De Tijdspiegel. Jaargang 10
(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijIWanneer Ms. Beecher Stowe in de dagen der Profeten of der Orakelen geleefd had, zoude zij aan hare wieg met den Genius des letterkundigen roems gezien zijn, die haar, even als bij Pindarus, volgens Horatius, de lippen aanroerde. - Welligt heeft de uitverkorene Amerikaansche, de gevierde vrouw, in den middagzonneglans van letterkundig ‘gerucht,’ tot heden toe minder gevonden, dan zij verwachtte - en weder, van eene andere zijde, veel meer dan zij verlangde. - Naar ons vermoeden en de ons bekende levensbijzonderheden der schrijfster, is het hare hoofdbedoeling niet geweest om eigenlijk ‘opgang’ en ‘furore’ te maken. - Zij wenschte zekerlijk in de eerste plaats de sympathie, het medegevoel harer landgenooten op te wekken, en meer zijdelings op de hangende slavenquaestie terug te werken. - Indien wij ons niet vergissen, zal de Christelijke en daarom nederige vrouw, eerst verrast, toen verbaasd, later verlegen en eenigzins ter nedergedrukt zijn, door den verbazenden indruk welken hare tafereelen voortbragten; eerst in het Westen, toen in het Oosten, en nu reeds Noordwaarts. - Immers bij waarlijk | |
[pagina 185]
| |
Christelijke zielen (en wij zullen Ms. Stowe daar geene plaats kunnen weigeren), ontstaat een eigenaardig gevoel van vernedering, een gevoel van onvermogen en onwaardigheid, juist dan, wanneer de eer der wereld en de lofbazuinen der menschen zoo sterk worden vernomen. - Als de zielen schaamrood konden worden, zouden we vermeenen dat ze, in dezen toestand, over haarzelve moesten blozen. - Van de andere zijde beschouwd, zal de Amerikaansche zuster eene zeldzame vergoeding voor hare humane-letterkundige pogingen gevonden hebben, in de schier onverdeelde toestemming, welke het gevleugeld tijdschrift en dagblad, ook aan de waardige overzeesche schrijfster zal gebragt hebben; een jubelkreet is zeer spoedig op haren noodkreet gevolgd; wij mogen van deze eenvoudige predikantsvrouw zeggen, wat duizendwerf is gezegd van Julius Caesar -: hij kwam - zij kwam - hij zag - zij schreef - en overwon. - Deze ongezochte overwinning pleit ten sterkste niet alleen voor de heldin met hare zwarte legerbenden, den onvergelijkelijken Uncle Tom vooraan, dan wel nog sterker voor de overwonnenen: - de honderdduizenden, die met de Cabin zijn ingenomen, en dáár op eenmaal den reinen weerklank vonden van een nog omsluijerd zielsgevoel, hetwelk de zuster uit Amerika als met Circes tooverstaf deed ontwaken, en wel in volle kracht. - Uit een humaan, zedelijk, godsdienstig oogpunt beschouwd, is de indruk op, en de toestemming der beschaafde wereld, zoo spoedig na de verschijning van den zwarten christenheld, hoogst merkwaardig, en in zekeren zin eene onwillekeurige lofrede op onze negentiende eeuw, die, inderdaad van zoo vele zijden aangevallen, belasterd en gehavend, door deze geestdrift voor de zaak der menschheid, zeer gunstig wordt gerehabiliteerd. - Wij beweren dat de Cabin een toetssteen is geworden voor de thans bestaande, algemeene stemming der menschen, die lezen en spreken kunnen en mogen; dat dit boek geschikt was om de leer van het menschelijk bederf uit, van en door Eva en ook door Adam, te wederleggen - en ons te overtuigen dat er in de zielen der (in zonden geboren) Adams- en Eva's-kinderen, na den zesduizendjarigen zondestrijd, een magtig, goddelijk, oorspronkelijk onbedorven gevoel voor regt, voor billijkheid, voor liefde, voor de waarachtige humaniteit sluimert, 't welk door het gif der problematische erfzonde nog niet is besmet - en zich krachtig openbaarde toen de zuster uit verre landen, - met den Christelijken Negerslaaf aan de hand op eenmaal te voorschijn trad - zeggende -: ‘komt en ziet - gevoelt en oordeelt!’ -'t Kon zijn, dat vele lezers en lezeressen die met den Engelschen, den Franschen, of den Nederlandschen Uncle Tom heel wat dweepen, het boek nog niet bepaaldelijk uit dit standpunt beschouwden, en daarom verheugen wij ons bovenal om onze vaderlandsche en leesgierige vrienden, dit hooger beginsel, dat boven alle letterkundige waarde of voordeel staat, ernstig te kunnen aanbevelen. - Wij durven en mogen te regt van de Negerhut verklaren, wrat men in dwaze geestdrift van hoog geprezen kunstenaars, virtuozen, zelfs snelvoetige danseressen betuigde - ‘c'est un événement.’ - Ms. Stowe heeft, even als de Alpenherder, de zachte, weemoedige toonen der waarheid en des gevoels laten hooren - dadelijk is die toon als van alle bergkruinen teruggekaatst. - Zij heeft juist en diep in de lijdende menschheid gegrepen, en wel zoo diep, | |
[pagina 186]
| |
dat naar de getuigenis eener ons waarde lezeres - ‘deze Uncle Tom meer edele tranen heeft doen vloeijen dan er letters op de bladen staan. -’ Vindt ge in die uitdrukking iets dat ons aan Indische, Persische of Oostersche poëzij herinnert - gedenk dan dat onze waarde Eva's dochteren, naar aard en natuur, moeten overdrijven en der tranen tal niet zoo naauwkeurig berekenen als een minister van financiën de cijfers voor het budget. - Inderdaad, als Lord Byron gezegd heeft: - ‘high mountains are a feeling’ - hooge bergen zijn een gevoel (letterlijk vertaald) wij voegen er bij -: ‘Uncle Tom's Cabin is a feeling’ - en nog meer - want van eene andere, meer algemeene zijde, het merkwaardig boek beschouwende, erkennen wij eene stille en zeer nadrukkelijke zegepraal van - het protestantisme - of van de Evangeliesch zuivere kracht, ontdaan van het verjaard kerkelijk gezag. - Hoewel, ons ten minste, bij de eerste lezing van de Negerhut, deze zegepraal telkens duidelijker werd, bovenal in den zwarten held der geschiedenis, heeft een kort en kernachtig opstel van een der vaderlandsche, zeer geachte hoogleeraren, Hofstede de Groot, deze overtuiging, hoogst weldadig, bij ons bevestigd. - Wij zullen aan het einde van dit eerste gedeelte van ons verslag eenige zinsneden mededeelen, waaruit blijkt, welk eene waarde door den hoogleeraar aan deze letterkundige bloem wordt toegekend.*) - Onwetend heeft de schrijfster, te midden van hare blanke dwingelanden en beulen en zwarte christenen van den echten stempel, het christelijke geloof, niet naar de doode letter, niet naar den kouden kerkvorm, niet naar de middeneeuwsche tempelpraal, niet naar de legenden der heiligen of naar de acta sanctorum - aanbevolen - maar naar en volgens en door den levenden, krachtigen, onwederstaanbaren, reinen geest van het Evangelie, zoo als het protestantisme dezen opvat en altijd moest opgevat hebben. - Zal onze verstandige en onpartijdige Katholieke broeder kunnen of durven loochenen, dat Uncle Tom, te midden der vreesselijkste beproevingen, eene waarachtige, echte - devotie bezit - eene devotie des geloofs, der onderwerping, eene Christus-liefde, die, zonder den welbekenden hefboom van eene strenge kerkleer, van kerkpraal of kunstmiddelen, - den slaaf schier tot eenen ‘heilige’ maakt? en al moest ge erkennen dat