| |
| |
| |
Een Nederlandsche humorist.
Snippers van de schrijftafel, door C.E. van Koetsveld - Schoonhoven, van Nooten.
Onze letterkunde is niet arm - zij is rijk, boven al aan overgeplante, ingeënte vruchten, die als men naar haar getal vraagt, hernemen - ‘wij heeten: legioen’ - maar aan oorspronkelijke, echt Nederlandsche voortbrengselen, inboorlingen de ‘pur sang,’ zijn we arm en zullen er niet rijk aan worden, om vele redenen-: wegens de groote vraag naar buitenlandsch produkt, puik, puik uit zee; wegens de grootere gemakkelijkheid en vaardigheid, om anderen na te denken en na te schrijven of te vertalen, en wegens de groote angstvalligheid waarmede boekhandelaars oorspronkelijke lettervruchten, die geene bepaalde geldvruchten beloven - aanzien - er zijn nog andere oorzaken die wij hier niet kunnen noemen. - Genoeg, als een zelfstandig Nederlandsch schrijver optreedt speelt hij een gewaagd spel - en vooral, als hij daarenboven een denker is; want niet alle schrijvers zijn denkers - wanneer die denkende schrijvers buiten dat hunnen eigen weg gaan, den weg van den krachtigen humor, - wederom geheel iets anders dan, het - nare, vooze, flaauwe - ‘luimige’ - dan mogen ze toezien, om niet dadelijk door den raad en heeren schepenen te worden gecondemneerd.-De heer Van Koetsveld is, om een term der ‘schepenen’ te gebruiken-: ‘gunstig bekend’ - zijn er van eenig boekwerk twee of drie uitgaven verschenen, dan verschijnt de schrijver daardoor - als ‘gunstig bekend’ - 't geen voor de heeren boekhandelaars alweder eene zeer bijzondere, aangename beteekenis heeft. - De heer Van Koetsveld heeft door zijne pastorij, door zijne stichtelijke lectuur, door zijne leerredenen, aanspraak op ‘onze erkentelijkheid en aanmoediging’ (zeggen de schepenen) en als men nu dezen schrijver met Snippers van de schrijftafel, uit de oude studentenportefeuille, (bl. X) in de hand, voor het publiek ziet debuteren, wachten we niets
dan goeds van hem - ‘goeds’ - daaronder kan men verstaan: een ordentelijk, betamelijk, fatsoenlijk, zedelijk verhaal, of een opstel, of een vertelsel, waar Goedhart en Reinhart en Vroomhart, met vrouw en kind, regt goed en vroom, ten tooneele komen - of een geschiedkundig ding - een uittreksel uit een half dozijn dikke zware geschiedenissen, met eenige incidenten, en gruwelstukken, en gevechten, en booswichten, en helden, en brave christenen, doorspekt en doorvlochten, - 't is alles: ‘wat goeds’ - ten minste zeggen de bestuurders der leesgezelschappen alzoo, en zenden de boeken rond aan de lezers, die er al heel veel genoegen in vinden. - De heer Van Koetsveld geeft in deze snippers iets meer dan - ‘wat goeds’-: krachtige, rijke, oorspronkelijke gedachten - vonken en spranken van vernuft - blikken in de wereld, in het hoofd, in het hart, in den ganschen mensch. - Spreuken die, als ge ze leest, ontploffen en knallen - licht- | |
| |
stralen die u, vooral als ge midden in den winter geplaatst zijt, verkwikken - met één woord -: een rijke schat van waarheid en menschenkennis; meestal in den toon van den humorist -: ernstig- verheven-dartelend, boertend en bijtend tegelijk; - hij tast door in den mensch, en vreest niet om sommige gebreken en zonden des tijds aan de kaak te stellen. - Verlaat u daarom niet op den titel -: ‘snippers’ tenzij ge het woord in andere beteekenis neemt: snippers in de koek of het gebak. - Nog meer, de heer Van Koetsveld is een man vol gevoel en waarheidsliefde, daarom echt, warm, christelijk vrijzinnig; - hij loopt niet aan groene of roode kinderleibanden, maar ziet uit eigene oogen, en wat hij ziet en zag, en doordacht heeft, vloeit hem uit de pen; - daarom is dit boekske een rijkdom voor hart en geest - een van die boeken, welke men gedurende drie of vier
