dorre schets is zij niet gediend. Geef haar bijzonderheden, merkwaardige trekken, aanschouwelijke voorstellingen, tafereelen, levensbeschrijvingen van enkele uitstekende mannen, die op hunnen tijd grooten invloed gehad hebben, en verhaal hun dit alles op eenvoudigen kinderlijken, maar vooral niet kinderachtigen toon, en gij zult zien hoe gaarne zij lezen.
Wij gelooven dat Leipoldt, wat de kerkelijke geschiedenis aangaat, ons het eerst den goeden weg heeft aangewezen en de vele drukken van zijn werkje bewijzen de voortreffelijkheid van zijnen arbeid. De kerkelijke geschiedenis meer nog dan eenige andere maakt aanspraak op eene onderhoudende behandeling voor de jeugd, en wij voor ons hebben de overtuiging, dat Leipoldt daarin uitnemend geslaagd is. Het verwondert ons inderdaad, dat men van dit werkje geene goedkoope druk bezorgt, waardoor het onder het bereik ook der minvermogenden zou kunnen gebragt worden.
Heeft de heer Swiers, gunstig bij ons als theoloog en catecheet bekend, door de uitgave van zijn bovengenoemd beknopter en goedkooper werkje in deze behoefte willen voorzien? Het blijkt ons uit het korte voorwoord niet. Hij heeft een vervolg op den Kleinen Catechismus over de kerkelijke geschiedenis willen geven, vroeger door hem bezorgd, en misschien het boekje vooral opgesteld voor eigen gebruik. Is het laatste het geval, dan valt het minder onder publieke beoordeeling. Maar blijkens de toezending aan den Tijdspiegel, heeft de schrijver het voor ruimeren kring bestemd en komt ons derhalve een oordeel daarover toe. Dat oordeel is tweeledig, als: handleiding tot de kennis der Christelijke Kerkgeschiedenis, voor onderwijzer en leerling beide achten wij het allezins geschikt en bruikbaar. Heeft de onderwijzer den slag en de noodige kennis van de détails der geschiedenis, om onderhoudend te kunnen verhalen, hij heeft hier stof genoeg om uit te breiden en eene vrij volledige aanwijzing van den weg dien hij te volgen heeft. De leerling ontvangt hier eene goede schets van het groot geheel, en als het ware een loketkast, waarin hij bergen kan, wat de leermeester er verhalende bij zal voegen. - Als leesboek, tot zelfonderrigt, is het te beknopt, en treedt te weinig in bijzonderheden, waardoor het den leeslust der kinderen te weinig zal opwekken. - De geest dien het boekje ademt is voortreffelijk. Liefde en verdraagzaamheid zijn er de grondtoonen van. Het Godsbestuur wordt er telkens bij merkwaardige gebeurtenissen in aangewezen, en de gansche geschiedenis der kerk voorgesteld als een spiegel, waarin men zien kan hoe de hemelsche Vader zijne menschenkinderen door Christus tot hunne hooge bestemming op voedt. De toon waarin het werkje geschreven is, is eenvoudig, bevattelijk, niet te hoog, niet te laag, gelijk het voor een boekje, dat voor kinderen van verschillenden stand en trap van ontwikkeling geschreven is, behoort.
De steller dezer regelen weet bij eigen ondervinding hoe weinig men zichzelven voldoet, als men voor de jeugd of het volk zal schrijven. Broeder Swiers weet het ook. Moge hij van zijnen arbeid meer voldoening hebben, dan hij zich welligt zelf voorstelt.
Eene vraag nog slechts en wij sluiten. Is de boekdrukkunst in het jaar 1440, of in het jaar 1423 uitgevonden? De schrijver schijnt het in dit opzigt met de Duitschers te houden. De correctie is zorgvuldig geweest, eene zaak van hoog belang, vooral bij een schoolboek.