Ms. Stowe - (en zij is immers eene gevoelige vrouw -) een weinig idealiseerde, - gij zult moeten toegeven dat het christelijk geloof zulk eene overwinning zoude kunnen behalen - en wel het christelijk geloof dat lijnregt, regtstreeks, uit de bladen der Heilige Schrift in het hart van den zwaar beproefden mensch - den neger-martelaar - wordt afgedrukt. - Uncle Tom is eene eenige, voortreffelijke, ongelijkbare toepassing van het Evangeliesch praktische christendom; eene verdediging, eene apologie van en voor het Evangeliesch geloof, zoo krachtig en aangrijpend, als er ooit apologiën geschreven zijn - van Justinus af tot aan wijlen vader Van Senden. - Uit dezen hoofde zouden wij de Negerhut als een geschenk der Voorzienigheid kunnen beschouwen, als eene opwekkende roepstem, om het zuiver, Evangeliesch, protestantsch levensbeginsel te kennen, te zoeken, te waarderen, en wat nog het best is, in het eigen hart over te nemen. - Ms. Stowe heeft duizendwerf krachtiger gepredikt dan eenige honderdtallen predikers, en leeraars, en redemptoristen, al stond zezelve nooit op een preekstoel voor | |
[pagina 187]
| |
zaamgeperste toehoorders, al heeft ze nooit door kunstige en gezochte welsprekendheid gepoogd te schitteren en te bedwelmen. - Zij is eene vrouwelijke prediker voor de verdrukte menschheid geworden in hare bezielde tafereelen; zij heeft de leer der liefde en des geloofs in levende beelden uitgesproken, en kwame de verheerlijkte Stichter des Christendoms tot haar, zoo als eenmaal tot Maria, tot haar zoude ook dit woord gezegd worden -: ‘gij hebt het ééne goede deel gekozen.’ - Ja, dáár is devotie, dáár is zelfverloochening, - dáár is de ‘rust der heiligen,’ daar is canonisatie, in dat beeld van dien zwarten man, die vertrapt, verworpen, gegeeseld en verzocht tot het kwade, als met ijzersterke armen den Heer omklemt, en zonder wondergaven, zonder bevindingen - laat er ons maar bijvoegen zonder formulieren van eenigheid, of artikels van geloofsbelijdenissen, zonder oud-kerkelijke leerstellingen, eene geloofskracht openbaart, welke onze brave Katholieke broeders en orthodoxen toch wel als zoodanig zullen gelieven te erkennen.- Moge hier of daar de Methodistische kleur (wij zullen niet vergeten dat het groote tragische bedrijf in Amerika speelt) u minder smaken, en zult ge u welligt een weinig ergeren over het visioen, dat de oude negerslaaf heeft gezien, en waarbij het houtsneêplaatje u al te aanschouwelijk voorkomt - veroordeel de Christelijke zuster niet alleen dáárom - zij moest in haren held de zegepraal der christelijke kracht tot eene volkomenheid doen rijpen, die u deze sterk gekleurde bladzijde daarom niet zal doen verwerpen. - Wij verheugen ons billijkerwijze dat de Cabin, ook in ons vaderland, gunstig is ontvangen, en vlijtig gelezen wordt door menschen van allerlei alooi. - Wij verwachten mede, als de eerste geestdrift is bekoeld, de aanmerkingen en tegenwerpingen van de ‘ehrenfeste heeren raden en schepenen in den lande,’ die met de schoolmeestersplak gewapend, hier en daar de feilen met eene ongehoorde, boven alle verdenking hemelhoog verhevene, onpartijdigheid, in dit menschenwerk zullen kenbaar maken, vooral waar zij deze typen aan de strenge eischen der kunstregels onderwerpen, en wat in de Negerhut hun te zwart was, als te wit, en wat daar te wit was, als te zwart zullen gelieven voor te stellen. - Wij voor ons wenschen in eene volgende aflevering dit verslag voort te zetten, en over het merkwaardige boek zelve meer bepaald te spreken, terwijl voorzeker alsdan ook de Nederlandsche Negerhut, onder de veilige voogdijschap der heeren Mensing en Kruseman geplaatst, volbouwd en voltooid zal zijn. - Waarschijnlijk zal onze beschouwing dan meer welkom aan den vaderlandschen lezer zijn, die zich tot heden toe met de Engelsche en Fransche Cabin's heeft tevreden gesteld.-
