| |
| |
| |
Kinder-litteratuur.
I. Almanak voor de jeugd voor 1853. - Amsterdam. H.J. van Kesteren.
Ons opbloeijend nageslacht wordt in de haast en hitte des levens niet vergeten - daarvoor zorgen, in de eerste plaats, de heeren uitgevers, en hebben hunne goede en gegronde redenen daarvoor, die wij respecteren en niet mogen ontsluijeren; en nevens hen zijn er vriendelijke medewerkers te vinden, die in den kleinen achterhoek der kinder-letterkunde planten en oogsten. - Veel roem en glorie is dáár niet te behalen, maar des te meer nut te bewerken; - het steltenpaar der geleerdheid, en de tabberd der wijsbegeerte, en de fonkelende diadeem des dichters, is dáár niet aangeboden of te verkrijgen - als men voor de kleine menschen, de 12mo's en 18mo's van ons geslacht, schrijft, is alles in dit problema opgesloten -: geeft ze in geringe voorzigtige dosis: waarheid - liefde - deugd - meer behoeven de kinderkens, voorshands, niet - later komt de school, de meester, de ondermeester, de gouverneur, de conrector, eindelijk de hooge school, met de professoren - en dan de allerbeste lagere en hoogere school -: het leven -: cela suffit. - Als er intnsschen mannen en vrouwen gevonden worden, die zich zoo onbegrijpelijk vernederen, dat zij, met de pen in de hand, in den kring der kinderen treden, om daar reeds de zaden van het goede en zedelijk schoone en ware, als de graankorreltjes voor de gretige kippen, te werpen - dan zijn deze lieden niet minder respectabel, als ze met de kleinen op en neder huppelen, en keuvelen, en spelen, dan de groote, verbazend groote geleerden, die voor de groote menschen-kinderen - boeken - altijd toch nog - kinderschoolboeken des levens - schrijven!
Er heeft zich langzamerhand, in ons vaderlandje, een kring van mannen en vrouwen gevormd, die het inglorieuze vak der kinderletterkunde beoefenen; vooral jaarlijks, als de heeren boekhandelaars de roffel slaan, in het gelid treden, en ook met de bijdragen komen. - Die kring van infanto-letteristen is niet zeer groot, en dat behoeft ook niet - men vindt er jaar aan jaar de gewone, bekende namen, en de beschaafde kinderen ten onzent beginnen hunne litteratoren meer te leeren kennen. - Die onschuldige klub van kindervrienden heeft weder in 1853, of beter voor 1853, den bekenden Almanak voor de jeugd in het leven geroepen, en de heer van Kesteren droeg betamelijk zorg, dat bij deze uitgave het kunst- en prentwerk behoorlijk kon geprezen worden, gelijk hier dadelijk geschiedt, ter dezer instantie -: want de plaatjes - wij bedoelen natuurlijk de gekleurde, - zijn schier allen zoo goed en keurig bewerkt, dat de kinderen niet zullen zeggen, zoo als wij ze somtijds hoorden zeggen: ‘ajakkessie!
| |
| |
wat een leelijke vent, of wat een leelijk kind - kijk, - vader of moeder! dat lijkt wel op een aap of een kat’ - neen, heer uitgever! daar hebt ge ditmaal beter voor gezorgd - en de kinderkens hebben, ook ten onzen aanhooren, uitgeroepen -: ‘O, kijk reis: wat een aardig prentje!’-
Wat den inhoud van den Almanak voor de jeugd betreft - deze is met den tijd, van de goede zijde - progressief - de twaalf maanden hebben elk een klein, kinderlijk, naïef bijschrift - flinke grepen uit de kinderwereld. - Wij drukken u, namens onze en veler kinderen, de hand, brave heer van Zeggelen! kom alzoo in 1854 tot ons terug!
Van Koetsveld geeft ons een glas ezelinnenmelk, - dat is een allerliefst kinderverhaaltje, uit den Haag -: een lieve broeder, die voor eene kranke zuster zorgt; een schilder en nog een schilder - de eene wat fijn, de andere wat grof uitgevallen; armoede en deugd, - eindelijk, - de deugd beloond. - Wij hebben dit keurig verhaal door de kinderen - en dezen zijn hier de ware recensenten, - bijzonder gunstig hooren recenseren. Wij danken u, heer Koetsveld, en bevelen u de kinderwereld aan!
