| |
| |
| |
De propaganda, voornamelijk in protestantsche landen, naar officiëele, deels tot hiertoe onbekende bronnen,
Door Dr. Otto Mejer, Hoogl. in de regten te Rostock. Voor Nederlanders bewerkt door J. Hooijkaas Herderscheê, Predikant te Nijmegen. Eerste stuk. Te Nijmegen, bij H.C.A. Thieme, J. Fz. 1853.
Monita Secreta, of Geheime onderrigtingen voor het Genootschap van Jezus. - Met een woord ter toelichting, aan de Geschiedenis en de Instelling der Orde ontleend. Naar de tweede Erfurtsche uttgave van Dr. H.A. Bergmann. Amsterdam, Weijtingh en van der Haart. 1853.
Thou comst in such a questionable shape.
hamlet, Act. I, Sc. IV.
Een veelbesproken onderwerp, bron van bekommering voor velen is wat in bovengenoemde werken wordt behandeld. Wij weten hoe het publiek soms met dusgenoemde authentieke stukken is gemystificeerd. Is zulks ook hier het geval? - Op den inhoud en de teekenen van vroegeren tijd en van den onzen ziende, gelooven wij zulks niet. En dan zijn beide stukken daartoe, ieder in zijne soort, belangrijke bijdragen, waarvan het eerste eenigermate op het ‘wát’ - het andere op het ‘hoé is er al gewerkt?’ antwoord geeft. Zij doen ons interessante blikken werpen op den strijd, welken Hij voorzag, en uit hooger, goddelijk standpunt voorzag, die sprak: - ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard!’ - een woord, dat, indien eenig, waarheid mag heeten.
Die strijd kwam, werd eeuwen lang op verschillend gebied in onderscheiden vorm gekampt, wordt voortgezet met geoorloofde en niet geoorloofde wapenen, nu op het eene punt dan op het andere, met verschillende leuze en wachtwoord. Ingenomenheid met zijne overtuiging maar ook bijoogmerken, ijver voor de waarheid maar ook heerschzucht en het euvel der rethebberij hebben daarbij vaak vreesselijke rollen gespeeld en in den andersdenkende een' vijand doen zien. Zoo stonden Joden en Heidenen tegen Christenen, Christenen staan in veler schatting tegen Christenen over. Zou het laatste werkelijk het geval zijn met allen? Zou het zoo móeten wezen?-
Dan bood het overzigt van ‘de Propaganda’ een' treurigen, een vreesselijken aanblik. Vijandig stonden dan tegenover millioenen, in het oog van velen een petit troupeau désuni et dispersé, zoo als daarin wordt opgegeven - en waarom zouden wij het niet gelooven? - in alle streken der aarde honderd en zestig millioenen en ruim achtmaal honderd duizend Katholieken. Dat getal wordt vermeerderd, die
| |
| |
menigte vergroot zich nog dagelijks, door boden in meerdere nabijheid of tot de verste oorden bij duizenden uitgezonden, om het verlorene te herwinnen, nieuwe veroveringen te maken, mannen in gewaden van verschillende kleur en snede, van allerlei naam en geest; diocesen en vicariaten worden opgerigt, om vasten voet te winnen, het gewonnene te behouden, alles onder leiding en regeling van eene commissie van kardinalen, de Congregatie de propaganda fide. - Maar ook bij dezen stand van zaken beschouwen wij die allen niet als onze vijanden en meenen reden te vinden, om velen ijveraars het woord toe te roepen, dat een apostel sprak: ‘Indien maar de Christus gepredikt wordt.’ - Nog eens, verre dat wij hen voor onze vijanden willen houden. God moge hen en ons daarvoor bewaren! Er zijn onder die millioenen velen, die nog wat verder en hooger zien, dan aanvoerderstent en standerd die daarop wappert, die ons niet als zulke vijanden, ja wat erger is, als rebellen en renegaten beschouwen. - Anderen evenwel waken daar, naar het velen dunkt, ons steeds bedreigende. Vooral één drom staat daarbij op den voorgrond, onder welken in de latere tijden veel beweging was waar te nemen. Het zijn gevreesden en gevierden, door een Protestantsch vorst ‘de voorhoede van den paus,’ door een kerkelijk geschiedschrijver ‘de Janitsaren van den pauselijken stoel’ geheeten, de Jezuïeten. = Janitsaren [nieuwe scharen] van den pauselijken stoel! Nieuwe scharen, dat waren zij, in vergelijking van andere eeuwen oudere geestelijke orden; als die Janitsaren in het Turksche leger, de krijgshaftigste, best gedisciplineerde benden, de schrik der vijanden, maar niet minder soms het voorwerp der bezorgdheid en van den argwaan, als zij door een hoogopgevoerd esprit de corps de meesters hunner meesters dreigden te worden. - Zullen wij de geschiedenis der Jezuïeten nog
