| |
Eene Geldersche veldbloem.
De wereld in 't klein door A.H.v.d. Hoeve, Predikant te Keppel. Twee deelen. Amsterdam, bij Gebhard en Co. 1852.
Hoopt hij (de schrijver) sympathie te vinden, - hij verwacht ook tegenspraak.
Een woord aan den lezer, bl. vi.
Sedert meer dan eene halve eeuw, is de stichtelijke litteratuur, met andere takken van ‘letterkundige vlijt en nijverheid,’ aan in- en uitwendige gehalte zeer toegenomen. - De zedelijke roman, - men denke slechts aan Richardson en Loosjes en hunne medestanders, heeft den weg bereid voor de godsdienstige, in verschillende lichtbrekingen -: de Engelsche schrijfsters Stowe, Ellis, Hannah More - in anderen toon, Bretschneider, Biernatzky - met veel gevolg ten onzent, Carpentier Alting, onder anderen naam, laatstelijk Elise, - reeds namen genoeg. - De eischen des tijds zijn krachtig en nadrukkelijk -
| |
| |
het godsdienstig levensbeginsel brak en breekt meer en meer door, jaren van vrede en rust, na jaren van gisting en woeling, schijnen dien eisch tot eene levensbehoefte te maken. - Men wil en moet lezen - lezen - over alles wat leesbaar kan gemaakt worden, - derhalve trad de godsdienst, uit het stijve en zwart geplooide prekenkleed, in het meer bevallig en luchtig gewaad van den roman - somtijds een morgengewaad, dikwerf weder het deftige kleed der bedaarde matrone - maar altijd toch de vrijere, minder gekluisterde vorm van het verhaal, - een ‘'s werelds schouwtooneel, waar elk zijn deel speelde;’ de rollen waren aangewezen aan vromen en goddeloozen, aan fijnen en zeer groven, aan liberale protestanten en geblinddoekte katholieken, aan orthodoxomanen en orthodoxophobisten - altijd het bonte spel der verbeelding en verdichting, - de ideale wereld met meer of min goed gevolg op de werkelijke wereld ingeënt. - Tegen dezen tak van letterkundige ‘vlijt en nijverheid’ hoe krachtig die ook om 's volks ‘gunst en recommandatie’ vroeg, wel eens bedelde, hebben sommigen, die het wèl meenden, protest ingeleverd, - men duldde de mesalliance van het heilige woord der waarheid en het verdichte, verdichtende verhaal niet - men meende dat de waardigheid der heilige godsdienstige waarheid werd aangerand, als de genius, die Walter Scott, Bulwer, Spindler, enz. enz. omzweefde, de palmbladen des Bijbels tot eenen meer letterkundigen krans vlocht - men ergerde zich over deze bedekte en toenemende beeldstormerij - die de gewijde beelden uit hunne oude nissen ligtte, en ze plaatste in de wereldsche bazars van den roman - welligt niet geheel ten onregte. - Er zijn dergelijke Ikonoklasten - (beeldenverbrijzelaars) - geweest, wie het verontwaardigde christelijke gevoel als met een gloeijend brandijzer naliep, om hen te stigmatiseren; - gedenk slechts aan E. Sue, met den ‘wandelenden Jood,’
en den nog niet geheel geboren Laquedem, waar de Parijsche drukpers, door eene kunstmatige verlossing, in grooten barensnood verkeerde, en mogelijk eene misgeboorte zal gezien worden. Anderen hebben de partij der stichtelijke, gemoderniseerde christelijke lektuur genomen - men heeft tal van boeken genoemd en aangekondigd, en gelezen en gekocht, en zeer gunstig aanbevolen, waar de inhoud zuiver godsdienstig, de vorm wereldschromantisch was en bleef. - Wij zijn thans reeds zoo zeer aan deze vormleer voor ons, de meer volwassene kinderen, gewoon, dat de ergernis dagelijks minder wordt, en de behoefte in gelijke mate toeneemt. - Deze eigenaardige, stichtelijk godsdienstige