A. Ising geeft ons eene roeipartij - die miserabel afloopt, en waar hij de natuur, de natuur van kwaadaardige, bedorvene schoolknapen, regte bengels, zeer getrouw in de kaart heeft gezien. - Hier zien we een tal brutale, bedorvene knapen - die eindelijk kopje onder raken, maar - ('t kon niet anders, opdat het niet te tragisch afliep) weder opgevischt worden; - hier en daar heeft de brave schrijver, welligt al te natuurlijk - wel te verstaan - gesproken, - woorden als ‘beroerling’ enz. - zijn helaas! in der knapen mond niet ongewoon, maar zij klinken toch niet bevallig - intusschen is dit verhaal voor de jeugd boeijend, omdat het zoo veel waarheid bevat - er behoort talent toe, om zóó voor de jeugd, uit de jeugd, een bezield tafereeltje te leveren. - Kom ook maar weder tot ons, wakkere kindervriend!
Tante Jans, met eene andere Tante, Rica, aan de hand, heeft een allerliefst stil leven uit het menschelijk leven, der kleine wereld, die ze wel kent, medegedeeld. - Hier moet historiële waarheid ten grond liggen - zulke waardige, oude, patente Tantes zijn er inderdaad. - Tante Jans, geef ons ook maar eens weder uit uw oomes- of tantes-doosje zulke proeven - gij doet er wel aan; evenzoo:
Christina van G.... met Raadsheer en Bello. - Als wij vergelijkingen mogten maken, staat dit verhaaltje, wat de zedelijke strekking betreft, boven aan - buiten de greep uit het leven, - de vogel en het hondje, komt het kinderlijk natuureigen - de individualiteit van lieve en stoute kinderen hier aandoenlijk op den voorgrond en - nuttig. - Gij zult ons weder verrassen, waardige Christina.
Nu de poëzij: Klaas haalt vogelnestjens uit - 't bekomt hem - miserabel.
‘Het nest was leêg, toen Klaas verscheen;
Geen veêr was daar te vinden.-’
Bravo, heer Lesturgeon! als we tijd en ruimte hadden, zouden we van uw lief kindergedicht ten minste zeventien toe- | |
| |
passingen op de groote menschenkinderen maken, die juist als Klaas:...
‘En Klaas? wat keek het ventjen boos,
Wat liet hij 't lipjen hangen!
De vooglen waren al te loos,
Om zich te laten vangen.’
O! o! wat zijn er al niet Klazen, - in de staatkundige, letterkundige, en maatschappelijke wereld - al te maal, zoo als de pogcher hier, met hangende lippen!!
Bij moeders dood, door Parson. - Een diep aangrijpende toon des gevoels, die uit menig oog een traantje zal lokken - de eenvoudigheid der waarheid.
De verzoeking, - braaf, mijn jongen! eerst werken, dan spelen! een oud thema, maar op die wijze bewerkt, voor onze lievelingen, die niet altijd werken willen - nooit te oud.
Jansjes muiltje, op St. Nicolaas, door Wijsman. - Een lief kind, dat voor de armen een lief goed hart heeft. - Ook eene oude zaak, maar altijd in elken kinder-almanak opperbest te gebruiken.
Bedrukte kinderen - door -?- Alzullen dergelijke ‘bedrukte kinderen,’ zoo als hier geschetst worden, ook geen almanak voor de jeugd in handen krijgen - is die toon des medelijdens voor de onbedrukte en welgestelde kinderen - des te beter.
Meisjesmijmering, door N.A. van Charante - steekt waarlijk den naïeven Van Zeggelen naar de kroon, en moge door alle lieve, vriendelijke nufjes, eenige malen luide voorgelezen worden, - 't is eene Beetsiade - toch oorspronkelijk, zoo mijmeren ze inderdaad, de meisjes, om later over geheel andere zaken te denken.
Jongens verdriet en jongens pret. - Bijschrift bij het zeer voldoende titelprentje, hecht zich, wat vorm en inhoud betreft, aan de meisjesmijmering. - Als vader en dichter Van Zeggelen in de kinder- of huiskamer met zijne lezers rondhuppelt, - is hij daar zoo goed te huis, dat wij hem benijden in de gave hem verleend, om dat kleine, eigenaardige leven, volstrekt objectief, door zijne onschuldige Muze te laten daguerreotyperen. - Kom terug, brave huisvader!