eens trachten te beschrijven? Konden wij het slechts! - Nog steeds treden er in hunne oude zaak nieuwe getuigen op; de akten zijn nog niet alle verzameld, de debatten nog niet gesloten. - De Saint Priest is door Cretineau-Joly gerectificeerd (?), de laatste op zijne beurt door den Katholieken Theiner, en dit op een hoofdpunt, wedersproken. Dat zij dikwerf zeer ongehoorzame dienaren van den paus zijn geweest, terwijl zij dan weder met eene zelfverloochening die tot heldenmoed steeg zich onderwierpen, de geschiedenis bewijst het, - adres aan Tournon en aan hunne houding bij de afschaffing der orde. Dat zij wereldlijk en geestelijk belang, tegen hunne instelling en bestemming, vreemd vereenigden en dooreenknoeiden, - Paraguay en de zaak van Lavalette moge het leeren! Dat zij gestrenge en hoogst slappe moralisten hadden; het is bekend. De jaarboeken van de Congregatie de propaganda fide konden daarvoor getuigenis bijbrengen, toen die vergadering de Jezuïeten verbood die uiterste accommodatie te gebruiken ten opzigte van de heidensche dwalingen der Chinezen. Vreesselijke consequentie en ongelijkheid aan zichzelve, koene combinatiën en weifeling, verbazend geluk tot op zekere hoogte, dan verrassend ongeluk, bittere teleurstelling na wonderbaar slagen, dát maakte tot hiertoe de geschiedenis uit eener orde, welke wij het extract van het Katholicismus hebben genoemd, waarbij men wel mag denken aan een extract, waarin sommige eigenschappen zeer geconcentreerd zijn en dat
| |
| |
daarom sterk kan werken, maar waarvoor andere en soms de heilzaamste, bij de bewerking verloren gingen, gelijk dit met verscheidene - ines in de chemische werkplaats het geval is. - En treurig noemen wij het daarom, dat de orde dezer dagen op Rome zoo veel vermag, dat aan haar het meest het werk der Propaganda, der vestiging en uitbreiding van het Katholiek geloof en der herwinning van wat het eens verloor, zoo als dit stelselmatig en aanhoudend wordt voortgezet, in handen is gegeven. Immers de orde levert daartoe het grootste getal van allen, ook ongerekend hoe velen er zijn de robe courte, die grootendeels werken onder en op die Niet-katholieken, die nog niet weder tot den schoot der kerk zijn teruggebragt.-
Wat daartoe nu zou mogen en moeten geschieden, van welke middelen, inrigtingen en krachten de kerk zich in vroegere eeuwen en later bediende, wordt in het werk van Mejer opgegeven. - In het voorbereidend historisch overzigt zien wij, hoe het werk der propaganda vroeger wel gedreven, maar niet gelijk wij boven zeiden, stelselmatig en aanhoudend gedreven werd, totdat het meer vorm, meer zelfbewustzijn kreeg reeds in het doel dat Franciscanen en Dominicanen zich stelden, die daartoe van Rome met eene opzettelijke delegatie, zoo mede met immer uitgebreider volmagten werden voorzien, terwijl beiden hunne onderscheidene ordesbisdommen werden aangewezen. Een nieuw leven ontving het werk der propaganda, toen de Jezuïeten optraden, een tegenwigt tegen het Protestantismus; meer dan eenige andere der vroeger of toen ter tijde gestichte ordes, gezèleerde boden van Rome tot aan de einden der aarde, die leden en streden, werkten, stonden en vielen met een' ijver en zelfsopoffering, waartoe alleen een onverwrikbaar geloof kracht kon schenken. Waarlijk groot verrigtten zij groots. Het zou onzin wezen en de hoogste partijdigheid verraden, indien men den moed en de trouw van zoo velen hunner zendelingen, de stalen vlijt van zoo vele geleerden wilde miskennen, als de orde heeft geleverd. Treurig echter dat dit goede door heilloos nadeel opgewogen en meer dan dit moest, worden!
