De Tijdspiegel. Jaargang 10
(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 340]
| |
Letterkunde.Het letterkundig meteoor in het westen.Uncle Tom's Cabin. Fama....
Mobilitate viget, viresque acquirit eundo.
Parva metu primo, mox sese attollit in auras.
Parva metu primo, mox sesc attollit in auras.
virgilius.
| |
(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1853, I, bladz. 188.)De Negerhut heeft sedert onze eerste aankondiging hare geschiedenis in de beschaafde wereld gehad en voortgezet, en gaat nog steeds voort de aandacht te boeijen. - Zoo als wij reeds uit een hooger standpunt het Amerikaansch kunstgewrocht voorstelden, en meer bijzonderlijk op het Christelijk element heenwezen, dat er in heerscht, en weldadig spreekt, zoo wacht ons thans de taak eener meer algemeene en aesthetische beschouwing, waarbij de regelen der kunst niet geheel vergeten mogen worden, zonder ons evenwel aan eene ontleding van het rijke tafereel te wagen. - De Nederlandsche vertaling, die zich waardiglijk naast de uitheemsche vertolkingen handhaaft, heeft het boek ook in onze min beschaafde kringen populair gemaakt. - Waarom de ijverige, en in zijn vak zoo verdienstelijke uitgever Kruseman, niet eene beterkoope, voor velen dus meer bereikbare, uitgave heeft bezorgd, moge hijzelf verantwoorden - nu concurreren de fransche en duitsche vertalingen, de geïllustreerde en de railway edition, zeker sterk genoeg, en welligt ware men voor minder geld, met minder stevig papier, en een kleiner letter, in ons zoo sterk lezend vaderland, beter gediend geweestGa naar voetnoot*).
Zeer verschillend waren de oordeelvellingen, die ons nu en dan, over de befaamde Negerhut, ter ooren kwamen; merkwaardig genoeg, dat de vrouwen en vooral de vrouwen-dames, in het | |
[pagina 341]
| |
algemeen, hoog ingenomen bleven met het werk der overzeesche zuster; de gewoonlijk sterk gespannen snaren van het vrouwelijk gevoel, hebben dadelijk in harmonische welluidendheid met het gevoel der schrijfster geconsoneerd; alleenlijk tobden en haspelden onze brave lezeressen eenigzins met de afgetrokkene redeneringen, de meer theoretische pro en contra's betreffende den slavenstand, dáár was het te koud en te kil, na en bij de levendige beschrijvingen uit de slavenwereld, in het groot en in het klein. - Over het algemeen, hebben onze Nederlandsche vrouwen Uncle Tom persoonlijk zeer lief gekregen; het godsdienstig beginsel dat hem bezielt is zoo geheel au niveau met het vrouwelijk hart, dat mede, 't is bekend, het heiligdom der godsdienst blijft. - St. Clair, George en Elise, deelen voortdurend in de bijzondere gunst der brave Eva's dochteren; we hebben er zelfs aangetroffen die over Haley en Le Gree een zeer menschelijk oordeel durfden uitspreken, en de monsterdieren, betrekkelijk, als Amerikaansche produkten, wilden dulden op het rijke en bonte tafereel. - Veel minder gunstig - 't is psychologisch (zielkundig) merkwaardig, - werden de zusters in den roman opgenomen - wij hebben zeer harde woorden moeten hooren over Ophelia, over Miss Cassy bovenal, die hier en daar geen genade mogt verwerven - en Marie, - de booze en kwaadaardige Marie, met hare onuitstaanbare zenuwtoevallen - o, zij vindt geene verschooning; zelfs over Evangeline waren de opiniën der dames niet eenstemmig - wij hebben 't gehoord, dat men Mrss Beecher beschuldigde, dat zij hier een soort van wonderkind had uitgedacht, een aetherisch fantazijbeeld, veel te wijs en te rijp voor hare jaren - en zoo al voort. - Wij laten heden het vraagstuk onbeslist, in hoe verre het oordeel onzer lezende vrouwen gewigt en overgewigt genoeg heeft, om de schaal hier aan de eene of andere zijde te drukken - maar onze opmerkingen, ten dezen opzigte, mogten wij niet voor den lezer van dit Tijdschrift, die natuurlijk Uncle Tom mede gelezen heeft, verzwijgen - een ieder doe er zijn nut mede.
