Noordbrabant, en beantwoord was geworden door Ds Niermeijer.
't Was voorzeker zeer goed, dat men in eene vereeniging van predikanten over de kerkleer sprak, en waarom zou 't niet goed zijn, dat er mannen gevonden worden, die de leer der kerk verdedigen, vooral omdat zij wel eens te weinig gewaardeerd wordt? Waarom zou 't niet goed zijn, dat men opmerkzaam maakt op den hoogen ernst en de naauwkeurige uitdrukking van een stelsel, dat om zijn wetenschappelijken vorm hoog verheven is boven de wijze, waarop men in onzen tijd wel eens over een gewigtig dogma spreekt, zonder zijn verband met andere waarheden te onderzoeken. 't Is gemakkelijk, zegt men, trouw aan de geloofsbelijdenis te zijn, maar niet minder gemakkelijk is het, als men de leerstellingen zoo opvatten en voordragen mag, als zij ons voorkomen, ook zonder ernstig en opzettelijk onderzoek.
Maar de heer Van Rhijn zou in die predikantenvereeniging gezegd hebben: ‘gij bedriegt uzelven, gij hebt het allen mis. - Ik heb de waarheid.’ Is 't mogelijk!
Dat wekte de verontwaardiging op ook van Ds Niermeijer, in die vergadering tegenwoordig. Later sprak deze laatste eene redevoering tegen Van Rhijn uit, die ook in het licht verscheen. Deze redevoering getuigt van hevige verontwaardiging. Zij werd ingegeven door een diep gevoel van miskend te zijn met zijne medebroeders en vrienden; zij draagt menigvuldige bewijzen van hevige verontwaardiging over de wijze, waarop men hem en zijne ambtgenooten had beoordeeld. Ds Niermeijer heeft uit de schriften van Ds Van Rhijn meenen te zien, dat deze laatste is dissonant met zichzelven, consonant met Rome en discrepant van Christus.
‘Hij is, schrijft Ds Niermeijer, dissonant met zichzelven, omdat hij zichzelven tegenspreekt. - Eene bepaalde kerkleer is heilzaam, ja, noodzakelijk, zegt de heer Van Rhijn. Daaraan moeten alle leden zich onderwerpen. - En te gelijk zegt hij: - de kerkleer is niet absoluut, eeuwig geldende. Zij is niet in alles onfeilbaar, niet bindend in alles. Die noodzakelijke kerkleer zal dus binden en niet binden.’
‘Hij is vervolgens consonant met Rome, niet omdat hij een vriend van Rome zou zijn, maar omdat hij, schoon onbewust, van hetzelfde beginsel uitgaat, hoewel hij onderwerping eischt aan een gezag dat feilbaar is.’
‘Hij is een discrepant van Christus, omdat wij niet onze eigene feilbare meening, noch die van anderen moeten volgen.’
‘Daarna spreekt Ds Niermeijer over den beslissenden toon van den heer Van Rhijn. Hij vraagt of die gepast is in den mond van een man, die zelf verklaart geen hoofd en weinig zin voor diepzinnige dogmatiek te hebben, omdat de absolute reprobatie bij hemzelven er niet in wil en de eschatologie der vaderen hem niet behaagt. Nu schijnt hij dus te willen, dat wij zoo orthodox zullen zijn als hij.’
‘En nu beschuldigt hij ons, dat wij er ons werk van maken, om de kerkleer te bestrijden, dat wij een krachteloos scepticisme huldigen, dat wij het groote bederf der menschelijke natuur voorbij zien, dat wij in de lucht zweven als meteoren en spoorloos als zoodanig zullen verdwijnen, dat wij een ijdelen wijsheidsdunk bij het jongere geslacht voeden, de geschiedenis der christelijke kerk voorbij zien, onze afkomst verloochenen en de verdiensten onzer vaderen miskennen, zoowel als de wezenlijke behoeften der gemeente enz.’