De Tijdspiegel. Jaargang 10
(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.Het beginsel van het protestantisme.Hoe verblijdend zou het zijn, wanneer eindelijk eens de verschillende vertegenwoordigers van de Protestantsche belijdenissen inzagen, dat eendragt alleen magt maakt, en dat hunne kleingeestige verdeeldheden, die even onverstandig als onchristelijk zijn, alleen voordeelig zijn voor Rome's aangematigde oppermagt, die thans de geheele Protestantsche Christenheid met eene vernieuwde krachtige reactie van hare, in beginsel nog nooit opgegevene, hierarchische aanspraken en onschriftmatige instellingen, bedreigt. | |
§ 1.Wij leven in den tijd van beginselen - alles moet met beginselen beginnen -: menschen, theoriën, wetenschappen, zelfs kunsten en handwerken. - De zoogenaamde eerste en diepere grond van alles, het fondament, moet aangewezen en ontbloot - de wetenschappelijke mannen van onzen tijd komen in de gedaante, met het gezag der rooimeesters, te voorschijn - er moet onderzocht worden, uit welke bron het water in beken, stralen of stroomen opbruist. - Wij leven in den tijd van het onderzoek: - waar de wetenschap en het stelsel verschijnen, vraagt men niet slechts naar de verschijning zelve, maar wil de oorzaken opsporen, waarom deze juist zóó en niet anders verschijnen, waarom de vorm van stelsel of theorie juist alzoo is en niet anders -: rond, hoekig, gebrekkig, volledig - als het beginsel ontbreekt of onkenbaar is, wordt het oordeel der verstandigen opgeschort, en men wacht totdat hier de openbaring voor vleesch en bloed is gekomen. - Hoe dikwerf hoorden we niet in vergaderingen of vereenigingen op deze wijze spreken -: ‘Ik zal voor of tegen het voorstel zijn, niet wegens den persoon, maar alleen wegens het beginsel,’ - buiten twijfel dat men meer dan eens in het menschelijk leven, evenwel niet altijd zonder boos opzet, het beginsel met den persoon verwart, en bij wijze van euphemismus aldus spreekt -: ‘het beginsel - (lees verbeterd:) - de persoon, die het beginsel vertegenwoordigt.’ - Intusschen laten we der- | |
[pagina 162]
| |
gelijke misbruiken op hunne plaats waar zij behooren, en verheugen ons de aandacht onzer meer ernstige lezers op het doorwrochte werk van Dr. D. Schenkel, Het beginsel van het ProtestantismeGa naar voetnoot*) heen te leiden. - Wij wenschen in het belang der goede zaak, als aan zijne hand, onze opmerkingen en gevolgtrekkingen zoo ongedwongen en op onze wijze den lezer mede te deelen. | |
§ 2.Dat vele ‘zoogenaamde’ protestanten volstrekt niet weten wat het protestantisme is, dus nog veel minder waarin het beginsel van het protestantisme bestaat, stellen wij als eene bekende waarheid op den voorgrond. - Een Protestant is immers een soort van een menschenkind dat niet Katholiek is, ook niet Jood of Mohammedaan, ook geen Hindoe of Brahmin, maar die nog al tamelijk vrijzinnige begrippen koestert van alles wat de godsdienst leert, en ergens hier of daar bij de niet-Katholieke kerk te huis behoort, al weet hij zelf niet regt - wáár - deze is de Protestant. - Hij heeft zekere duistere en verwarde begrippen van vrijheid in het geloof, van algemeene menschenliefde, en grooten afkeer van alles wat bijgeloof heet of daarmede verwant is - en daarbij blijft het; somtijds hebben we van lieden, die eigenlijk niet aan de Openbaring geloofden, en er ook niets van wisten, op de vraag naar hunne geloofsbelijdenis, dit antwoord vernomen -: ‘met uw verlof, ik ben Protestant. -’ Nog veel erger is het gesteld met het beginsel van het protestantisme - want, het spreekt van zelfs, hier is de onkunde nog veel grooter. - Zeer vele menschen van zeer verschillend alooi weten in het geheel niet wat een beginsel is, en geven zich voorshands ook de moeite niet om het te weten - hoewel ze allen onwetend toch naar zekere beginselen handelen - b.v. die der eigenliefde, van het eigenbelang, van geldzucht, of stijfhoofdige onbuigzaamheid - zoo schijnen ze wat de meest gewigtige zaken betreftz, aan de kennis der beginselen of gronden bijkans geen gewigt te hechten - de oorzaak is niet verre te zoeken -: deze lieden blijven alleen staan bij de bloote beschouwing en waarneming van alles wat hen omringt, van alle de teekenen des tijds, en hun beginsel is hier: ‘als ik er mijn voordeel meê doe is het al wel, heel wel.’ | |