Wij behoeven de donkere schaduwzijde niet aan te toonen. - Veel mogt de kerk, alles de orde en haar belang wegen; de enkele mensch werd niet gerekend. Waarheid en vrijheid, zoo als Christus die door Zijn Evangelie den menschen kwam aanbrengen, verdwenen daarbij. 't Werd alles machineachtig behandeld, de mensch en wel het heiligste in hem fabriekgoed. Noog méér uiterlijk werd wat Rome reeds te zeer enkel uiterlijk had gemaakt. Voor de hoogste en heiligste oogmerken werden dikwijls nietige, heillooze bedoelingen in de plaats gesteld. En nu mogt men organiseren, in- en afrigten; uit hooger, echt Christelijk standpunt beschouwd, was met het: - ‘de letter doodt, de geest maakt levend’ - het vonnis over de orde geveld. Van zoo vele bedoelingen als er bereikt werden of bereikt worden zullen mogt men vragen: ‘Wat hielp het den mensch zoo hij de geheele wereld won en schade leed aan zijne ziel?’ - Hoe schitterend en werkzaam, hoe kunstig en grootsch en krachtig ook naar buiten; de waarheid was niet in hen, het wezenlijke was opgeofferd aan den schijn. De mannen van het perinde ac cadaver hadden, - en hoe kon het anders? - een lijk gegeven in plaats van het wezenlijk Christendom, dat eens nog, God geve het! niet ge- | |
| |
galvaniseerd, maar van den geest van Christus doordrongen en bezield mooge worden, zoodat ook zij worden bevonden van den Christus te hebben getuigd, ofschoon Hij niet door hen tot de volken kwam.
Immers, al kunnen wij ons niet vereenigen met sommige stellingen in het werk aan het hoofd dezes genoemd, b.v. dat ‘Roomsch Katholiek en Jezuïetisch woorden zouden zijn van eene beteekenis,’ al zien wij ook met leedwezen de kerk boven Christus gesteld, zóó dat zelfs een Möhler schrijft: ‘Christus blijft ons slechts in zoo verre een gezag als ons de kerk gezag is’ - toch zijn wij niet blind voor wat er beters in die kerk is aan te treffen, voor wat daarin van een Katholieken, Christelijken geest getuigt. De geest van echte pieteit, waardoor eens een Fenelon, de Salis, en anderen bezield en bestuurd werden, is nog niet ten eenenmale daaruit geweken, zoodat men van Dan tot Berseba zou kunnen reizen en spreken: ‘het is alles woest.’ - Wij hebben Katholieken gekend die, onder fijner of ruwer vormen, levende getuigenissen daarvoor mogten lieeten, die in eenvoud of zelfverloochening geloofden, die in liefde den huisgenooten des geloofs in de eerste plaats maar ook allen menschen wèl deden, die niet zoo willig den nek bogen waar een verkeerde geest indrong en onderwerping eischte, menschen die beginselen huldigden, van welke wij in de beide laatste aartsbisschoppen van Parijs de vertegenwoordigers mogen zoeken. Wij weten dat Rome's Paus geene bullen meer uitvaardigt als Bonifacius VIII Unam sanctam, waarin hij het noodig ter zaligheid verklaarde, ‘dat men geloofde, dat de Paus meester was der beide zwaarden, zoowel van het geestelijke als tijdelijke, en dat alle menschelijk schepsel aan hem onderdanig moest zijn.’ - Doch waar is dit beweren ingetrokken? Wij willen ons ook niet verblinden voor de meerdere menschelijkheid die zich, haars ondanks, tot de Roomsche curie den weg heeft gebaand en haar het pad der dadelijke vervolging meer heeft doen verlaten. Van de auto-da-fés tot de Madiai's zelfs, welke groote schrede bereids! maar wij
moeten meer vragen. - Nog altijd heeft Rome die vervolgingen niet gewraakt, het heeft nog geene openlijke verzekering gegeven dat het die niet meer wil. Het zwijgt, naar wij vernamen, sedert de laatste jaren het excommunicamus et anathematizamus [wij sluiten uit en vloeken] in de bulle De Coena Domini, maar het heeft die niet herroepen; het middeneeuwsch wapentuig, dat alleen desuetudine abiit, door ongewoonte in onbruik kwam, om eene phrase van de Jezuïeten te ontleenen, is slechts in de arsenalen geborgen, niet vernield daarmede. Dit verlangden wij, en overtuigd dat het in dezen bezwaarlijk met een: ‘laat er geen twist zijn tusschen mij en u; trek gij ter regter - zoo zal ik ter linker gaan’ - gelijk wij dit soms kunnen wenschen, kan afgedaan wezen, voeden wij den innigen wensch, dat er in den strijd niet dan eerlijke wapenen mogten worden gebruikt. Wij houden daarbij van warmte, hoe kon zij uitblijven? maar spijten doet ons het schelden en smalen van beide zijden; het meest doet ons zulks, als het, gelijk in de laatste dagen helaas! van den kant der Protestanten komt. Dan vragen wij: bedenk, Katholieke broeder, dat het énkelen zijn.