Eenigzins anders waren de opiniën der lezers, die wij hier en daar konden vernemen. - Wij moeten, tot ons leedwezen, bekennen, dat niet alle mannen-heeren door de boeijende en levendige tafereelen van Mrss Beecher, in die mate zijn weggesleept en bekoord, dat zij, na de eerste of tweede lezing van het boek, tot volstrekte voorstanders der slaven-emancipatie zijn herschapen. - Men heeft regt laten wedervaren aan het zeldzaam kunsttalent en de auteurs-genie der schrijfster, en toegegeven, dat het hier en daar inderdaad zoo allerverschrikkelijkst toegaat; dat de Le Gree's de Uncle Tom's mishandelen, trappen, en eindelijk laten dood slaan - dat op de slavenmarkten de onmenschelijke wreedheid den hoogsten trap bereikt - maar, helaas! die booze lezers, diezelfde mannen, welke onder de lektuur meer dan één traan uit de oogen moesten wisschen, hebben - onze eigene ooren hebben dit gehoord - later durven spreken over eene gevaarlijke strekking, een ondoordachten, al te voorbarigen emancipatie-ijver, over eene eenzijdige opvatting, - ja zelfs moesten we eens een oordeel vernemen dat ons deed verschrikken: ‘Mrss Beecher’ - zoo sprak onze vriend A, toen de Negerhut ter sprake kwam - ‘heeft niets anders gedaan dan zeer behendige en | |
[pagina 342]
| |
zeer verblindende goochelaarskunsten, tours d' adresse, met ons menschelijk en christelijk gevoel -: zij heeft ons op eenmaal met haren Uncle Tom overvallen en overrompeld, en den traan, dien zij ons ontlokte, willen laten gelden voor het voldoende bewijs, dat de vrijlating der slaven waarlijk noodzakelijk was, even alsof (hoor dien kwaadaardigen mensch!) er geene zeer krachtige bewijzen waren, om den slavenstand en slavenhandel uit een zuiver staatkundig oogpunt nog te verdedigen, - en toen durfde de vriend beweren, dat de schrijfster door het Taschenspiel van het frappante contrast juist den slavenhandelaar, ten koste der waarheid, in haar werk had voorgesteld als ware hij de baarlijke duivel geweest, en de slaven als zwarte engelen in Amerika. - Tot dergelijke schromelijke oordeelvellingen kon onze vriend zich laten vervoeren! Onze vriend B. beweerde daarentegen, dat de auteur wel degelijk in den grond regt had; dat de Shelby's en St. Clair's werkelijk aan de Amerikaansche natuur ontleend waren, en wat de slavenquaestie betrof, deze was reeds voor langen tijd voor de vierschaar der godsdienst en der menschelijkheid, zelfs van het staatsbelang, uitgewezen, - hier gold het echter, naar zijne meening: ‘qui va piano, va sano’ men moest in allen gevalle van de Haley's en Le Gree's acte nemen, al waren ze ook een weinig poëtisch-horribel uitgevallen - maar vriend B. had vrij wat aan te merken op de bewerking en voorstelling der karakters, en vermeende dat het opgewekte gevoel den waren kunstzin had omgekocht, al weder voor eenige tranen, - want deze held George was hem veeleer een held uit de fransche of engelsche romanwereld, dan een slavenkind, hoe zeer ook beschaafd en gecultiveerd - St. Clair was een echte Britsche Lord, die juist waar hij overtollig wordt in den roman, ter bekwamer ure wordt gewond in het koffijhuis en dood gaat. - Evangelina was uit de wolken op de aarde gekomen, en bezat eigenlijk geen vleesch of been - en - nu ging het te ver -: Uncle Tom zelf was eene soort van parodie op het methodismus, eene fantasmagorie, waar de schrijfster, zonder ophouden en als bij handenvol een ideaal van christelijke volmaking had gedroomd, een ideaal dat in de werkelijke wereld naauwelijks denkbaar, althans niet zigtbaar kon zijn. - Zoo ging het ook hier al verder.