Spiritus Asper en Lenis. *) ‘Maar de edele en de begaafde Schrijfsterzal niet alleen dit doel bereiken,'t welk zij zich uitdrukkelijk voorstelde; zij zal niet alleen de slavernij voor altijd hebben gebrandmerkt, in de overtuiging aller verstandigen, als den grootsten vloek voor slaven en heeren beide: zij zal nog eene uitwerking, bedoeld of niet bedoeld, bij velen te weeg brengen. Zij zal het ware christendom, dat der kinderkens en eenvoudigen, meer doen kennen en meer als het eenige ware en zaligmakende doen achten. Door het ware christendom wil zij de | |
[pagina 188]
| |
eigenaars zien opvoeden tot dien liefderijken en regtvaardigen zin, dat zij hunne slaven vrijgeven, en de slaven tot dien ijver, die werkzaamheid, die naauwgezetheid, dat geloof en die liefde brengen, dat zij als slaven getrouwe dienstknechten, als vrijgelatenen brave burgers worden. Doch wáár vindt zij nu het ware christendom? Niet bij de predikers der kerk, die zeer orthodox bewijzen, dat Noach Cham vervloekt heeft, om een dienstknecht zijner broederen te zijn, zoodat de slavernij van Cham's nakomelingen eene ordening van God is; ook niet bij de brave wettische, op catechismus en leer bouwende vrome zielen, die, hoe achtingswaardig ook, toch de regte zaligmakende kracht des christendoms niet duidelijk genoeg kennen, om er de wereld door te veroveren; natuurlijk ook niet bij de ligtzinnigen, die den naam van Christenen dragen, er de eene en andere groote gedachte uit overnemen, en overigens voor hun vermaak en genot leven. Zij vindt het ware christendom bij eenvoudige, arme, kinderlijke zielen, bij Thomas, den slaaf, bij Eva, het kleine kind van een rijken slavenhouder. En waaruit putten deze hunne christelijke kennis? Uit den Bijbel. Hunne christelijke levenskracht? Uit het gebed. En wat is in den Bijbel hun hoofdzaak? Jezus Christus. En in Jezus Christus hoofdzaak? Zijne liefde, waardoor Hij elken, ook nu nog levenden mensch, met eene nu nog voortdurende liefde omvat, hem leidt en ondersteunt, hem reinigt en heiligt, en door lijden tot heerlijkheid voert.’
‘Het is waar, in een romantisch kleed wordt dit alles ons voorgesteld; maar die wezen en schijn kan onderkennen, gevoelt, ook zonder de verzekering der Schrijfster, dat alleen de inkleeding en namen verdicht, de voorvallen geschiedkundig waar zijn. En daarvan kan zich ook ieder overtuigen, die wil nagaan, welk het christendom is der trouwe, eenvoudige, kinderlijke zielen onder ons, die Jezus Christus uit den Bijbel leeren kennen en in 't gebed kracht en moed scheppen voor de bezwaren des levens. Nooit vond ik bij hen een ander christendom dan dat van Thomas en Eva: het christendom der liefde. Dit christendom der liefde, aan kinderkens en eenvoudigen geopenbaard, dit christendom der heilige en heiligende liefde, ook wetenschappelijk te verdedigen tegen de verstandigen en wijzen dezer eeuw, tegen de pharizeën en letterdienaars, weetheiligen en vergoders van begrippen, die het ons trachten te ontrooven, is de schoone taak, welke de Morgenster zoekt te volbrengen.’
P. hofstede de groot. Morgenster, no 29. |
|