lektuur, splitst zich wederom in twee hoofdafdeelingen -: het meer geschiedkundige verhaal, b.v. Chonia's Kamphuijsen, de latere werken over Labadie, Balthazar Bekker, en het meer bepaalde romantische, ideale verhaal, waar de handelende personen, even als op het tooneel, in de stukken van Iffland en Kotzebue, als voor de hand, uit het leven zijn weggenomen, aangegrepen, in groepen gebragt, en met elkaâr in verband gehouden. - Onze wakkere Nederlandsche letterkundigen hebben deze beide vormen meermalen met bijzonder gelukkigen uitslag doen herleven - en zekerlijk het ernstige, godsdienstige volkskarakter - het schrijvers- en lezerskarakter - waarborgt hier voor rijke vruchten aan den hoogen boom van letterkundige ‘vlijt en nijverheid.’ - Onaangezien den algemeenen banvloek
| |
| |
waaronder, naar de meening van velen, ons vaderland zucht: het gemis der voorvaderlijke vroomheid, het bezit der ligtzinnigheid en het ongeloof onzer beschaafde naburen, blijft er nog ruimte over voor het christelijk en stichtelijk boekwerk, - wij zijn nog niet totaal verloren, brave Nederlandsche mannen en vrouwen!
Onder die eigenaardige, zelfstandige geschriften welke tot de tweede hoofdsoort behooren -: het leven zelf opgevat en teruggegeven, en vreemd van alle historische beteekenis - behoort het boekwerk van den prediker v.d. Hoeve, 't geen wij om meer dan ééne reden aan den lezer nu reeds aanbieden en aanbevelen als eene - Geldersche veldbloem - een gewas op Nederlandschen - immers Gelderschen bodem gekweekt en verder gekoesterd, dáár geheel ontloken, toen per handschrift naar de hoofdstad overgevoerd, nu in de warme en wel voorziene trekkassen der wakkere hortulani - de heer Gebhard en Co. - ten toon gesteld, - of beter gezegd - voor ieder - à prendre. - Eene veldbloem - herhalen wij, geen prachtig uitheemsch gewas, op nationalen bodem door kunstmest - (de vertalers werken dikwerf met den heeten Guano) - in bloei - gestoomd - geen Westersch of Oostersch prachtbloemen-exemplaar, waar blad en vrucht en bloem u aan verre gewesten herinneren - geen cactus of oleander of magnolia, maar een echt vaderlandsch gewas - volstrekt, verbazend - absoluut nationaal. - Toen de schrijver dit boek in zijne stille en vriendelijke pastorij heeft geschreven, verre van - ‘the busy hum of cities’ - 't gegons en getier der groote steden - had hij geen geleerd apparaat voor zich op de schrijftafel, - hij had geene lading geschiedkundige bouwstoffen noodig, - hij had geen bangen strijd te strijden met onbewezene datums, en verdachte en verdichte historische personen, - met bronnen - vreesselijk woord! - bronnen, die of niet te vinden waren waar men ze stellig dacht te vinden, of die op eens wegvloeiden, en den armen schrijver op het drooge lieten, of zeer troebel en ondrinkbaar werden, of eindelijk niets dan den modder en het slijk der partijdigheid en onkunde, - als nederplofsel - achterlieten. - Neen! de schrijver vormde zich een kring van menschen in zijn dorp,