Spreuken, door Lublink Weddik - uitnemend geschikt voor de kinderen in dien leeftijd, waarin de Spreuken van Salomo nog te hoog voor hen zijn, waardig in hun geheugen geprent te worden. Ze deden ons denken aan de Disticha (tweelingverzen) van Cato, en aan de bekende regelen, aanvangende: ‘Rendez au Créateur ce qu'on doit lui rendre’ enz.
Nu nog een versje bij het titelvignet, door van Thiel, op den almanak zelven eene kleine, gepermitteerde lofrede. - Stemt de lezer mede in:
'k Ben regt verheugd, mijn kind,
Dat ge in dien mooijen Almanak,
Zoo veel behagen vindt -?
Ten slotte een kinderdrama, tooneelspel in twee bedrijven, Oom Gus, door A. Ising. - De bekwame vriend der jeugd heeft van een ouden vorm allergelukkigst partij getrokken -: een quasi doove oom - (wij hebben er meer van die soort in onze almanakken begroet) (thut hier aber nichts) leest eenigen zeer ondeugenden en betergezinden kinde- | |
| |
ren - de les, - en buigt het kromme regt, - de rijke oom Gus, en de inhalige kinderen zijn treffelijk, als uit de wereld, op het almanakpapier teruggegeven - en de heer Ising is inderdaad geworden: ‘als de kinderen,’ - het zedelijk beginsel is niet vergeten; dit tooneelspel zal, door een kindergezelschap vertoond - ook zonder entréebilletten, kostumes, of decoratiën - wel zoo nuttig en aangenaam kunnen werken, als een paar dozijn op- en overgebakken Variétés-stukken, alwaar de goede zeden, en de goede smaak, van bedrijf tot bedrijf, in optimâ formâ, ter dood gemarteld worden.-
Wel man! zegt de lezer van dit Tijdschrift, wat hebt gij u afgesloofd, om eene eenigzins uitvoerige aankondiging van - ja van - een onnoozel kinderboekje te geven - van zulk een prulletje met prentjes, en versjes, en vertelseltjes -! was dat der moeite waard, man? - Zekerlijk, beste vrienden! Geen hoogdravende geleerdheid of wijsheid, die op hooge stelten gaat, of alles doorsnuffelende wetenschap - levert u de almanak - maar, met uw verlof - wanneer wij onze kinderen, die gaarne lezen, en door dat lezen mede gevormd worden, nog niet als prulletjes beschouwen, dan is elke bijdrage, die het kinderlijk hoofd en hart bewerkt, belangrijker en onze aandacht meer waardig, dan het gehaspel en getob en gemorrel der groote kinderen in rokken en jassen, die elkaâr, met de pen in de hand, nazitten en bij den kraag vatten. - Als men de kinderen lief heeft, zal men de kinderboekjes ook lief hebben!
| |
II. Kinder-Courant, Jaargang 1853, bij K. Fuhri, 's Hage.
Gij kunt er van verzekerd zijn, dat de vooruitgang der negentiende eeuw, vroeg of laat, ook op de kinder-litteratuur moet terugwerken. - Even zoo als de kinderkleederdragt, blijkens de Parijsche modeplaatjes, door de geduchte alleenheerscheresse, ‘véélvormige Astaroth’ wordt geregeerd, overheerscht, autocratisch, evenzoo moet, om met de boekverkoopers te spreken, het kindergoed - (niet de luijermand of de speeldoos) - eene hoogere ontwikkeling te gemoet gaan. - Welligt dat de redacteurs der Haagsche Kinder- Courant hier of daar een kleinen baas hebben opgemerkt, die met de Nieuwsbode of het Handelsblad in handen, - deftig zat te lezen - en dat ze toen op eens hebben uitgeroepen, met Archimedes: - ‘gevonden! gevonden!’ - Kort daarop verscheen de Kinder-courant - en wat is dit periodieke werk,
| |
| |