- Onze vriend C- hechtte in de eerste plaats zeer veel aan de keurige schoonheden en détail; hij dweepte met Topsy, met Ophelia's keukenbezoek, met de fijne menschkundige opmerkingen, met de treffende karakteristiek der kwakers, - maar hij kon daarentegen minder goed rijmen, op welk eene wijze de bloedhond in menschelijke gedaante, Le Gree, door de bedreigingen, en listen, en spookhistoriën van Miss Cassy, NB. zijne gekochte lijfeigene slavin, op eens de rol van eenen Leporello speelde, - die overmagt der vrouw op den woesten man was hier uit de lucht gegrepen, verklaarde hij. - Ook was de lijdelijke berusting van Uncle Tom het natuurlijk gevolg van zijn onmagt, alle verzet ware hier eene vrijwillige vermeerdering van het lijden geweest - Uncle Tom was een echt ongelukskind, en hij resigneerde zich zoo goed hij kon - dat was evenzoo wijsgeerig verstandig, als christelijk vroom. - De beschouwing van den slavenstand, hier en daar in het werk verspreid, was loutere herhaling van bekende waarheden, die echter in alle deelen verdiende behartigd te worden. | |
[pagina 343]
| |
Eindelijk begreep onze vriend D- niet, hoedanig men op eene voor hem onbegrijpelijke wijze zoo veel ophef van het boek maakte. - Deze brave vriend, die zich bovenal op de wiskunde, op de chemie, en praktische wijsbegeerte toelegt, en op dringend bevel van al zijne huisgenooten Uncle Tom had moeten lezen, wist er geen raad mede, en verklaarde, dat er zekerlijk in de romanwereld vele boeken geschreven waren, die evenzoo zedelijk, zoo godsdienstig, zoo aandoenlijk, zoo rijk aan treffende situatiën waren; hij had die zelf in zijn jeugd gelezen, en begon te spreken van Grandisson, van Werther en Charlotte, en zoo al voort - hij vond het boek hier en daar al te akelig, te benaauwend, en wilde weten, of de menschen door de levendige schildering van de monsters in menschelijke gedaante werkelijk beter en zedelijker zouden worden. - Voorts meende hij op de logica der voorstanders van de slaven-emancipatie of der tegenpartij vrij wat te kunnen aanmerken, en durfde te vragen, of de overdreven methodistische gevoelens van den braven Tom geldige en afdoende bewijzen waren, om ons te overtuigen dat de slavenstand onder de behoorlijke bepalingen, door Staat en Kerk voorgeschreven, dadelijk en volstrekt verwerpelijk en ongeoorloofd was- en toen lag hij het boek stil ter zijde, en vertelde ons dat hij met geestvervoering zoo even eene lofrede op den grooten en onsterfelijken Berzelius gelezen had, waarop de Gids in het nommer van April hem opmerkzaam had gemaakt.
Zietdaar, waarde lezers, wat ge waarschijnlijk niet zult verwacht hebben, eene zeer eigenaardige afgeluisterde recensenten-trits, uit het leven gegrepen; geen stijve, theoretische kunstbeschouwing van de Negerhut, die op stelten loopt, maar eene beoordeeling van verschillende kleur, viva voce, die wij nu verder aan uw oordeel onderwerpen. - Welligt ware het niet zoo kwaad, om bij de altoosdurende behoefte aan recensiën, dezen weg, dien wij hier bewandelden, in te slaan, en de vrijwillige, niet te voren voor de pers en het tijdschrift bekookte, uitspraken, over, voor of tegen eenig boekwerk op te zamelen, en ter goeder trouw, en bij wijze der echo te Muiderberg terug te geven. - Zekerlijk, het geschrift moet dan ook zoo algemeen gelezen, behandeld, bepraat, en onderzocht worden als de Negerhut, die immers nog altijd van hand tot hand gaat, en reeds meer dan één tekenschrift heeft uitgelokt.