§ 3.Nu is het zeer te beklagen, dat de godgeleerde en wetenschappelijke mannen, die met de Heilige Schrift en de geschiedenis der Christelijke kerk naauwkeurig bekend zijn - nog niet tot eenheid en zamenstemming gebragt zijn, wat betreft het beginsel, de eerste grond, de eigenlijke levenskracht van het protestantisme. - De waardige en onpartijdige Heidelberger hoogleeraar bewijst ons dat in zijn treffelijk werk, op eene even overtuigende als treurige wijze. - Hier zien wij de godgeleerden, als jagers, die het wild opsporen, maar het nog niet kunnen vinden - de Columbussen, die altijd op de breede zee heen en weder zeilen, zonder het beloofde land ontdekt te hebben - of, wat nog veel erger is, elk komt met een afzonderlijk, tegenstrijdig beginsel, 't zij formeel of materieel voor den dag, en wil dat liet kind juist dien doopnaam zal dragen, en niet dien van den nevenman. - Zoo iets brengt den goeden | |
[pagina 163]
| |
naam der beginselen in verdenking - boosaardige lieden, b.v. ongeloovigen en Jezuïeten, durven te beweren dat het protestantisme in het geheel geen beginsel of vasten en eersten grond heeft, en dat mannen zoo als Dorner, Baur, Hundeshagen, Rothe, Klee, Thiersch (zie het werkje van D. Schenkel, blz. 15) en Schleiermacher en Dr. Schenkel zelve, even als Don Quixotten, steeds op weg zijn, om de Dulcinea (het beginsel) te zoeken en te vinden - en dat derhalve van deze zijde beschouwd, in het hooggeprezen protestantisme, eene groote leemte en zeer gevaarlijke verzakking aanwezig is. - Dit verschijnsel in de godgeleerde wereld, laat zich echter, zoo als het ons voorkomt, ligtelijk verklaren uit de bekende eenzijdige beschouwing ook der godgeleerde mannen, die elk het protestantisme van ééne afzonderlijke zijde voor hunne oogen plaatst; deze ziet het geheel van boven, een ander weder van beneden, een derde van de linker- of van de regterzijde, of wel van voren, en van achteren - (a priori, a posteriori) - derhalve moet het grondbeginsel dat deze heeren aan wijzen en aanbevelen, geheel afhankelijk zijn van het tegenwoordig standpunt waarop zij staan, en van den focus der gezigtskracht - ja van het meer scherpe of zwakke oog - of wel - helaas! - van de glazen van den bril welke de oogen bedekken. | |
§ 4.Intusschen - zoo als alle dingen en zaken en wetenschappen en stelsels een beginsel moeten bezitten, moet ook het protestantisme een zoodanig kunnen aanwijzen. - 't Is toch geen kasteel in de lucht, geen gedicht, geen droom, geene improvisatie. - Het protestantisme is degelijke en geschiedkundige waarheid - een feit - een groot en duurzaam feit, - en als eenige millioenen menschen zich vereenigen, om in dit feit - waarheid, regt, billijkheid, ja nog meer: de waarborg voor het toekomend heil der geëmancipeerde menschheid te vinden - dan mag het beginsel niet ontbreken; - nu blijft altijd de vraag, waar men het zoeken en waar men het ook niet zoeken moet - daarover verspreidt het grootendeels geschiedkundig, maar ook kritisch geschrift van D. Schenkel, tamelijk veel licht. - Reeds dadelijk, wordt het werkelijk diepliggende beginsel van het protestantisme genoemd - ‘de Ideé van de herstelling der menschheid door het geloof aan Jezus Christus den Godmensch, tot eene zedelijk volmaakte gemeenschap met God’ (blz. 15), tegen welke stelling wij de vrijheid nemen een tweetal bedenkingen aan te voeren. Eerstelijk: hier wordt te weinig gegeven - de herstelling der menschheid door het geloof in Jezus Christus, is secundair, en vooronderstelt als voorafgaanden grond het geloof in God den Vader, die zich in Christus den Godmensch openbaarde. - Op deze wijze zoude het protestantsch beginsel van D. Schenkel, tegen het oude Apostolisch geloof, art. I, strijden, en wat nog meer zegt, tegen de eigene woorden van den Heer zelven, b.v. Joh. XVII vs. 3. Ten tweede: is dit beginsel te ruim in omvang, om slechts zuiver protestantsch te kunnen heeten - want, ook de verstandige en onpartijdige Katholiek kan het als zijn beginsel aannemen, en zoude er zich, zelfs onder goedkeuring der kerk, onder voorbehoud van eenige andere stellingen, mede kunnen vereenigen. - Eigenlijk is de voorstelling van D. Schenkel in de | |
[pagina 164]
| |
aangehaalde definitie, zuiver, algemeen, Christelijk, Evangelisch - en niet bloot protestantsch - men schijnt te vergeten dat het protestantisme en het beginsel daarvan, feitelijk historisch is ontstaan, door tegenwerking en bestrijding van het Katholicisme, en derhalve een historieel kenmerk moet dragen, als het inderdaad protestantsch zal blijken te zijn. | |