jaren, altijd op den schrijflessenaar, naast het eigen manuscript ziet liggen, 't geen men dikwerf op reis, in den reiszak medeneemt, en waaruit men gaarne aan helderdenkende menschen nu en dan voorleest. - Ja wij wenschen, dat zeer velen onzer schrijvers en verhandelaars, brave lieden, die ‘op schoft’ voor de heeren boekhandelaren werken - deze snippers mogen plunderen, en er uit stelen, en er uit overnemen, en er uit laten overvloeijen in de eigene schotels - voor velen zal die sauce piquante hoogst noodzakelijk zijn. - Wij bevelen dit allerliefst huis- en handboek niet verder aan - dat behoeft niet - ware de heer Van Koetsveld niet reeds ‘gunstig bekend’ - deze bladen zouden hem, nevens onze oorspronkelijke denkende schrijvers, eene eereplaats bereiden. - De genie behoudt toch hare regten, ondanks het geblaf der reeds genoemde schepenen en raden van den lande, die gaarne, als zij konden, allen executeerden, die het wagen hier of daar in meening van hen te verschillen. - Sommigen der hier medegedeelde oude kennissen, versierden reeds de kolommen van den Tijdspiegel - de andere afdeelingen -: uit oude papieren bijeengezocht - de proeven van een nieuw Nederlandsch zaakwoordenboek, de woorden des tijds, de vijfde afdeeling - laatste opruiming van snippers - zijn nieuw, - en zullen niet verouderen, al drukken de zetters eens: anno 1953 - want de waarheid - het vernuft - de humaniteit - de humor - verouderen niet-! Wij hopen dat de heer Van Koetsveld, die, zoo als hij betuigt ‘zuinig op het papier is,’ altijd op zijn schrijflessenaar groote en kleine papierreepen moge vinden, en er altijd maar dergelijke snippers van make, heeft hij ooit gebrek, wij zullen hem gaarne een paar riem, franko, toezenden. - Dergelijke boeken, als het behandelde, moeten wel aangekondigd, maar nog veel eerder gelezen en gekocht, en begrepen worden - wij
zullen daarom onze aanbeveling bekorten, en den weetgierigen, beschaafden, Nederlandschen lezer lokken, hem doen watertanden, als den visch met het aas plagen en tergen, opdat hij deze snippers magtig worde, en er ons voor danke, als we hem, met goed gevolg, hebben verlokt en verlekkerd op zulke spijze.-
Kom aan, getrouwe aanhalingen, links en regts - verschijnt! - de lezer oordeele -:
Zoo was dan vooreerst het menschelijke ligchaam een electro-magnetische telegraaf, reeds lang eer die naam bekend was. Het zelfbewustzijn zegt ons, dat alleen in de hersenen de gedachte woont; en de ondervinding leert, dat
| |
| |
iemands denkbeelden niet verminkt worden, al worden hem een half dozijn ledematen - mits niet tot het leven onmisbaar - afgehouwen. Die leden zijn slechts, in betrekking tot het denkvermogen, de steunsels en omkleedsels van de zenuwdraden, die met ondenkbare snelheid iederen schok van en naar de buitenwereld overbrengen. Gelijk bekend is, spant de natuur, bij de vorming van dit kunstig werktuig, eerst de hoofdlinie van het ruggemerg, en bouwt daaraan het hoofdkantoor der hersenen; en van beide gaan vervolgens de andere telegrafische linieën uit. Zoo ontvangt nu de geest ontelbare tijdingen van buiten af, sommige zoo haastig geseind, dat zij naauwelijks leesbaar zijn of half weg afogebroken. Ook van binnen worden telkens de draden van 't gevoel aangedaan, of hunne werking verstoord. Verder beweegt de verbeelding, met fantastische eigenzinnigheid, rusteloos de hand over de toetsen van 't geheugen, die alle op de wijzerplaat van 't zelfbewustzijn uitkomen. En onder dien chaos van telegrafische depêches, door en over elkander, oud en nieuw, van verre en van nabij dooreen geworpen; - vooral wanneer de buitenwereld op onze zintuigen met al haren rijkdom werkt, of de verbeelding koortsachtig opbruist; - onder dien chaos door, vat onze vrije wil de kruk, die de naar buiten loopende draden bestuurt; en de gedachte wordt een woord, eene daad.... Verbazende rijkdom van den menschelijken geest! Maar hij draagt immers ook 't beeld van Hem, wien alle zijne werken van eeuwigheid bekend zijn; die spreekt en het is er, gebiedt en het staat er? Blz. XIX en XX.
De vrouw wordt meermalen met eene bloem vergeleken, de man met een' boom; en dit is niet onnatuurlijk, de eerste is in het plantenrijk het zinnebeeld der schoonheid, en de laatste der kracht; inzonderheid zijn de roos en de eikenboom hiertoe van ouds het eigendom des dichters, en de vrouw mag hoogstens als klimop zich verheffen. Die beelden zijn nu lief en goed; jammer maar, dat de bladeren der roos uitvallen en hare doornen niet, en dat de klimop den stam somtijds in hare omhelzingen verstikt. Ik wilde liever een vruchtdragend gewas tot beeld hebben; dan bleef er, behalve de bladeren, na de bloemen nog iets over; maar de dichters hadden daar minder belang bij: want zij wisten wel, dat zij veel meer voor jonge meisjes, dan voor getrouwde vrouwen zongen. Blz 14.
