voerde gestaafd in de Key of Uncle Tom's Cabin. - De door Wells Brown en Douglas ingeleverde aanklagten zijn daarom dubbel belangrijk, dewijl zij niet slechts in persoon verschijnen als getuigen à charge, maar ook, omdat zij eene leven - dige wederlegging zijn van het vooroordeel, alsof de neger op te lagen trap van aanleg stond om zich tot humaniteit te verheffen. Welk een juist besef van regt en hoe veel menschelijkheid spreekt in die weinige bladen! Waar men voor zulke ideeën toegankelijk en vatbaar is, waar deze door vernedering en mishandeling niet tot het laatste spoor waren uit te roeijen, daar heeft men ook op grond daarvan aanspraak op vrijheid en menschenregten. - Het moge in het plan der Voorzienigheid liggen, dat de Indogermaansche stam, als naar aanleg de krachtigste en meest veredelde stam uit den wortel der menschheid, hare loten en takken het verst uitbreide; er is bodem, er zijn plekken, waar de aard van grond en luchtstreek hem het verblijf verbiedt, zijn indringen straft, waar de neger leeft en zich kan ontwikkelen. - Ieder het zijne! - Daarop moet en zal het eens nederkomen. - Ook in die streken moet de oorlog, dáár vaak menschenjagt, eens ophouden, het redelijk schepsel in zijne waarde erkend, het groote doel des levens nagestreefd en bereikt worden. En dat zal geschieden, naarmate de Zonne der geregtigheid, nu nog te zeer verborgen, ook over die oorden opgaat, het Evangelie daar wordt gebragt en Christelijke geest de menschheid doordringt en veredelt. - Dat dit nog niet het geval is, dat de verwaarloosde, verzinnelijkte en verdierlijkte neger voor brandewijn, wapenen en snuisterijen zijn' natuurgenoot belaagt, bestrijdt, rooft, - dat de verdrukte en verbitterde neger wraakzucht voelt opkomen en
gruwelen pleegt - schande voor het een en ander over de blanke kinderen des duivels, die hem daartoe verleiden en dringen! Men leze hier de behandeling den armen zwarten aangedaan, steke de hand in den boezem, en vrage zich: - ‘Wat zou ik in zulke omstandigheden? Waartoe zouden verbittering en wanhoop mij hebben gebragt?’ - Met al ons Christendom hadden wij mogelijk wel een zeer gering deel van zulke beestachtigheden verduurd. - Verdrukking en bloed schreeuwen om wrake tot God over de Cooks, de Freelands, de Colburns en de Lloyds, zij mogen dan [Slavenleven, blz. 12] vroom en methodist wezen, bekeerd toe, en bidden ook zoo veel het hun belieft. - Wij zeggen: lieten zij dat in 's hemels naam slechts na! Maar springt dat zeer in de oogen, wij hadden en hebben over het geheel weinig idee van het leven ook van andere vromen bij uitnemendheid, en van inconsequentiën die daar soms zoo scherp en snijdend kunnen strijden.
Of wie kan zich bijna zulke deftige, vrome mannen voorstellen, zoo als er ons voor oogen treden, wanneer wij in het werkje door Groen vertaald, blz. 13 lezen, ‘dat er een opziener en vermaner was, terwijl zich predikanten om zijne welvoorziene tafel schaarden;’ - wie kan zich zulke menschen voorstellen, en van hen zich verklaren, hoe zij niet enkel slaven houden, maar dezen kort daarna treurig mishandelen? - Het maakte op mij meermalen een' vreemden indruk, wanneer ik mij voor den geest riep, hoe in vroeger jaren in het dikwerf zoo zeer gedetailleerd gebed, waarin de vromen te allen tijde sterk waren, aan Gods bescherming een handel en nering kon worden aanbevolen, die inderdaad zoo