafereelen persoonlijk de muren en wallen van de heldenstad bezocht; hij heeft de ‘fiere vest,’ met eigen oogen gezien, op de plaats zelve reeds eenige bladzijden zijner treffelijke historische voorstelling zamengesteld, is vriendelijk en heusch ontvangen door geleerden en ongeleerden, en zoo genoot Chonia het voorregt om te zien, te onderzoeken en te gevoelen, - niet op de vleugelen der verbeelding, maar te midden der gedenkteekenen, die hem telkens de personen (Richelieu, Thevenin, Guiton) als voor de oogen schilderden. - Wij gelooven dat deze bijzonderheid aan het werk eene groote waarde geeft. - Als ge daar eindelijk nog bijvoegt (zie het Voorberigt) de bronnen, echte onvervalschte bronnen, door hem geraadpleegd - de historische zorg, welke Chonia aan deze bewerking ten koste legde, dan is er geene reden, om dit levend en diep aangrijpend tafereel niet dadelijk eene plaats
aan te wijzen onder de beste, de meest saprijke, voedzame en rijpe vruchten onzer hedendaagsche letterkunde.
Toen we bij de lezing van dit werk telkens de geschiedkundige trouw van den bekwamen schrijver erkenden, kwam de wensch bij ons op, om eene zuiver geschiedkundige schets van het onvergetelijk beleg in 1627 aan de lezers van dit tijdschrift te kunnen mededeelen, als inleiding op het werk zelve - als breede en algemeene voorrede, of wel opdat de bescheidene en weetgierige lezer zich geheel op het gebied zou kunnen - orienteren, voor en onder de lezing van alles wat Chonia hem zoo boeijend aanbood. - En hier (als we dezen minder deftigen term ongestraft mogen gebruiken), is ons juist in den mond geloopen wat wij zochten-: eene korte, keurige en tamelijk volledige schets van het beleg, - immers geschikt om den lezer als aan de hand daarheen te brengen, waar wij hem gaarne wenschten te zien. - In de Revue des Deux mondes, 15 Avril 1853, verscheen eene keurige bijdrage van Mr. A. de Quatrefages, de l'académie des Sciences - getiteld: Souvenirs d'un naturaliste - les côtes de Saintonge - la Rochelle. - Aldaar heeft de fransche berigtgever, die even als Chonia, de merkwaardige plaats der onderdrukte vrijheid zelf bezocht, eene korte, zeer opwekkende, geschiedkundige schets van het beleg medegedeeld, en wij gevoelen ons genoopt deze hier, vertaald, den Nederlandschen lezer aan te
| |
| |
bieden - hij vinde daarin een waarborg voor de geschiedkundige trouw van onzen Nederlandschen schrijver, en tevens een noodzakelijk historisch voorportaal voor het uitgewerkte tafereel, alwaar de verdichting en de verbeelding de waarheid der gebeurtenissen op eene uitmuntende wijze hebben ondersteund en bescheiden opgeluisterd. - Moge de vereenigde lezing van de schetsen des heeren Quatrefages en van de hoofdstukken van Chonia ons oordeel volledig bevestigen!-
‘Het beleg van 1573 had de kenmerken gedragen van een tijdvak, waaruit de ridderlijke geest nog niet verdwenen was. - Met geweld hadden de bevelhebbers onder den hertog van Anjou de weerspannige stad willen bedwingen. - Terwijl zij het eigen leven in de waagschaal stelden, hadden zij dat hunner krijgslieden weinig geteld. - De woede van den aanval, de kracht der belegerden, verklaren eenigzins de verbazende verliezen van menschen aan de beide zijden - (die van Rochelle telden een verlies van omstreeks 1300 burgers, - waaronder 28 schepenen; het koninklijke leger daarentegen een verlies van 22000 krijgslieden - 10000 op de muren gesneuveld, waaronder 200 officieren, 50 kapiteins, en 5 mestres de camp). - Deze wijze van oorlog stelde den weg open voor heldenfeiten, en hier hebben de inwoners van Rochelle zich voortreffelijk doen kennen. - Den hertog van Anjou na te volgen, ware even zooveel geweest, als zich aan dezelfde hinderpalen te onderwerpen, en even als hij teruggeslagen te worden. - Daarenboven had Richelieu (1627) eens vast besloten om de Protestantsche