| |
| |
| |
Het beginsel van het protestantisme.
Hoe verblijdend zou het zijn, wanneer eindelijk eens de verschillende vertegenwoordigers van de Protestantsche belijdenissen inzagen, dat eendragt alleen magt maakt, en dat hunne kleingeestige verdeeldheden, die even onverstandig als onchristelijk zijn, alleen voordeelig zijn voor Rome's aangematigde oppermagt, die thans de geheele Protestantsche Christenheid met eene vernieuwde krachtige reactie van hare, in beginsel nog nooit opgegevene, hierarchische aanspraken en onschriftmatige instellingen, bedreigt.
D. schenkel, Het beginsel van het Protestantisme, blz. vii.
| |
(Vervolg. Zie Tijdspiegel 1853, I, Bladz. 165.)
§ 7.
Naar aanleiding der reeds medegedeelde voorstelling, door den Hoogleeraar Schenkel uit en nevens elkaâr gezet, zijn de stemhebbende Protestantsche godgeleerden tot geene eenparige resultaten gekomen, wat het hoofd- en levensbeginsel van het Protestantisme betreft. - Indien wij de afwijkende theoriën - (hoe gelukkig dat het hier slechts theoriën zijn!) - onder de oogen houden van Dorner, Martensen, Baur, Schleiermacher, Thiersch, Klee, enz. zouden we welligt aan het veelbeteekenende woord van Wieland herinnerd kunnen worden:
‘Sie sehn den Wald vor lauter Bäume nicht.’
En toch - allen streven, zeker met de beste en zuiverste oogmerken, om den verborgen schat te vinden; laat ons dus vooreerst gelooven dat elk, op zijne wijze, het voetpad gebaand heeft om het doel van den Godgeleerden, bezwaarlijken beginsel-togt te vinden. - Wij mogen den belangstellenden lezer, met de meer afgetrokkene, meer wijsgeerige beginselen, waar met de ‘objectiviteit’ en de ‘subjectiviteit’ zeer geweldig wordt geschermd, niet te hard op het lijf vallen, wij laten voor het oogenblik de meer ingewikkelde hoofdbeginselen, zoo als die door Schleiermacher en Rothe zijn opgegeven, om deze redenen, rusten, en verwijzen onze lezers naar het werk van Schenkel zelve, terwijl wij intusschen meer bepaaldelijk de aandacht vestigen op twee zeer uiteenloopende beginselen, die bijna lijnregt tegenover elkaâr staan.
| |
§ 8.
Volgens Klee (vergelijk Schenkel, blz. 42 en volgg.) grijpt het beginsel van het Protestantisme, dadelijk in den Staat - derhalve hier eene oproeping aan de overoude - politieken. - ‘De Staat moet werkelijk zijne bestemming bereiken - dat kan alleen door de Kerk geschieden; de Kerk moet den Staat
| |
| |
kerkelijk, dat is Christelijk maken. - Zij moet den Staat tot een rijk Gods maken - de geest des volks moet verbroederd worden - dat mag niet geschieden met de middelen der Roomsche kerk door het uitoefenen van uitwendige heerschappij, maar alleen zoo, dat de Kerk den geest des Staats met haren geest doordringe.’