Doch smalen doet Mejer in geenen deele. Hij erkent, dat sommige dwalingen der Roomsch-Katholieken, mogen zij verderfelijk wezen, niettemin iets eerbiedwaardigs hebben; hij ziet in het
| |
| |
streven der propaganda ijver, belangstelling in- en voor het heilige, bleef die ook niet zuiver en onvermengd.
Behelzen de Monita Secreta waarheid, en zie de aanhaling in de noot op blz. 50 - dan zeggen wij zelfs, dat die ijver en belangstelling al zeer werden verontreinigd. Men vindt daarin grootendeels wat den Jezuïeten iterum ac denuo werd te laste gelegd. Daarin worden voorschriften gegeven voor der Jezuïeten gedrag bij de vestiging van nieuwe stichtingen, jegens grooten en aanzienlijken, als predikers en biechtvaders, ten opzigte van andere ordesgeestelijken, ten aanzien van rijke weduwen en dezer kinderen, over de tucht in het genootschap, het kiezen van jongelingen om daarvan leden der orde te maken, ook om het genootschap meerderen ingang te doen verkrijgen. Het een en ander sluw en berekend genoeg; naar het ons voorkomt niet slim genoeg, om er zoo groot geheim van te maken. De zonde zou daarmede evenwel gelegaliseerd worden, het euvel hechtte dan aan het genootschap, dat trouwens solidair genoeg is; en het kon wezen en telken reize worden wat Karel III van Spanje hetzelve te laste legde: 1o Dat het oproer aanstookte, waar het meende dat het zijne rekening daarbij vond, 2o dat het eene slechte en heillooze zedeleer verbreidde, 3o dat het zich niet ontzag om de edelste mannen en de waardigste bisschoppen te vervolgen. - Van de zijde der kerk en der menschelijkheid zouden nog daarenboven die beschuldigingen vermeerderd worden, zoodat de reeks lang werd. - De Protestant zou moeten vragen, hoe hij zich tegen zulke magt en middelen verdedigen kon; en genoopt worden om ook van zijne zijde, wel geweld en dwang te blijven schuwen, maar toch naar middelen om te zien, welke eene ideale opvatting van het Christendom niet anders kan dan wraken. Hij zou genoopt kunnen worden om het pad in te slaan, dat voert langs den rand des zedelijken afgronds, waarín men vervalt met de grondstelling: ‘dat het doel de middelen heiligt.’ - Voor altijd
wég elke vervolging; maar uitsluitende bevoordeeling van geloofsgenooten, ondersteuning van wie door de maatregelen van hen, die dan onze tegenpartij werden, waren achtergezet, zij werden noodweer. En toch! zijn zulke middelen te vereenigen met de Christelijke liefde? Zijn zij het met het regte vertrouwen op God en Christus, den Heer der kerk en de magt der waarheid? Zou het ook te veel hebben van het permettre les actions en het purifier les intentions, waarvan Pascal een verwijt tegen de orde maakt, en dat inderdaad, behelzen de Monita Secreta waarheid, schering en inslag van hunne moraal en aanwijzing hoe te handelen zou wezen?
Wij beleven in deze dagen vernieuwde aanmatiging van de zijde van Kome en zijne partij in Frankrijk, Portugal, Pruissen, Engeland en ons vaderland. Wij achten het goed dat daarvoor de oogen worden geopend, wij achten het nuttig voor ons en die van ons verschillen, dat men zich cordaat versta over aanspraken, bedoelingen en eischen. Daartoe is openheid een eerst vereischte. - Uit dien hoofde bevelen wij gaarne bovengenoemde werken aan, ook aan hen wier tegenspraak wij wachten. Wij eeren den moed van den vertaler en bewerker van ‘de Propaganda enz.’ die zijne taak zoo goed verrigtte. Moge het vervolg niet lang uitblijven! Wij hopen bij de aankondiging daarvan meer bepaald verslag te leveren van het werk zelf.
chon.
|
|