De Tijdspiegel. Jaargang 9
(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 376]
| |
Duitsche en Zwitsersche brieven.
| |
[pagina 377]
| |
men, dat wij met onze nationale ‘Rhijn en Hollander’ tant soit peu, achterlijk zijn. - Zietdaar is St. Louis! - Eene pauze. - Welkom, welkom, riepen we: Zwitserland! wij vermeenden werkelijk eene soort van sensatie en geest-verruiming te gevoelen, toen het beweegbare vuurwerk stil stond, en de rijzige, krachtige Zwitsersche gendarme ons even pro forma het gedrukte vrijgeleide vroeg - een zeker gevoel van vrijheid en levenslust drong in onze aderen - of harten - of boezems ('t is poëtisch eenerlei) toen we het quasi-Fransche-republiekeinsche grondgebied verlieten, en de grens overschreden van het oude, magtige, on verzettelijke gemeenebest, waar de schimmen der Tell's en Winkelrieds ons onzigtbaar schenen te begroeten. - 't Is toch vreemd, dat een denkbeeldige grenslijn zoo geweldig veel indruk maakt, - welk eene begoocheling! Immers de demarkatie-lijn had even zoo goed ook achter Bazel kunnen liggen, en dáár zouden we dus weder onze eigenaardige vrijheids-sensatie gevoeld hebben, die ons nu reeds te St. Louis overmeesterde! O, goede hemel! wat zijn wij menschen, ook reizende en voortstomende menschen, afhankelijk van grensliniën, van denkbeeldige land-termijnen, van vormen en begoochelingen. - Ontneem ons vooral hier dien zoeten waan niet! Wij waren juist te St. Louis, hoewel die kleine plaats volstrekt niets Zwitsersch heeft, toch zoo gelukkig, gelukkig als de kinderen, dat we nu inderdaad in Zwitserland waren! - Wij zullen u de oude, extra gerenommeerde stad Bazel, niet beschrijven. - Als ge haar van de noordzijde nadert, ontdekt ge niets, niets, van het wonderland der Alpen, - en toch heeft de antieke stad reeds iets dat u inneemt: - de golvende straten, de eenvoudige breede houten brug, die den geweldig stroomenden Rhijn met hare houten bogen wonderbaar bedwingt en breidelt, de eigenaardige bouworde, half Duitsch en Fransch, - alles bewijst u, dat ge reeds niet meer op zuiver Duitschen bodem zijt. - 't Is de opene, vriendelijke, uitnoodigende poort voor het heerlijke, het eenige, het kolossale land der Zwitsers. - Wij zijn echter eeniglijk natuur-reizigers, en daarom kunnen en zullen we u niets mededeelen over den handel en de nijverheid der vriendelijke stad, noch over de hoogeschool, noch over den kapitalen, ons dierbaren hoogleeraar Hagenbach, of den nu zaligen (op aarde niet zoo zaligen) professor De Wette, - evenmin over de merkwaardigheden en oudheden, en wat er meer in reisboeken te vinden is. - Naauwelijks hadden we den eersten nacht op Zwitserschen bodem, dat is (prozaïsch): op zeer goede bedden geslapen, terwijl de heldere maan op de Rhijngolven scheen, die aan onze voeten, dat is (prozaïsch): onder aan ons logement, murmelend en onafgebroken voortbruisten; naauwelijks hadden we ons eerste ontbijt hier met Honig en Kräuter genoten, toen de verdere reis bepaald werd, over Solothurn naar Bern, en van daar - zooveel tijd en wreder ('t laatst is tusschen de bergen niet het minst) dit vergunden, naar het Oberland, naar de Jura, naar Thun, Lauterbrunnen - ja de goede hemel weet waar al naar toe! - dat weten we nu te Solothurn evenmin als gij in den Haag - 't is met het reizen als met het leven: - altijd nieuwe incidenten en nieuwe combinatiën, waardoor men eindelijk, ‘tureluursch’ wordt. - Wij zullen echter, zoo als het zich laat aanzien, over Bazel terug naar de huis- en haardgoden, en scheiden dus van de eerste aanlegplaats, zoo als de leden van | |
[pagina 378]
| |
den gemeente- en kerkeraad - op reces. - Toen we alzoo, reeds zeer vroeg, Bazel achter ons, op den breeden, kostelijk gemacadamizeerden heirweg, het Alpenland inreden en indraafden - een tamelijk bedreigende hemel boven ons, een paar fiksche paarden voor het rijtuig, - en waren vol verwachting der dingen die we zouden zien, - toen overviel ons eene eigenaardige, komisch-humoristische, en toch aangrijpende gewaarwording: - vóór drie dagen waren we nog wel en goed te huis in ons braaf Nederland, en nu hadden we reeds geheele landen en volken achter ons; wij waren door Pruissen, Baden, Frankrijk heengevlogen, en snelden de ijsbergen en de gletschers te gemoet. - Er ligt in dien superlatieven spoed, voor den mensch, die