partij in Frankrijk te fnuiken, die hij daarentegen in Duitschland even krachtig ondersteunde, en reeds dadelijk eene andere krijgsmethode gekozen. - Ten einde in dezen vreesselijken strijd niets aan het toeval over te laten, veranderde hij de belegering in eene blokkade. - Volgens zijn bevel werd er om Rochelle heen eene gracht gegraven, zes voet diep, twaalf voet breed, en drie mijlen in omvang, welke aan de beide uiterste zijden der haven uitliep. - Achter deze gracht verhief zich eene borstwering met zeventien kleine forten voorzien, en eene menigte redouten, met eene geweldige kracht van zwaar geschut. - Veertig duizend uitgelezene manschappen, onder het bevel der meest bekwame hoofdlieden, waren buiten deze versterkingen gelegerd, en mogten de belegerden niet bestrijden dan alleenlijk waar dezen een uitval beproefden, terwijl zeer ernstige bestraffingen, aan de meest voortvarenden, spoedig
leerden, dat dit bevel zeer nadrukkelijk was gemeend. - Alzoo te land gerust - begon Richelieu ter zee te werken. - De inham, aan welks einde de stad gebouwd was, was aan de twee uiterste gedeelten door een kanaal bereikbaar, 1400 mètres lang, dat de schepen van la Rochelle bevoeren, onaangezien het vuur der batterijen en forten; - door welk kanaal de Engelschen, deze verdachte bondgenooten der stad, haar konden naderen. - Richelieu besloot dezen doortogt te versperren. - Onder zijn opzigt heeft Clemens Métézeau eerst het paalwerk hier ingeheid, vervolgens liet hij schepen, met steen geladen, zinken, en trok op deze grondvesten een dijk op welke de hoogste vloeden trotseerde. - Eene geul van eenige roeden, in het midden van den dijk gelaten, werd door twee kleinere dammen, met geschut
| |
| |
verdedigd; buiten dat door een tweetal forten, en drievoudige rij van oorlogschepen, steeds strijdvaardig; balken, met ijzeren ringen aan elkaâr gehecht; schepen ten anker, waarvan de voorsteven naar de stad gekeerd was en voorzien van lange ijzeren sporen, om de branders en foudroyans (een soort van vlottende mijnen, die op eenmaal ontploften) tegen te houden. - Toen dit alles gereed was, wachtte Richelieu den afloop af met het geduld, 't welk de zekerheid van een goeden uitslag hem inboezemde. - De val van Rochelle was inderdaad reeds beslist; alleen het tijdstip was nog onzeker. - De inwoners, op die wijze volstrekt af- en ingesloten, hadden weldra allen leeftogt verteerd - de hongersnood woedde vreesselijk - de bijzonderheden, door ooggetuigen medegedeeld, zijn huiveringverwekkend. - Nadat men de meest afzigtelijke spijzen had verslonden, en gepoogd het koren door gestampte beenderen en hout te vervangen, en het vleesch door leder en parkement, wilden de belegerden hunnen razenden honger bedriegen door fijngewreven pleister en tot gruis vermalen lei. - Velen aasden op lijken, en men zag eene vrouw sterven die haar eigen arm verslonden had. - De dooden lagen op de straten te verrotten zonder graf - de levenden- “overdekt met een zwarte huid, waar de beenderen door heen staken, ondervonden eene onlijdelijke smart bij de minste aanraking.” - Tegen het einde van het beleg, stierven er dagelijks omstreeks vier honderd menschen. - Zoo kon Lodewijk XIII, na een beleg van 14 maanden en 16 dagen, zijne tranen niet bedwingen, toen hij Rochelle binnentrok en de ellende aanschouwde, die men vruchteloos voor hem poogde te verbergen. - Hij werd daar slechts door 5000 inwoners, die om genade baden, ontvangen. - Van de 28000, welke bij het begin van het beleg aanwezig waren, rekent men dat er 23000 den hongerdood waren gestorven. - (La Rochelle werd den 29 October 1628 voor de koninklijke troepen geopend,
de koning kwam eerst op den 1 November binnen de muren. - Men moest gedurende deze twee dagen de straten reinigen, de lijken begraven, en aan de uitgehongerde inwoners leeftogt verschaffen).
