harten, naar een kunstlicht te zoeken, om het profeten- en apostelbeeld, dat hun toegewezen was, van alle zijden te laten - beschijnen en bekijken. - Deze dichter heeft dus de waarde, de beteekenis en den eisch van een dichterlijk bijschrift in het Album verstaan, erkend en gehuldigd, en zich de moeite gegeven om zijne stof meester te worden, vóó dat ze hem overmeesterde. - Wij meenen reeds denzelfden lof gegeven te hebben, op dezelfde gronden, aan den heer Bennink Janssonius bij de dichterlijke voorstelling van Stefanus. - De poëzij is, zoo als wij dat van den heer Ter Haar verwachten, edel en wèlluidend, 't is de echte, ware dichterlijke taal, even ver verwijderd van een mat berijmd proza, als van een parforce-jagt naar Oostersche beelden, naar geweldige beeldspraken, naar gedrochtelijke, overspannen tropen, of naar die geschilderde vlammen, ‘tusschen welke (zoo als vader Van der Palm keurig zegt) wij evenwel staan te huiveren.’ - Uitmuntend is Thomas op Golgotha geschilderd.-Indien de Jonger daar werkelijk geweest is, - wij zullen 't om den wille van den wakkeren dichter maar voor waarheid houden - zal hij niet anders gedacht hebben, dan wij hem hier hooren denken:
‘'t Wordt alles nacht voor Thomas oogen,
Hij voelt naauw dat het aardrijk beeft,
't Is hem of heel de schepping sneeft,
Of weêr de zon haar licht gaat derven,
Nu zijne ziel - met Jezus sterven -
Haar licht, haar zon, verloren heeft.’
De ongeloovige, of beter twijfelende, Jonger wordt ons niet minder keurig geschetst, in eenzame overpeinzing, heen en weder dolende in Bethaniëns palmendreven; - het berigt der Verrijzenis, door Petrus en Johannes, in dialogischen vorm, is meesterlijk volgehouden, - de Verschijning is indrukwekkend en hoogst getrouw geschiedkundig behandeld. - Het moet den Christelijken lezer verheugen, dat hier over den ongeloovigen Thomas geen anathema wordt uitgesproken; dat de Apostel juist zóó verschijnt, als het Evangelieblad hem schildert, en dat der warme, der gloeijende liefde van den miskenden Jonger, door den dichter Ter Haar alle regt is wedervaren. - Voor de deklamatie, of mondelinge voordragt is deze dichterlijke levensbewerking in alle opzigten geschikt; - de kracht der poëzij, de zuiverheid van het rijm - de vloeijende regels, die niet horten, stooten of brommen - maken deze zeer verdienstelijke bewerking tot een parel aan de kroon van het Album, om eene zeer gewone vergelijking eens weder te bezigen. - Waarom zouden dergelijke ernstige gedichten niet mogen gehoord worden in de kringen van jeugdige beoefenaren der schoone kunsten, of wel in onze meer en meer gezochte Rederijkerskamers, alwaar ze althans niet minder gepast zouden zijn, dan menig langdradig drama, vol gruwel en moord, en vol alexandrijnen; of menig over-dartel en tamelijk onkiesch kluchtspel, waar men zich groot geweld moet aandoen om over zekere (onaardige) aardigheden te lagchen, die welligt vrij wat meer in den goeden smaak (?) vielen der voorvaders. - Wij brengen den heer Ter Haar den dank voor zijne zorg en moeite bij het ontwerpen der dichterlijke bewerking, en waarderen het talent, hem geschonken, 't geen hij dienstbaar maakte om het Dichterlijk Album te versieren en in waarde nog meer te doen stijgen.
De heer De Bull heeft Johannes de Dooper op eene andere wijze behandeld. - Zonder de waarde van het dichtstuk te willen verminderen ('t is, zoo als wij dit hier mogten verwachten,