Tweeërlei winkels stallen het meest aan de straat uit: die pas opgezet zijn, en die uitverkoopen. Ik heb wel eens, bij de ontmoeting van baardelooze jongelingen en keuvelende ouden gedacht, of het bij den mensch ook zoo ware? - Evenwel, ik wil er niet over beslissen: want het een ben ik geweest, het ander hoop ik te worden: ik vrees beide leeftijden te beleedigen, mijn verleden en mijne toekomst. Ook is het zeker geen onfeilbare regel, daar de eene winkel de andere niet is. - Blz. 18 en 19.
amerika. Een nieuw ontgonnen land: de eerste oogst is door de dwingelandij afgemaaid, en de stoppels worden nu door de vrijheid in brand gestoken, om den grond te zuiveren en vruchtbaar te maken. - Blz. 25.
boekverkooper. Een trechter voor voedzame en geestrijke dranken, te bruikbaarder, hoe minder chemische verwantschap hij met die vochten heeft; hoe
| |
| |
minder er dus aankleeft, of zich mede verbindt. - Iemand, die ex officio altijd met het aangezigt naar het oosten staat, om naar eene nieuw opkomende zon uit te zien. Het is dus zijne schuld niet, dat hij - nog wel eens omzien kan naar het westen, maar nooit zich achterover buigen. - Blz. 26.
courant. Een haft, die slechts 24 uren leeft, en daarna het incourantste artikel van de wereld is. - Blz. 27.
koning. De man, die het schitterendste en zwaarste metaal, het goud, op 't hoofd draagt; zijne gunstelingen dragen het in den zak; maar bij de militairen raakt het, zoo als men zegt, op zijn best de koude kleêren. - In alle constitutionele staten is verder de koning de eenige, dien men wel prijzen, maar niet laken mag. Dit nu, even als blazen zonder adem halen, kan geen mensch op den duur uithouden. Het langste nog doen het de sollicitanten. - Blz. 29.
legitimiteit. Gewijde zalfolij, die vroeger alleen te Rome te koop was, maar naderhand in de vijf hoofdsteden van Europa is nagemaakt. - Blz. 30.
romans. Sterke drank, waar tegen nog geen Afschaffings-genootschap is opgerigt. Hij wordt uit de granen der geschiedenis en der menschenkennis gestookt, en is daardoor meer prikkelend dan voedzaam. Afschaffing zou ook hier eigenlijk even onnoodig zijn, als zij onmogelijk is, - indien maar altijd matigheid mogelijk ware! - Bovendien, ook gezondheids-elixer wordt van sterken drank gemaakt; zoo kunnen misschien ook de romans niet meer gemist worden in de groote apotheek der menschheid. - Blz. 33 en 34.
de tijd. Een stoomwagen voor verliefden, eene diligence voor kooplieden, eene trekschuit voor oude lieden en eene pijnbank voor zieken. Iemand, waarvan de kinderen vragen: ‘Wanneer zal hij komen?’ De mannen: ‘Waar moet hij heen?’ En de grijsaards: ‘Waar is hij gebleven?’ - Blz. 35.
Een volk wordt of blijft alleen vrij, wanneer of zoo lang het verdient, vrij te zijn. Zoo lang bij voorbeeld de Italiaan zijne zorgeloosheid en zijn bijgeloof niet aflegt, zoo lang hij alleen moedig is tot roof of sluipmoord en vlugt op 't open veld, zal dit schoone land de vrijheid missen, die er in de oude wereld zoo welig tierde, maar in de nieuwe er nooit regt wortel geschoten heeft. Even zoo gaat eene zedelijk verdorvene republiek in handen van een' dictator over; en wordt de dictatuur een keizerrijk, als de republiek slechts een droombeeld of eene overlevering was, en niet het eigendom van burgerkracht en burgerdeugd.
Ons land is in den grond eene republiek gebleven, ook met eenen koning aan het hoofd, wanneer men maar het woord in zijne schoone oorspronkelijke beteekenis neemt: Res publica, gemeene-best, dat is: een staat, waarin 't volksheil het volk zelf ter harte gaat, en dus gehoorzaamheid aan de gestelde magten in den regel overtuiging is, en geen dwang; terwijl de overheid met het volk over 't algemeene welzijn beraadslaagt. - Blz. 68.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|