Zeldzaam bereikt eene bevolking zulk eenen trap van heldenmoed, wanneer zij niet wordt ondersteund en als bezield door iemand, die zijne eigene geestkracht aan anderen mededeelt en als instort. - Deze persoon was hier-: Jean Guiton. - Uit het geslacht der schepenen geboren, zoon en kleinzoon der maires, heeft deze beroemde held van Rochelle zich eerst op den handel toegelegd, door zijn beperkt vermogen daartoe genoodzaakt (Vergelijk Jean Guiton, dernier maire de l'ancienne commune de La Rochelle, par P.S. Callot), later, in negen en dertigjarigen ouderdom, tot admiraal benoemd, ontwikkelde hij op eenmaal ongewone krijgskundige talenten en eenen onverzettelijken heldenmoed. - Bij zijn eerste optreden, ziet men hem de vijandelijke vloot, tweemaal sterker dan de zijne, aanvallen en op de vlugt jagen, en enkele schepen veroveren. - Later overviel hij met 5000 man en 500 stukken geschut den hertog van Guise, wiens oorlogschepen, grooter, met kanonnen van zwaarder kaliber voorzien, 14000 man en 643 vuurmonden telden. - De strijd was woedend. - Gedurende twee uren werden er 14000 kanonschoten gelost, en de
| |
| |
twee admiraals liepen zelve het grootste gevaar. - De invallende nacht maakte een einde aan deze ongelijke worsteling; maar in plaats van toen te vlugten, bleef Guiton met zijne manschappen op de plaats, gereed om den eerstvolgenden morgen den strijd voort te zetten. - Bij het krieken van den dag kwam het berigt dat de vrede geteekend was. - Toen zag men Guiton den Hertog van Guise begroeten en dezen zijn vaandel aanbieden, als aan den vertegenwoordiger des konings. - Guise weigerde dit geschenk aan te nemen, verklarende dat hij dit zegeteeken niet had overwonnen in den laatsten strijd. - Hij omhelsde Guiton en zeide tot de bevelhebbers van la Rochelle: ‘gijlieden zijt moedige mannen, en toondet dit door uwe dapperheid - dat had ik niet alzoo verwacht, en veeleer vermoed dat gij, bij den aanblik van zulk een magtigen vijand, zonder strijd zoudet terug getrokken zijn.’ - ‘Monseigneur,’ riep Guiton, ‘tot hiertoe heeft God ons de genade bewezen om nimmer den rug aan den vijand toe te keeren, en ik had mij eerder door het vuur laten verteren, dan te vlugten.’ - Alzoo was de man, welken de burgers van Rochelle tot hun aanvoerder kozen, toen zij, gedurende eene belegering van negen maanden, ten einde raad en hulp, hunnen moed wenschten te versterken. - Er behoorde een zeldzame opoffering toe om eene dergelijke taak te durven ondernemen; men kan de weifelingen van Guiton, ten dezen opzigte, ligtelijk begrijpen. - Eenmaal intusschen aan het hoofd geplaatst, trad hij geen oogenblik terug. - Te midden der vreesselijke tooneelen, welke wij reeds deden aanschouwen, toonde hij aan zijne medeburgers een kalm voorhoofd, ja was somtijds zelfs vrolijk. - Hij wist alles in behoorlijke orde en regelmaat te houden: inwendig beheer, verdediging der stad, onderhandeling met Engeland en den koning. - Des daags was hij voorzitter in den raad, bezocht de kranken en vertroostte de stervenden - des nachts deed hij de ronde, en had
zelf het bevel over de patrouille. - Sommige inwoners der belegerde stad, door wanhoop overvallen, en overtuigd dat hij alleen den staat der zaken aldus verergerde, poogden hem meer dan eens met dolksteken te vermoorden en zijne woning in brand te steken. - Guiton, zonder barmhartigheid voor verraders en spionnen, liet hen, die zich alleenlijk aan zijn persoon vergrepen, in de gevangenis werpen, en verdubbelde zijne standvastigheid. - Eindelijk, toen hij de Engelsche vloot tweemalen had zien naderen zonder iets uit te rigten, toen hij kennis had bekomen van het verdrag, volgens hetwelk deze bedriegelijke en trouwelooze bondgenooten hem in de hand van Richelieu wilden overleveren - toen de bezetting was versmolten tot op 74 Franschen en 62 Engelschen - toen begreep Guiton, dat hij alles verrigt had, en van zijne medeburgers verkregen, wat menschelijker wijze mogelijk was, en hij was de eerste, die ried om zich aan den koning te onderwerpen - en alle persoonlijke grieve vergetende, opende hij voor een zijner hevigste vijanden, den bijzitter Raphael Colin, den kerker, droeg hem de bewaking der stad op, pogende op deze wijze het sluiten van het verdrag te bespoedigen. - De voorwaarde was hard: men liet den inwoners van la Rochelle het leven, hunne goederen, vrijheid van geweten - maar al de privilegiën der stad, en de wallen die haar beveiligd hadden, moes- | |
| |
ten ter zelfder ure vallen - de maire en een tiental der meest aanzienlijke burgers werden verbannen - zij keerden na verloop van eenigen tijd terug, Guiton trad in de koninklijke zeedienst met den rang van kapitein. - Hij stierf te la Rochelle in den ouderdom van 69 jaren, werd begraven nabij het kanaal de la Verdière, op dezelfde plaats waar de muren zich verhieven welke hij eens zoo kloekmoedig had verdedigd, tegenover het fort Louis, oorzaak of voorwendsel der heldenfeiten waardoor hij zich beroemd maakte, en in het gezigt van dien noodlottigen dijk, welke de ondergang was van
zijne vaderstad.
