en 't leven hunner onderdanen verkoopen; - partijen, die elkaâr te vuur en zwaard vervolgen, en om hunne tegenstanders te doen bukken, zich zelve aan vreemde vorsten overgeven en de belangen van stad en omstreken verraden; - twisten en verdeeldheden in 't oneindige, telkens gevolgd door verbonden voor eeuwig gesloten en na dag en uur door nog heviger strijd vervangen; - roof, ruwheid, geweld, moord bij grooten en geringen heerschende, waartegen geestelijke evenmin als wereldlijke magt iets vermogt, - 't zijn de alles behalve verheffende tafereelen, die ons hier worden voor oogen gevoerd. Er is wel zeer weinig poëzij in die dagen! Of wij zouden ze moeten vinden daar, waar ons gesproken wordt van de kerken, de kloosters, de liefdadige inrigtingen, die reeds in zoo vroege tijden der stad tot eere en sieraad strekken. De geschiedschrijver verzuimt niet de enkele lichtstralen, die er in dien stikdonkeren nacht vallen, te doen opmerken, en als gij in de statuten van de broederschap der Kalenden, in de veertiende eeuw opgemaakt, een krachtige poging ziet aanwenden om tegenover den geest der eeuw, dien boozen geest van verdeeldheid, - broederlijke liefde en eensgezindheid te bevorderen, - als gij gewezen wordt op het fraterhuis van de orde des gemeenen levens, dat volgens het getuigenis van Erasmus al die kweekscholen van kennis en verlichting verre overtrof, dan eerst moge het u minder bang worden, maar eerst daar, waar gij een welsprekenden Brugman met een ongewoon vuur en ijver op hervorming van leven bij wereldlijken en geestelijken hoort aandringen, - als gij ziet op een Wessel Gansfort, die reeds als jongeling, als hij werd opgewekt tot de vereering van Maria, sprak: ‘Vader, waarom leidt gij mij niet liever tot Christus, die alle bedrukten zoo vriendelijk tot zich roept?’ die van Paus Sixtus IV, in plaats van een bisdom niets anders vroeg dan een Griekschen en Hebreeuwschen Bijbel en die stierf met het woord: ‘Ik
weet niets dan Christus en hem gekruist,’ - als gij uw oog vestigt op een Rudolf Agricola, die onder de herstellers der wetenschappen eene eerste plaats bekleedt, als gij als hoofdpastoor van Groningen een Willem Frederiks ontmoet, die zoo als Erasmus schreef, door ware vroomheid, door 't oprigten van een boekerij, voor 't grootste deel uit schriften bestaande die niet dan van de Evangelische liefde spreken, den toestand der kerk zocht te verbeteren, dan begint u 't harte warm te worden en gij verkwikt u in den gloed van een dageraad, die straks door den dag zal worden vervangen. Gij verwondert u dan niet, als in 1523, de pastoren der Martini-kerk en de rector der school daarbij behoorende, openlijk stellingen verdedigden, als deze ‘eene wet is volgens hare natuur niets dan slavernij, het Evangelie niets dan vrijheid, waardoor wij elkander slechts liefde verschuldigd zijn,’ - als in een kerkeorde dier dagen door de stadsregering, in overeenstemming met de geestelijkheid, den verkondigers van 't woord Gods werd bevolen,‘dat zij het regte en klare Evangelie Gods met uitlegging der Schrift zouden prediken, zoodat een ieder er uit geleerd, verbeterd en niet geërgerd werd, - dat voor het volk niet gebragt behoorde te worden dan wat der zielen zaligheid betreft, geenszins, wat betwistbaar, verward, onnoodig en onvruchtbaar was, - de in de Heilige Schrift gegronde Christelijke leer moest onder het volk liefde en eendragt stichten,’ dan verwondert het ons niet, dat de Hervorming met