Hier aldus, merkwaardig genoeg, het oude vraagstuk der Katholieke kerk, in onze negentiende eeuw, in Protestantschen geest terug: de Christelijke Staat -: het magtige en groote vraagstuk, tot welks oplossing, ruim twaalf eeuwen, met meer of min goed gevolg, hebben medegewerkt - de Hesperidenvrucht, welke het pauselijk gezag - gedenkt aan de Gregoriussen en Innocentiussen - wilde doen rijpen -: de Staat, van het hoofd tot de voeten, verchristelijkt. - Dat luidt voorwaar geheel anders dan de latere, geïnfameerde en geïncrimineerde voorstelling van - l' État athée - waarvan menigeen een schromelijk misbruik maakte. - Eene ineensmelting, een wettig, geen morganatisch huwelijk, van den Staat met de Kerk. - Men gevoelt intusschen dat dit beginsel, of welligt beter gezegd, deze eigendommelijke openbaring van het Protestantisme, buiten de eenzijdigheid, tamelijk hierarchisch en gevaarlijk luidt, en zekerlijk op eene dwingende Staatsmagt, tot heil der Kerk, moet uitloopen. - Zeer zeker is het oorspronkelijk levensbeginsel der Kerk, niet als onzigtbare - (Klee zegt te regt: een spooksel zonder vleesch of been) maar als de zigtbare Kerk, daarin bestaande, dat het rijk Gods het geheele menschelijke leven alzijdig doordringt - vergelijk het Evangeliesch zinnebeeld van het zuurdeeg. - Zeer zeker moet het godsdienstig en christelijk levensbeginsel niet slechts uitstralen, maar het maatschappelijk en Staatsleven - bestralen - doorstralen - instralen - maar het eigenlijk opgaan - (rekenkundig bedoeld) - van den Staat in de Kerk, grenst aan de ongerijmdheid - en buiten allen twijfel hebben de Hervormers, Luther in de eerste plaats, zoo iets niet bedoeld; juist omgekeerd, de grenslijn tusschen de Staats- en Kerkmagt scherp genoeg getrokken, waartoe de gistende, woelende zestiende eeuw, eene gebiedende noodzakelijkheid voorschreef. - De leiding
van den Staat door het Christelijk beginsel, en de beperking van den Staat daardoor, moge aangenomen en bewerkt worden, maar de ineensmelting is en blijft even fantastisch als gevaarlijk, misschien onbereikbaar. - Men wake toch, om de Evangeliesche Vorsten en hunne Ministers, de zoogenoemde Binnenlandsche, of die der Eeredienst, met een pauselijk gezag te bekleeden - men wake evenzeer, om de mannen der kerk, de boden des geloofs, der hoop, en der liefde, de zuiver geestelijken, eene wereldsche staatsmagt, al of niet parlementair en vertegenwoordigend, in de handen te spelen - ‘ne sutor ultra crepidam.’ - Zouden we de Kerk en den Staat niet mogen vergelijken bij twee krachtig vloeijende stroomen, die nevens elkaâr, in de eigene bedding voortbruisen, en aan het land, dat ze doorsnijden, leven, kracht en vruchtbaarheid ogeven - wil men ze door kunstmatige kanalen vereenigen, dan wordt de stroomkracht te krachtig, te sterk, te onbedwingbaar - of anders: twee oorlogschepen van bevriende natiën, die elk onder eigene vlag, met eigene bemanning varen, en gelijkmatig kust en land en eigendom bewaken - maar om die reden behoeft men de beide kielen niet aan elkaâr vast te klampen
| |
| |
en te haken, en de bemanning van het eene boord op het andere over te zetten en te vermengen - iets, dat natuurlijk, voor de beide vaartuigen, en voor de behoorlijke krijgsoperatiën hoogst gevaarlijke gevolgen na zich zoude slepen. - Het verchristelijken van den Staat, is eene natuurlijke en zekere uitkomst, de latere zegepraal van het Christelijk beginsel; maar als hoofdbeginsel zelve, schijnt men hier de oorzaak met het gevolg te verwarren; eene zeer dagelijksche, gewone zonde, waardoor de feilloosheid of onfeilbaarheid der geleerde en godgeleerde menschenkinderen zeer nadrukkelijk wordt tegengesproken.
| |
§ 9.