Alle geschiedschrijvers, met uitzondering van Colin en enkele verblinde naschrijvers, zwaaijen aan Guiton eenparig den hoogsten lof toe. - Katholieken of Protestanten, priesters of leeken, allen eerbiedigen dezen held, de grootheid van zijn karakter en zijn edelmoedig hart. - Zijn naam is volkseigendom in la Rochelle gebleven, - en men toont ons de marmeren tafel, waarop Guiton met zijn dolk sloeg toen hij den eed aflegde om niet te buigen. - Ten jare 1841 wilde men den onvergetelijken burger een standbeeld oprigten - de regering heeft toen het besluit van den stedelijken raad niet willen goedkeuren. - 't Is zeer moeijelijk om deze weigering te verklaren. - Vreesde men om den schijn op zich te laden alsof men een opstand wettigde? Een onhoudbare grond! - Guiton en zijne medeburgers waren in geenen deele opstandelingen - zij verlangden niets anders dan de uitvoering van een verdrag door een reeks van koningen bekrachtigd, - geheiligd door het gezag der eeuwen, welk verdrag zij van hunne zijde naauwgezet hadden nageleefd. - Het manifest, voor de belegering bekend gemaakt, is de edele, aandoenlijke taal en weerklank hunner gevoelens-: ‘Zij erkenden al de vorsten, prinsen, of gemeenebesten met de kroon van Frankrijk verbonden - zij bragten in herinnering, dat zij het eerst het juk van Engeland hadden afgeworpen,’ om niet als vreemdelingen in hun eigen land te zijn - maar,’ werd er bijgevoegd, ‘ons onze vrijheden te ontrooven, dat is even zooveel alsof men ons met geweld in de armen der Engelschen werpt.’ - Bij den hoogsten nood, waren de daden van den raad der stad altijd overeenkomstig met hunne uitgedrukte bewoordingen. - In plaats van zich aan Engeland over te geven, werd elke gedachte van verbond ter zijde gezet; men handelde naar regt en wet, naar beide zijden, de regten der souvereiniteit handhavende, terwijl men beloofde om nimmer een afzonderlijk vredesverdrag te sluiten. - Gedurende het beleg werden de leliebloemen
met zorgvuldigheid op de deuren beschermd, en elken dag, te midden van den knellenden hongersnood, bad de gemeente voor het leven des konings. - Met één woord, de inwoners van Rochelle bleven, onaangezien hunnen worstelstrijd, getrouw, en verdienden inderdaad de beschuldiging welke de voorgewende overzeesche bondgenooten lieten hooren: ‘dat zij de leliebloem al te diep in het hart hadden gestempeld.’ Hunne getrouwheid bleef intusschen ondergeschikt aan hunne gehechtheid aan de voorregten der stad, en deze, onvereenigbaar met den maatschappelijken vooruitgang en met de zamensmeltende staatkunde die Richelieu met magtige hand ontwikkelde, moesten noodlottiger wijze vernietigd worden. - Buiten allen twijfel was la Rochelle, wat het oude regt betrof, in haar volkomen regt. - De kardinaal
| |
| |
kon zich op het nieuwe regt beroepen; - misschien is het geoorloofd om te beweren, dat in den bloedigen worstelstrijd, de aanval en de verdediging beide even gewettigd zijn geweest (furent également légitimes) NB. - Wij laten deze stelling geheel voor rekening en verantwoording van den franschen schrijver.