aan tijd en plaats gebonden is, een wonderbaar gevoel van krachts-ontwikkeling en menschelijke vooruitgang - over zulke dingen zoude men, tegen wil en dank, kunnen glimlagchen en het hoofd schudden. - Met het vooruitzigt van een nooit beschreven, nooit geteekend, nooit geschilderd natuurschoon, al is het ook honderdmaal beschreven en geteekend of geschilderd, te zullen genieten, zaten we op den landweg van Bazel naar Solothurn - letterlijk te wachten, wat er dan nu zoude komen; - maar de eerste teleurstelling is hier onvermijdelijk, als tegenwigt voor het genot, dat ons wacht. - Gij zult ons op het woord gelooven, dat het in Zwitserland even geweldig regenen kan, als in onze vochtige noorderkwartieren, en wij zullen u niet kwellen met onze respectieve ondervindingen van dat zeer gewoon natuurverschijnsel, als nooit geeindigde herhaling, mede te deelen - maar nu - het voorhangsel rolt omhoog, langzaam, als plooi voor plooi; - wij erkennen in eene andere natuurwereld te zijn. - Ziet ge niet, hoe de bergen, die ons altijd, van het Zevengebergte, vergezelden, in hoogte en breedte toenemen - even alsof wij de Rhijn- en Taunus-heuvelen in een vergrootspiegel aanschouwen? Hier begint eene klimming, een klimax in de natuur, even als in de oden van Pindarus en Horatius, - de schepping zingt voor ons haar waarachtig heldenlied - zij rijzen op, en rijzen weder hooger op, die groenende, met boomgaard en weide doorstikte en doorweven bergruggen - de weg stijgt en stijgt, en de gedwongen slakkengang van het voertuig is eene weldaad, - daar opent zich een vergezigt, eene sierlijk gebogene, schier onafzienbare vallei, op drie uren omvang berekend, brengt u het eerste echt Zwitsersche dorp Liesthal voor het oog: - eene vallei, die alleenlijk reeds eene onzer kleine provincien zoude op nemen - en welke kracht hier, kracht alom! - kracht in den bruinen rotswand, of in het uitgestrekte bloeijende maïsveld - een Oostersche episode in het bergland - of in de stevig en eenvoudig gebouwde nette huizen, met hunne vooruitspringende gevels, en opene gaanderijen, die wij in onze miniatuur-chalêts - miserabel - nabootsen. - De blik in het Liesthal overweldigt reeds, - 't zijn de ernstige, geweldig groote, kolossale vormen eener magtige schepping, die overvloeit van pracht en vruchtbaarheid - en verder, verder wil nu de mensch, die hier overgevoed wordt met de schoone kracht eener rijke natuur. - De vallei is reeds achter ons, en de altoos breede en treffelijke landweg klimt onafgebroken. - Wij zullen ons met u te Waldenburg verpoozen - het vriendelijk, alierschilderachtigst dorp, dat volstrekt ingesloten | |
[pagina 379]
| |
ligt, en als verborgen door en onder rotswanden, die loodregt omhoog stijgen, en als onafmeetbare muren achter de nietige, kleine, witte, duodecimo muren der nederige huizen, ernstig, bedreigend, schrikwekkend, ongehoord, oprijzen; als ge die ontzaggelijke Trachiten ziet, zegt u een onzigtbare berggeest, dat ge u hier in de Urwelt, de eerste oorspronkelijke wereld, bevindt, - gij denkt aan de eerste schepping vóór zesduizend jaren. (vergelijk Genesis) - Welk een onwillekeurig spel voor den humor! - Gij zult er nog eens aan gedenken, als op de nette bovenkamer van het Waldenburgsche Gasthof, u een zestal platen aan den wand treffen, of ten minste uwe opmerking trekken, - waar gij nog eens de schepping in zes dagen vindt afgebeeld: - de Schepper, altijd als grijsaard, met eigen hand Adam en Eva formerende, en zoo al voort, al de schepselen naar de orde, en op de laatste plaat de rust na den arbeid. - O heilige eenvoud! - Sancta simplicitas! - hebben we uitgeroepen, maar in een meer aangename positie dan wijlen de martelaar Huss op den brandstapel, - want we vonden hier, in Waldenburg, een echt stevig, krachtig middag- of ochtendmaal (wij eten vóór de beurs, gewoonlijk ten één ure.) - Ik wenschte thans op de eene of andere wijze in staat te zijn, u den verrukkelijken bergtogt, over den Hauenstein, langs het Schloss Falkenstein, te kunnen beschrijven. Ik wenschte u dien witten, breeden weg, welke zich zesmaal, als een reuzenslang, twee honderd voeten hoog, tegen de rots opwerkt, te kunnen laten zien; die spiraalbogen, waarop wij ons langzaam, voorzigtig naar boven ophieven, en dan de sierlijke bogt aan onze voeten weder als wegzonk in de