§ 5.Hoogst belangrijk is de kleine catalogus van verschillende protestantsche beginselen, welke Schenkel ons mededeelt, en welke hij meestal bestrijdend aanroert - hier is veel te leeren en ook weder te betreuren - b.v. is het zeer waar 't geen wij lezen - ‘dat de Bijbel niet het eigenlijke beginsel van het protestantisme is.’ - Wijlen Prof. Kaiser, in zijne Biblische Theologie, sprak reeds van eene Bibliolatrie (Bijbelvergoding- Bijbelafgoderij -). Uit den Bijbel haalt iedereen, zoo als bekend is, wat hij gaarne wenscht te vinden, om aan de regt- of vrijzinnige wereld aan te bieden. - Wij kennen de nog niet verouderde woorden van vader Werenfels: ‘Dit is het boek (de Bijbel) waar ieder zijne stellingen zoekt - en ze ook inderdaad vindt.’ - 't Is hier blijkbaar dat men den inhoud met den vorm verwisselde, - en het Bijbelboek voor de Bijbelsche waarheid zelve heeft gehouden - het kleed, den bovenjas, den rok, voor den persoon zelven. | |
§ 6.Het beginsel van Dorner komt grootendeels neder op de geopenbaarde waarheid der Schrift nevens de inspiratie van den Heiligen Geest. - Zekerlijk verbazend algemeen - maar bij den strijd over de beginselen is immers juist dit het struikelblok, en het gevaar, en de altijd terugkeerende Sisyphussteen: om het beginsel niet te naauw, te eng, te partieel te maken, waar dit onvolledig blijkt te zijn - maakt men het daarentegen wederom te ruim, te veel en alles omvattend, dan wordt het als te veel in de lucht zwevend, te weinig beperkt en niet naauwkeurig begrensd, en men vervalt dan in de oude heidensche spreuk van de Scylla en de Charybdis. - Zoo zien wij, aan de hand van D. Schenkel, dat Dorner en Martensen mede grijpen en tasten naar een degelijk beginsel -: nu eene ‘vereeniging van het Godsbewustzijn met de historische waarheid’ - dan ‘de getuigenis van den Heiligen Geest’ - dan ‘eene vereeniging met Christus door het geloof.’ - Men veroordeele ons niet als we hier aan de fabel van Tantalus moeten denken, wien de vrucht telkens van zijne lippen werd weggerukt, als hij den mond opende. - Wanneer wij den zeer begaafden schrijver in zijne geschiedkundige voorstelling volgen, ontdekken wij weldra, dat men altijd het beginsel van het protestantisme tweevoudig heeft opgevat -: subjectief en objectief - materieel en formeel - in- en uitwendig, en dat daardoor eene zeer gevaarlijke zamensmelting en noodlottige spraakverwarring is ontstaan. - Bovenal heeft men zich in algemeene bespiegelingen verdiept, en is, den historischen grond van het protestantisme geheel verlatende, in zeer algemeene begrippen vervallen, die zichzelve reeds veroordeelen, omdat ze juist op de tegenpartij, die het protestantisme in het leven riep, wij bedoelen het Katholicisme, volkomen | |
[pagina 165]
| |
toepasselijk zijn. - Om die reden is zekerlijk de opvatting van Dr. Baur, ten minste historisch, even waar als ontwijfelbaar: ‘eene bevrijding van het subject van de dwingende magt des uiterlijken gezags’ (biz. 25) - eene vrijmaking derhalve van den Christen - zekerlijk wederom een negatief beginsel, dat op eene aanvulling en bevestiging wacht - maar zuiver historisch - en ons te meer waard, omdat het als zamensmelt met het groote en alles beheerschende grondbegrip van het oorspronkelijk christendom zelve -: verlossing - verzoening - bevrijding, - onderling, volstrekt onafscheidbaar vereenigd. - Het beginsel van het protestantisme is dus, uit dit standpunt beschouwd, eene den mensch en der menschheid aangeborene neiging, eene onafwijsbare behoefte - eene bevrijding van alle knellend en onregtmatig gezag -: hier het gezag der zonde - of om in den zinnebeeldigen Oosterschen Bijbelstijl, ten gerieve der kerkelijke letterknechten, te spreken - van het gezag van den duivel en zijne dienaren - en van het gezag van alle gewetensdwingers of geloofsbeulen van welken aard ook - in en buiten de protestantsche kerk - alzoo bevrijding - verlossing - emancipatie - herstelling van regt en regten - van het gekrookte riet, - daar ligt ongetwijfeld zulk een beginsel in het protestantisme. - Wij zullen later, naar voorlichting van den kundigen Heidelberger Hoogleeraar, trachten aan te toonen, welke zonderlinge beginselen men buiten de aan gevoerde heeft gevonden, en eindelijk op het gewigtige, en voor onzen tijd onmisbare resultaat terugkomen, hetgeen wij den lezer reeds, boven onze paragrafen, als motto leerden kennen. - Wij wenschen in eene volgende aflevering onze beschouwingen van het protestantsch beginsel te kunnen voortzetten.
Spiritus Asper en Lenis. |