menschen zoo als zij er zijn, en werkelijk in groote en kleinere kassen door het leven ‘au jour’ zijn gezet; menschen van vleesch en bloed, hier de landheeren, de boeren, de knechten - daar tusschen in de predikanten, - de ongeloovige, die het tooneel, ter bekwamer ure, verlevendigt - orthodoxe en niet orthodoxe menschen - proponenten en stijfzinnige kerkeraadsleden - vrouwen, die van zeer verschillende kleur zijn, - alles in zeer eenvoudige en zeer verstaanbare voorstelling aan het leven, aan het dorpsleven vooral, ontleend - en telkens de uitvoerige toelichting en ontwikkeling van belangrijke en christelijke leerstukken, in den gespreksvorm, tusschen de bedrijven en tooneelen ingelascht. - Op die wijze heeft de schrijver beproefd aan de godsdienstige behoefte zijner landgenooten te voldoen, en ‘uit den bescheiden wensch, dat zijn werk in leeskringen toegang zal vinden, en evenzeer in het christelijk gezin als huisboek geen geheel onwaardige plaats moge bekleeden.’ - Als wij het merkwaardig en echt nationaal boek wèl verstaan, was de bedoeling van den Gelderschen prediker deze -: om de verschillende phasen
| |
| |
of toestanden, waarin het christelijk leven zich thans openbaart, onpartijdig op te vatten, door de tegenstelling daarvan, de bron der hoogere waarheid en liefde te openen, en telkens het tegenwoordig, christelijk Nederlandsch protestantsch leven, in eigenaardige groepering, uit de werkelijkheid, op het papier te brengen. - Aan dezen eisch heeft de schrijver, uit zijn standpunt, met de hem verleende middelen - op eene zeer gelukkige, uitnemende, wijze, voldaan - hij heeft gegeven wat hij vond en zag en hoorde, dikwerf ook wat hij, als edel en verlicht man, gevoelde - en daarom is het hoofdkenmerk van deze ‘wereld in het klein’ -: waarheid - eenvoudigheid - goede trouw en eene zeldzame kalmte en gelijkmatigheid, dat juist van velen de blaam van krachteloosheid en afgetrokkenheid zal uitlokken. - O! buiten allen twijfel, waarde lezers en lezeressen! als ge hier de scherpe tinten, de krachtige, dikwerf afzigtelijke bloed- en moordtooneelen uwer geliefkoosde fransche school verwacht, zult ge u zeer teleurgesteld vinden; - als ge hier uwe overdrevene gevoelsmenschen der duitsche school wilt ontmoeten, - uwe Lords en Myladys der engelsche - dan zult ge u over den stillen, zachten, christelijken geest in deze kleine echt Nederlandsche dorpswereld - bedroeven en de schouders ophalen. - Gij zult er zeer veel vinden dat louter christelijke en bijbelsche overtuiging en ontwikkeling is -: vrome landheeren en predikanten, en geen Quasimodo's, geen Rodin's, geen Djalma's, of blinde schoolmeesters - ook geene prachtige natuurbeschrijvingen, geene oude kasteelen en zalen gestoffeerd, geene garderobes van middeneeuwsche heeren en dames - maar eenvoudige, kalme, degelijke waarheid - menschkundige waarheid -: zachtmoedigheid en liefde, stijfzinnigheid en bekrompenheid
- inderdaad eene wereld in het klein, al was ze zelfs zoo klein geworden, dat men haar hier begrensd vindt binnen de grenzen van een - Geldersch dorp -!
Buiten twijfel dat deze schetsen nevens die uit Mastland, uit Diepenbeek, ongemeen gunstig kunnen werken, en dat Heidendal ook door velen zal bezocht worden in den geest. - Wij wenschen in ons tweede verslag, door de opname van eenige proeven uit het werk zelve, ons oordeel nader te staven - en zouden gaarne zien dat de lezer, op ons vriendelijk verzoek, zoo spoedig mogelijk, de kennis aanknoopte met de familie ‘Rijkheld’ en ‘Zeeltink,’ en zich nu en dan naar Heidendal begaf, hij zal er zeker beter en met meer liefde en waarheid in hart en hoofd van terugkeeren, en ons welligt danken, dat we hem, op onze wijze, als wegwijzer, met uitgestrekten houten arm, daarheen het pad aanwezen. - 't Is gemakkelijk te vinden, - ‘adres de heer Gebhard en Co. -’ en hunne correspondenten.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|