Tiersch daarentegen (volgens zijne Voorlezingen over het Katholicisme en Protestantisme) is van oordeel, dat het doel der Hervormers is geweest - de ware Kerk te herstellen. - Zijn beginsel is dus eenigzins met dat van Baur in overeenstemming, zoo als reeds is aangemerkt, ‘de protestatie tegen de Roomsche kerk’ - derhalve wederom het meer geschiedkundig, formeel beginsel, uit de sferen van het zelfbewustzijn, in het objectieve en subjectieve teruggebragt op historischen bodem. - Hierdoor worden we in onze overtuiging bevestigd, dat op den heir- en kruistogt naar het heilige graf der protestantsche beginselen, alles juist aankomt op het punt van uitgang - op het standpunt waar de onderzoeker was geplaatst, toen hij den togt, met of zonder goed gevolg, ondernam. - Thiersch wordt gedrongen, om ter verdediging van het werk der hervorming, hooger op, terug te keeren tot het eerste Christendom, alwaar de ware Kerk reeds volkomen verwezenlijkt was, - ‘de anticipatie van het geestenrijk’ - het consequent terugkeeren tot dien oorspronkelijken toestand, is de eenige weg om het ware beginsel van het Protestantisme te verwezenlijken. - Bij de verbazende bezwaren om den terugtogt te doen, verwacht Thiersch derhalve ‘eene reddende Goddelijke tusschenkomst, de vernieuwing en herstelling van de gaven des Heiligen Geestes - in deszelfs werkingen - de oorspronkelijke goederen (heet het) moeten terugkeeren.’ - Derhalve eene volkomene rehabilitatie der Apostelkerk. - Zoo vriendelijk deze verwachting luidt, moet dadelijk bij den meest eenvoudigen lezer van dit opstel de vraag volgen: of de stroom ergens of ooit kan terugvloeijen? - of men het gisteren weder tot het heden kan maken - en of elke toestand der menschheid niet een resultaat, eene oplossing of zamenvatting is van alle vorige toestanden - eene uitkomst, een facit der getallen, die men te zamentelt, - niet het eerste, of tweede, of derde getal
- alleenlijk. - Als men den tijd en de eeuwen - zoo als de dichter zegt het ‘gegolf der eeuwen,’ - slechts kon wegcijferen, en een vijftiental eeuwen op eens verduisteren en vernietigen - dan ware het alles zeer gewenscht. - Maar aangezien elk tijdperk het kind is van een vroeger tijdperk, en hier ten minste vader en zoon volstrekt niet één zijn, al zijn ze somtijds tamelijk eenig, dikwerf zeer oneenig, is de wedergeboorte der eerste Apostolische kerk eene zeer bepaalde ongerijmdheid, bovenal, als al de werkingen des Heiligen Geestes tevens zullen terugkeeren! - waarbij menigeen dadelijk gedenkt aan de Irvingianen en de wondergave der talen, zoo als op Pinksteren, die zich immers in Groot-Brittannië, (waar alle vrome excentri- | |
| |
citeiten bij voorkeur te huis behooren), in een luid en onverstaanbaar gegil en getier - (het spreken met tongen van Paulus, γλώσσαιϛ λαλεῖν!!!) openbaarde, - en zeer, zeer ongelijk was aan de krachtige Pinksterrede van Petrus en de zijne. - De Hoogleeraar Schenkel heeft juist en krachtig het vreemde en tegenstrijdige van dat beginsel aangetoond - ‘wij zouden (zegt hij) daartoe vooraf deze belofte moeten hebben ontvangen, dat zulk eene herstelling van eenen lang vervlogen tijd, ernstig door God gewild is.’ - Wij kunnen er bijvoegen: de on verbreekbare ijzeren wet van vooruitgang en ontwikkeling, al neemt het tegenwoordige tijdperk ook nu en dan de bestanddeelen van vroegere eeuwen op om die te bewerken, te bewerken zeggen wij, sluit elk droombeeld van eene volmaakt gerehabiliteerde Apostolische kerk uit - de Apostelen zijn niet meer - de Apostolische kerk bestaat evenmin - maar de Apostolische beginselen, en de Apostelgeest, en misschien ook de Apostelkracht, kunnen bewaard en
werkzaam blijven. - Naar deze streefden de hervormers, toen hun de schellen van de oogen waren gevallen, en vóór hen menig dapper en kloek menschenkind van de Katholieke (oude en nieuwe) kerk, niet om ‘al de goederen die verloren waren’ weder te verkrijgen, maar om den geest waarin en waardoor deze goederen bestuurd en rentegevend kunnen worden te herkrijgen - dat blijft de laatste eisch der christelijke kerk in hare vooruitgaande beweging en ontwikkeling - daartoe leveren alle eeuwen en alle waardige kerklichten de gewenschte bijdragen. - Begin bij Clemens van Alexandrië - ga voort tot Origenes, al verder bij de meer middeneeuwsche vrienden van Evangeliesch licht en waarheid - stel er vooral de hervormers nevens, en vervolg den weg. - Vul uwen katalogus tevens aan met mannen van verschillende kleur en kerkgeloof - allen met hun licht, met hun werk, met hunne vooruitgaande ontwikkeling - die grond- en bouwstoffen zijn zeer verschillend verwerkt na de Apostolische kerk, en mogen van jaar tot jaar, van hand tot hand, van kerk tot kerk gaan, - daar zullen we waarschijnlijk het laatste en eerste hoofdbeginsel van het Protestantisme vinden, en tevens den waarborg en de wapenkamer tegen de aanmatiging der Roomsche hierarchie, waar zij zich van de Apostelkerk, met grootere of kleinere schreden, verwijdert.