Nu zullen onze lezers voorzeker dergelijke ‘onmenschelijke’ oordeelvellingen niet onderschrijven, en wij maken mede zwarigheid om het kunstwerk op die wijze te ontleden. - Men vergete toch niet dat hier - poëzij is, - hoewel de sleutel (the key) de bewijzen zal leveren, en reeds heeft geleverd, om den prozagrond van het gebouw aan te wijzen. - Als Mrss Beecher volstrekt aan de waarheid ware getrouw gebleven, zouden we een schraal en droog boek voor ons hebben, en de tranen bleven achterwege. - Uncle Tom is nog altijd un cri de l'humanité, - eene pleitrede voor de verkrachte regten van een groot deel der menschenkinderen - eene welsprekende philippica tegen de onmenschelijke slavenbeulen, die reeds van jaar tot jaar, vruchteloos, met eenen algemeenen banvloek zijn belegd en bedreigd. - Buiten dat, is het werk eene zamenschakeling van typen, echte Amerikaansche typen, die met verwon- | |
[pagina 344]
| |
derlijke kunstvaardigheid zijn afgezien, ontworpen en uitgewerkt. - Wil men nu zulk eene typenverzameling aan de gestrenge kunstregels onderwerpen, en alleenlijk dáár den toetssteen vinden, dan zie men toe om niet tot de onregtvaardige rentmeesters in de moderne letterkunde te behooren. - Onlangs heeft in zeker tijdschrift, een zeker beoordeelaar, eene zamengeschakelde voorstelling van oorspronkelijke Nederlandsche typen uit het burgerlijke leven ontleend, uit de hoogte, met de schaar en het snoeimes der kritiek, op dergelijke wijze beoordeeld, en daardoor aan de oorspronkelijke bewerking en bedoeling groot onregt gedaan. - Het was eene bijzondere vergoeding en eigenaardige rehabilitatie voor den schrijver van die Nederlandsche tafereelen, dat hij tegenover een beoordeelaar, die zijne karakters voor onwaar en overdreven hield, de aardige overtuiging had en behield, dat hij ‘zijne karakters’ bijna geheelenal, dadelijk uit het werkelijke leven had gegrepen, en deze daar juist alzoo door hem gezien en gevonden waren, terwijl de welmeenende beoordeelaar vermeende dat ze zoo niet konden bestaan naar de regelen der kunst! - Zoo gaat het menigwerf waar de menschen zich niet nevens, maar boven elkaâr plaatsen. - Zeer waarschijnlijk is deze opmerking op den Uncle Tom van toepassing - de historische stof zal der gevoelvolle en bekwame schrijfster - de sleutel zal hier mede openen - als voor de hand gelegen hebben - deze heeft ze verwerkt en in een eigenaardig licht voorgesteld; als zij nu bij de warmte, gevoelbaar op elke bladzijde, hier en daar enkele overdrijvingen heeft laten doorsluipen, ontneemt dit de waarde niet aan het werk zelve, en wij zouden vooreerst onze vrienden A, B, C en D, aanraden, om eene kleine reize naar Kentucky te ondernemen, en bij wijze van autopsie zich te overtuigen, waar Mrss Beecher al dan niet gefeild en gezondigd heeft. - Wij lazen zeer onlangs in een Engelsch tijdschrift eene treffende bijdrage, die hier als bijlage kan dienen, zoowel om het karakter der Le Gree's als der Uncle Tom's in het licht te stellen; men vergunne ons de vrijheid om ze hier eenvoudig mede te deelen: ....