klein folio, met platen en houtsneedjes, en rebussen? Eigenlijk een zeer aardig en noodzakelijk kinder-weekblad, dus eigenlijk geen courant in den gewonen zin des woords - neen, een geschrift dat de kinderen hier met de vaderlandsche geschiedenis bekend maakt, daar raadsels en voorstellen opgeeft, dan weder kleine verhalen of brieven aanbiedt, en geregeld zekere werkzaamheden voor elke week opgeeft - zelfs om te kleuren, uit te knippen, en op te plakken - derhalve is hier vrij wat meer dan een courant - en wij zouden tegen den titel ons nadrukkelijk protest kunnen inleveren - als het hielp - nu blijve de oude naam maar in leven; welligt streelt die hier of daar het kind, bij de gedachte ‘ik heb en bezit ook mijn krantje!’ - De medewerkers aan dit echt Nederlandsch kleinvolks-volksblad verdienen alle aanmoediging, vooral bij de zeer moeijelijke taak, veel moeijelijker dan de redactie van de Haarlemmer of Rotterdammer, of wie er meer, dagelijks, aan de pers ontperst worden - want, men kan de lieve jeugd toch niet de nieuwtjes van den dag, - het verslag der zitting van Kamer 1 en Kamer 2 mededeelen, of de allergewigtigste discussiën en beraadslagingen van menigen gemeenteraad? - Kinderkost, en dat telkens weder! 't is geene kleinigheid! daarom zijn zekerlijk niet alle artikelen even zeer voor de kinderkens geschikt - hier soms te hoog, daar te laag - maar over het algemeen voldoet de bewerking tot heden toe op eene uitstekende wijze aan het doel en de behoefte. De kinderkens (wij spreken hier uit ondervinding) wachten naar de courant, zij zoeken dadelijk elk, naar de aangeborene zienswijze, hunne gading. - De raadselen en voorstellen worden aan de huisgenooten, die er gaarne vrede mede hebben, terstond voorgelezen, en dezen zitten er somtijds genoeg mede in het naauw - de prenten worden beoordeeld en behandeld naar de opgegeven methode van kleuren of uitknippen - en, zeker wel het laatste, de geschiedkundige
mededeelingen ingezien. - Buitendat heeft de uitgever, een menschenkenner, de eerzucht der kleine menschen geweldig geprikkeld, toen hij zelfs prijsvragen heeft gegeven, en de bekroonden, met naam en voornaam, der wereld zijn bekend gemaakt, bekroond, niet met goud, zilver of brons, maar met papier en kaarten - altoos een mikrokosmus - eene afschaduwing der groote geleerde wereld, in nuce -! zeer goed gezien! - als de ouders, mombers, en meesters maar zorg dragen, dat de kleine personen niet al te eergierig worden. - Wij kunnen in gemoede deze onderneming, om de kinderen op eene aangename en nuttige wijze bezig te houden, aanbevelen - ja, doen dit te meer - dit gelde ook den Almanak voor de jeugd - omdat wij hier en daar, den Hemel zij dank! geene herborene moeder de Gans naar onze kinderen zien heentrippelen en heenwaggelen, die hun het hoofd met allerlei infame logens en onwaarheden, en spookachtige vertelsels vervult en verwart; zekerlijk de allerongelukkigste methode, om kinderen, die ook waarheid wenschen en behoeven, te onderwijzen; - ook om deze redenen verheugen we ons, dat de kinderliteratuur, in onze dagen, in een meer verstandelijken, gemoedelijken, en praktischen toon wordt gehouden, en wij hopen opregtelijk, dat het getal der bekwame schrijvende kindervrienden in ons vaderland moge aangroeijen van jaar tot jaar. - Dat de heeren boekhandelaars en uitgevers altijd beter
| |
| |
en beter met de auteurs van beiderlei geslacht, met de gekleurde prentjes, met het publiek of debiet - (dit is volstrekt gelijkluidend in der boekhandelaars bijzonder woordenboek) mogen teregt komen, opdat de kinderen, die eens menschen zullen worden, buiten de school in de huis- en speelkamers nooit drenzen, of grienen, of zich ‘ijsselijk’ vervelen, maar, als zoete, lieve kinderen - dikwerf lezen - en dan later de uitgelezene en op non-activiteit geplaatste kinder-bibliotheek, eens hunne eigene, weder aan hun kroost aanbieden, zeggende: ‘toen we nog zeer klein waren, zoo als gijlieden thans, hebben we die boekjes en weekbladen met veel genoegen gelezen - kinderen, neemt ze ook ter hand - want een goed kind aardt immers naar vader en moeder!’
Spiritus Asper en Lenis.
|
|