raadsels in de hand, wel veel, maar niet alles kan verklaren, zien wij den kleinen, bleeken, als kind naar spijs en vrolijkheid - als jongeling naar de verwezenlijking zijner wenschen en idealen hongerenden en hunkerenden Walter, leerend dat de tanden der kinderen stomp worden van de onrijpe druiven, welke de vaderen hebben gegeten. - Alles komt nogtans zoo te regt, dat de Schrijfster dezen roman, met terugslag op een' vorigen, beter ‘Boete en Herstel’ dan wel ‘De wrekende hand des tijds’ had kunnen noemen. Het heet aan het einde van bijna allen, niet enkel: Sie sind gerichtet! maar ook: Sie sind gerettet!
De knoop (intrigue, de vaak capricieuze met de daarbij gesleepte Dea ex machinâ, willen wij 't niet noemen) is goed gelegd, de situaties klaar voorgesteld, de zielkundige ontwikkeling der karakters is geregeld. Menige scène verraadt de meesterhand.
De schrijfster slaat een' helderzienden blik op dingen en menschen. - Fraai zijn hare natuurbeschrijvingen, zich niet verliezende in louter algemeenheden, niet zoo uitgewerkt en gerekt dat de aandacht van den lezer te veel hooi op de vork krijgt; maar zóó dat land en streek ons als voor de oogen komt te liggen, dat men er van watertandt, en iets in ons: Dahin! dahin! begint te roepen. Zij heeft de woningen der grooten en geringen goed gezien, de outside van het leven der weelde en des kommers gedaguerreotypiseerd. Mrs. Marsh schreef zeker uit haar hart de woorden: Welk een ijdele tooverlantaren van onbeduidende vormen en kleuren schijnt hetgeen men de groote wereld noemt toe aan iemand, die in eene hoogere wereld verdiept is!
Haar ideeën van zedelijkheid zijn zuiver. Zonder tot de rigoristen te behooren, wijst zij ernstig, dringend op het: gij zult! of gij zult niet! menigmaal diep tastend in het schuldig gemoed, zoo dat den lezer nu en dan het: gij zijt die man! wordt toegeroepen. En die zedelijkheid wortelt in de godsdienst, gelijk die bij eene onbekrompene, vrije, christelijke opvatting zich werkzaam toont in hart en daden, vrij van dat keurslijfachtige formalismus, dat in het religieuze leven onzer naburen een te groote rol speelt, en waardoor de vrije, protestantsche ontwikkeling van het godsdienstig beginsel wordt belet. Het heet hier treffend: ‘door Jezus tot berouw, door het berouw tot Jezus!’ - Zóó bij Lilla; zóó langs wat nevenweg bij Craiglethorpe.
Alzoo, niets aan te merken? Men make zich er wel op gevat, dat Mrs. Marsh ons wat lang laat antichambreeren. - Zij is nu en dan te weinig dramatisch, terwijl zij dit zeer goed kan zijn, getuige zulks menig treffend tooneel en levendig gehouden gesprek.
Op verscheidene plaatsen stuitten wij op eene onjuiste vertaling, misschien door haast. In het eerste deel blz. 15 b.v. ‘Wien het aan de stof (matter?)ontbreekt, om sterke indrukken te ontvangen van 't geen zij ondervinden.’ Wat later ‘geesten’ voor karakters - blz. 34 ‘een wensch te gevoelen voor de verligting en den troost van zijn hart te openen’ - blz. 36 ‘Gelijk Hamlet eigenlijk eene sterkere aanspraak op onze ingenomenheid heeft dan de Vrolijke vrouwen van Windsor’ - blz. 52 ‘plegtige oogen’ - blz. 111 klimt men met een ladder (valreep of staatsietrap) op het schip, - blz. 189 ‘onwederstaanbare bekoorder.’ - Maar wij deelen niet meer mede van ons lijstje.
De heer van Os vervulde anders zijne