‘Heden ten dage zijn al deze oorzaken, welke eens zoo veel stroomen bloeds, uit duizend wonden, deden vloeijen, verdwenen. - Heden ten dage, nu een vereenigd Frankrijk het verdeelde Frankrijk van vroegeren tijd heeft vervangen, zijn de geloovigen der meest verschillende kerken in de oogen der gemeenschappelijke moeder gelijk. (?) - Het spooksel der republiek, opgerezen uit de barrikaden van Februarij, is weggezonken en teruggedeinsd voor de schitterende openbaring eener magtige nationale kracht, en niets, zoo als het ons toeschijnt, belemmert de verwezenlijking van een wensch, welken wij uit tal van monden, zonder verschil van geloof, hebben vernomen. - Guiton was de krachtigste uitdrukking van het gevoel zijner medeburgers - om die reden zijn zijne latere stadgenooten hem een standbeeld schuldig. (?) - Het grondbegrip van vaderland, is zoowel te la Rochelle, als in al onze provinciën, herboren en gelouterd. - Derhalve kan Frankrijk, zonder eenig gevaar, dit eerbewijs aan eene plaatselijke vaderlandsliefde aanbieden; eene vaderlandsliefde, die gedurende langen tijd de eenige waarachtige - de eenige mogelijke hulde is geweest - en daardoor aan den laatsten strijder, die de dapperheid van Rochelles inwoners toen tot heldenmoed deed rijpen - eene eerzuil oprigten. - 't Is altijd nuttig, om dergelijke herinneringen krachtig op te wekken. - La Rochelle heeft zich nimmer geheel kunnen herstellen van de vreesselijke slagen haar door Richelieu toegebragt. - Meermalen hebben de handelsbetrekkingen met Canada, de kust van Afrika, of St. Domingo, binnen hare muren de welvaart bevestigd; ook thans worden daar talrijke schepen gezien, - de handel in zout, in brandewijn, de uitrusting voor de visscherij, bloeit weder - maar de bevolking heeft het cijfer van vroegeren tijd niet weder kunnen bereiken. - De stad is tegelijker tijd teruggegaan en herschapen. - La Rochelle telt slechts 15000 inwoners, waaronder naauwelijks 800 Protestanten, en slechts weinige
geslachten kunnen hunnen stamboom terugbrengen tot de dagen der belegering. - De vervolgingen, die een aanvang namen toen men de Calvinisten niet meer vreesde, de herroeping van het edict van Nantes, de verhuizing naar vreemde landen, ten gevolge daarvan, de gemengde huwelijken, meest altijd ten gunste der overheerschende godsdienst - dat alles moest dezen teruggang noodzakelijk maken. - De stad zelve is weinig veranderd - de straten zijn nog steeds omgeven door porches of lage galerijen, welke een puriteinschen ernst en somberheid, in harmonie met den geest der eerste bouwheeren, vertoonen. - Deze heuvels, welke de ploeg, jaar aan jaar, meer en meer tracht te effenen, zijn de eenigste overblijfselen van het fort Louis, van dat fort, 't geen de stad heeft verslonden, en met moeite onderscheidt het oog eenige golving in het land, waar eens de vestingwerken en het glacis aanwezig waren. - De noodlottige dijk is beter bewaard gebleven - storm en vloed hebben de kruin verwoest, de glooijing verzacht - maar
| |
| |
als de zee laag staat, ziet men een voor een de omvergeworpene steenen verrijzen, zich als losmaken van het strand, en even als een zwarte lijn opduiken, die zelfs thans den ingang tot de haven schijnt te willen afsluiten.’
(Revue des deux Mondes, ter aang. pl., pag. 217-223.)
Tot dus verre, geneigde lezer! de fransche berigtgever. - Mogt zijne eenvoudige, beknopte voorstelling, als inleiding op het geschiedkundig tafereel van Chonia, u niet onbehagelijk geweest zijn. - Wij komen weldra op het Nederlandsche werk meer opzettelijk terug.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|