zetter is, en of hem de gave geschonken werd om het overoude en overbekende aan te bieden in vormen, die de opmerkzaamheid trekken en boeijen. Blijft hier de prediker, of ook de verhaler het welbekende, en reeds plat getreden spoor drukken, het is te vreezen dat de hoorders het niet of naauwelijks meer hooren, en intusschen aan iets anders denken, als ze niet liever een weinig rondkijken - het is te duchten, dat de lezers den ouden kost ongenuttigd laten staan. Die vrees bestond echter geenszins, toen er tusschen den vertaler en uitgever van bovenvermeld boekje sprake was, om het ook bij ons lezend publiek te introduceren. De auteur van: ‘Hoe men een zonnestraal kan opvangen’ is er de man niet naar, om anders dan op geniale en roerende wijze ook de schijnbaar eenvoudigste en meest alledaagsche dingen te verhalen. ‘De wolk met den zilveren rand’ strekt er tot een vernieuwd bewijs van, en wij durven het vriendelijke boekske met de meeste vrijmoedigheid aan te prijzen bij ieder, die behoefte heeft aan de overtuiging dat het leed des levens vaak is, en voor den waren Christen inderdaad steeds behoort te zijn:
De lezer zal hier in kennis gebragt worden met een vrolijk, levenslustig meisje, wier liefde tot haren wat ouderen neef niet beantwoord wordt; - met een braaf, oppassend jongeling, die de dochter van zijn patroon bemint, maar, zoo als hijzelf meent te moeten duchten, zonder hoop om ooit hare hand en hart te verwerven, de eerste niet, om de maatschappelijke klove tusschen hen beiden - zij rijk - hij arm; - het tweede niet, omdat hij zich te beschuldigen heeft, dat hij harer niet waardig is. - Voorts met eene weduwe, door leed en beproeving gelouterd, die haar lief nichtje leert zich boven de teleurstellingen te verheffen, en haren regtschapen zoon zijne driften te bedwingen. De weduwe deelt waarlijk gulden lessen van wijsheid mede, en drukt haar nichtje op het hart om te worstelen en te strijden tegen het toegeven aan nuttelooze spijt, zich altijd te binnen te brengen, dat wij niet hier op aarde geplaatst zijn om gelukkig gemaakt te worden, maar om het ons waardig te leeren maken, en dat de zekerste weg om ons verdriet te vergeten, die is, om het leed van anderen te lenigen. - (Blz. 50).
Het verhaaltje is eene soort van aanschouwelijke toepassing van een Iersch spreekwoord, dat misschien eenigzins aan het bekende: ‘Na regen volgt zonneschijn’ beantwoordt, en de moraal is kortelijk zamengevat in hetgeen wij op blz. 63 lezen: ‘over onzer aller levensweg hing somtijds eene donkere wolk, en zal er misschien weder hangen; maar als wij er op staren met het oog des geloofs en des vertrouwens, dan zullen wij door hare duisternis heen, alleen den zilveren rand zien.’ Gij bemerkt, waarde lezer en lieve lezeres, het boekje zal u de moeite van de lezing wel beloonen, want gij kent immers allen ook wel zulke wolken of wolkjes, die uwen gezigteinder verduisteren, valt het u ook soms bezwaarlijk om de heldere zilveren randjes te vinden. Het verhaaltje, dat u hier wordt geboden, is godsdienstig zonder mystiek - gevoelig zonder sentimenteel - christelijk zonder ultra-orthodox - geestig zonder gezocht te zijn. In stijl en verhaaltrant heeft het iets van Dickens, iets van Claudius, en hier en