| |
§ 10.
Wij kunnen den Hoogleeraar in al zijne verdere ontwikkelingen niet volgen, en den rijkdom zijner opmerkingen niet geheel blootleggen. - Intusschen vraagt de belangstellende lezer teregt, waarin dan de beoordeelaar zelf, die de verschillende beginselen van het Protestantisme in oogenschouw neemt, dit beginsel stelt. Hij antwoordt aldus kort en bondig -: ‘Het beginsel van het’ ’Protestantisme is veeleer van een gemeenschapsvormenden aard, en het bezit eene de menschheid zelve herstellende kracht’ (bl. 52). Derhalve een echt levensbeginsel, eene construerende, bezielende kracht, die uit de Openbaring als voortstroomt, en de menschheid genezend en heiligend doordringt. - Hoe algemeen en eenigzins ruim deze stelling luidt, zullen we haar echter voor waarheid willen houden. - Het Protestantisme eischt en wil niet slechts de kerk, of kerken, of gemeenten stichten; 't is niet bloot theologisch, maar
| |
| |
ook anthropologisch; het bewerkt, veredelt, ontwikkelt, ontgint de menschheid in den enkelen mensch, en de menschen in massa, en heeft als herstellende levenskracht inwendige waarde - daardoor verheft zich het Protestantsch beginsel boven elken bepaalden kerkvorm - boven elke tijdsbepaling - boven elke geloofskluister - boven elke leerstellige omheining en afsluiting - ook hier geldt het - ‘het vleesch is niet nut, maar de geest maakt levend.’ - Het Protestantisme is dus geene eigenlijk beslotene kerk, geen kerkvorm, maar, laat ons dit woord gebruiken, de ziel, de levenskracht der kerk, de voortdurende openbaring in ruimte en tijd der eerste Openbaring, de nooit geëindigde getuigenis onder alle volken, eens begonnen te Jeruzalem, en voortgaande tot aan het einde der dagen. - Ziet daar het verheven beeld, waaronder wij het Protestantisme, bovenal in onzen tijd, opvatten - en daarmede hebben we vooreerst vrede - daardoor vereenigt, verbroedert, ontwikkelt de Protestantsche kerk de menschheid in eenparige kracht, en mag aan dezen eiscli zich niet onttrekken. - Boven de staande vormen, door leer- en kerkbegrip schijnbaar gewettigd, staat de geestkracht, de heilige en de heiligende geest des Christendoms - en daarheen, alleen daarheen, moet het Protestantisme terugkeeren, liever heden dan morgen, als het behouden zal blijven, in de stormende vaart der eeuw - daarheen, tot de waarachtige, vrije, geestelijke opvatting van het christelijk beginsel, moet de Protestantsche kerk zich heenwenden, wanneer ze niet als verbrokkeld en versplinterd en eens vermolmd zal vergaan, en wij herhalen met geestdrift de woorden van Schenkel -: ‘het bezit eene de menschheid zelve herstellende kracht! -’ Mogten allen, die zich voor of tegen het Protestantisme verklaren - deze waarheid ten minste on voorwaardelijk aannemen. - Op welk eene wijze de Heidelberger Hoogleeraar, in het laatste deel zijner voortreffelijke
beschouwing, dat hooge en verhevene doel als bereikbaar voorstelt, door eene naauwe aansluiting der bestaande hoofdafdeelingen in de Protestansche kerk, zal in eene derde beschouwing aan den lezer later worden medegedeeld.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|