‘In het onlangs uitgegeven werk van Mr. Edward Sulliver, komt het volgende geval voor: Ik hoorde eene aangrijpende gebeurtenis dezer dagen, welke te Memphis gebeurd was, korten tijd voordat ik mij daar bevond. - Een slavenhandelaar had een slaaf gekocht van eene plantaadje te Kentucky - deze stond bekend als een voortreffelijk werkman en smidsgezel, en zijn meester verkocht hem uit nood, onder het bepaalde voorbehoud, dat zijne vrouw, aan wie hij zeer gehecht was, niet van hem zoude gescheiden worden. - De betaalde som was 1000 dollars (L. St. 200). Na den verkoop werden de slaven in het gevangenhuis gebragt om den nacht over te blijven, terwijl de slaaf tevreden geweest was, verzekerd zijnde dat hij zijne vrouw zoude behouden. - Op den volgenden dag toen de slaven, paar aan paar, onderling aan de handgewrichten geboeid, werden uitgeleid om den togt te beginnen, zocht de smidsgezel vruchteloos naar zijne vrouw, en op de vraag waar zij was, hernam de slavenhandelaar met een boozen lach: ‘O! gelooft ge dan dat ik ten uwen gevalle uwe vrouw heb willen medeslepen? gelooft ge dat waarlijk? - 't was slechts een voorwendsel om u van uwen voormaligen meester los te koopen.’ - De slaaf | |
[pagina 345]
| |
sprak verder niet, maar wist kort daarop zijn medegeboeide naar eene plaats heen te trekken waar hij een bijl zag liggen, en deze met de linkerhand opheffende, hieuw hij in koelen bloede de regterhand aan het gewricht af, en de bloedige stomp vertoonende, riep hij den slavendrijver toe -: ‘daar, daar, gij hebt gisteren 1000 dollars voor mij betaald, wat ben ik nu waard?’ - Dit voorval bragt zelfs in Kentucky een diepen indruk te weeg, en er werd eene inteekening geopend om den neger weder in te koopen en aan zijne vrouw terug te geven; maar zijn meester, de duivel zelf in menschelijke gedaante, weigerde dien afkoop, - zelfs tot den hoogsten prijs, - zeggende -: ‘dat hij zelfs niet voor 10,000 dollars de wraak wilde missen na zulk een bedrog, en dat, nu de zwarte zijn eigen hand had verkiezen af te kappen, hij hem leeren zoude om met de andere het katoen te plukken en te zuiveren - en dat hij wel zorgen zou, dat hij lang genoeg leefde, om zijne dwaze daad vreesselijk te beweenen.’ - Er bestond geene wet om hem te bedwingen, zelfs niet eens om de onmenschelijkheid van den slavenbeul te breidelen, en na weinige dagen werd de slaaf naar het Zuiden heengevoerd.’- Dergelijke bijdragen, als feiten, staan tevens als waarborgen voor de waarheid der tafereelen welke Mrss Beecher aan Amerika en Europa tegelijk openbaarde, en zouden zekerlijk ligtelijk vermeerderd kunnen worden. - Wij gelooven derhalve, dat, onaangezien de pogingen der bekende mannen van den slavenhandel, de abolitionisten in onze overzeesche schrijfster eene krachtige bondgenoote zullen vinden, en de populariteit van Uncle Tom gedurende de eerste maanden zal toenemen. - Wat de belangen, de emancipatie der zwarte broeders en zusters betreft, kunnen wij hetzelfde verklaren 't geen de daguerreotypisten met een geijkten term zeggen, als ge stil en stokstijf voor de geheimzinnige machine zit -: ‘silence! ça marche!’ - de groote zaak is in het leven geroepen, en Mrss Beecher, thans, wanneer gij deze bladen leest, vermoeden wij, te midden der Engelsche zusters, die haar reeds met eene monsterpetitie hebben begroet - zal eigenaardige lauweren, geen geleerde of bloedige, plukken, maar met de wereldburgerkroon der humaniteit versierd worden. - De tijd zal leeren, in hoe verre wij nu mede eene nieuwe slaven-Toms-litteratuur zullen ontvangen, zoo als we reeds een blanken slaaf den zwarten zagen opvolgen, en de Revue Britannique ons eene nicht van oom Tom heeft aanbevolen. - Er zal welligt later aan de medewerkers van dit tijdschrift de gelegenheid worden aangeboden, om over het letterkundig meteoor hunne denkbeelden mede te deelen.-
Spiritus Asper en Lenis. |
|