diepte - en daar op eenigen afstand die twee, meer dan drieduizend voeten hooge grijsbruine rotswanden, reuzenkegels, welke als door een ontzettenden mokerslag van een gespleten, u een doorzigt openen, waar ge een groen, opstijgend grasveld, met hutten en boomen bezaaid, aanschouwt, een zonnig landschap, in de lijst van twee zwarte rotsen! en daar beneden een bruisende bergstroom, waar langs en nevens een schilderachtig dorpje met kerktorenspits, en blaauwe daken, u als uit de diepte vriendelijk toelagcht - wij zwegen in overspanning van gevoel, en als we dat tafereel, boven alle beschrijving verrukkelijk, eens genoten, herdenken, bejammeren wij alweder, dat er voor dergelijke oorspronkelijke openbaringen in Gods heerlijke natuur geene taal gevonden is, of ooit gevonden zal worden. - Zooveel schoon leverde ons het eerste blad der schepping, die tusschen Bazel en Solothurn ligt opengeslagen, reeds op! - O, mijn waarde vriend! waar moet 't heen, als 't zóó voortgaat? en wij gevoelden dit, zóó moest het voortgaan. - Daar in het blaauwe verschiet, rijst de oude, eerwaardige toren van Solothurn omhoog, de weg is weder meer waterpas geworden, de gezigteinder breidt zich uit, de rotswanden zinken achter ons weg, - wij zijn reeds in het tweede kanton van het groote staatkundige Europesche-mozaïek-gemeenebest. - Ziet gij daar die groote, hooge steenen kruisen alom aan den weg? Het Katholieke Soleure hecht zich aan het Protestantsche Bazel in vrede en vrijheid - maar 't is niet altijd zoo geweest - weldra zullen we ons tweede reis-station bereiken - eerst nog eene verrassing - eene? - inderdaad, hier weet ik geen woord, om u uit te drukken, wat ons toen, nabij Solothurn, op den weg is overgekomen. - We zullen eene poging wagen, om u daar iets van | |
[pagina 380]
| |
te doen begrijpen; maar 't zal waarschijnlijk mislukken. - De avond was schoon en helder geworden, - de nevelkappen zonken van de kruinen der bergen, als daarheen geworpene, doorschijnende wolkgordijnen, lager en lager, en legerden zich in wentelende golving aan hunnen voet. - Onwillekeurig bleef ons oog aan den gezigteinder geboeid; - wij zagen hier op den afstand van welligt twaalf of meer uren den horizon op eens omzoomd met vreemde, ongewone, schitterende, onverwachte voorwerpen - neen, neen, dat waren niet de avonddampen, die neêrdaalden, daar rezen op verkleinde schaal de eeuwige ijsbergen omhoog; de spitse punt, de geknotte kegel, overstroomd met het roodgloeijend licht der zinkende zon! - De Alpen! De Alpen! - de eerste ontzaggelijke Jura-bergketen, die achter Bern oprijst, en tot in het hart van Zwitserland zich uitstrekt. - Er was iets, mijn vriend! dat ons de zenuwen deed trillen, toen we zoo onverwacht, verrassend, onzen eersten Alpengroet, diep getroffen, lieten hooren, en in stilte in het hart ons Alpenlied zongen! - die eerste ontmoeting was indrukmakend, plegtig, onvergetelijk, - en nu de gedachte, dat we die koningen onder de bergen in Europa zouden zien, van nabij bewonderen, welligt beklimmen, en de warme Augustusdagen met een sneeuw- en ijsfeest vieren - dat greep ons eigenaardig aan, en wij kwamen ‘high spirited’ zoo als onze Engelsche medereizigers zeggen, in het nederige Solothurn. - Dat we den prachtigen Weissenstein, waar op vierduizend voet hoogte, een zeer goed Gasthof, als adelaarsnest, ons uit de wolken opwaarts wenkte, - niet beklommen, werd ons door de berggeesten, in de sombere gedaante van bedreigende neveldampen, kategorisch verboden. - Het overoude Soleure is een vriendelijke, kleine, Zwitsersche, zeer geprononceerd Katholieke stad, getuige de drukbezochte Sanct Ursuskerk. - St. Ursus, een Romeinsch krijgsman, en respektabel martelaar, onder den Romeinschen keizer Maximiaan, en dus volstrekt niet verwant met het naburig beerengeslacht der Berners; - als gij het gelooven wilt, toont men u hier een extra antieken toren, die, volgens het opschrift in het Latijn, 400 jaren vóór Christus zoude gebouwd zijn! Wij weten intusschen dat zoowel de menschen, vooral de vrouwen, even als de opschriften op torens enz., waar het den ouderdom geldt, kapitaal liegen, - de oude Bourgondische strijdtoren, uit de 15de eeuw, kan er echter niets tegen inbrengen. - Solothurn, een onvermijdelijk station, op den grooten, overbevolkten landweg tusschen Bazel en Bern, is dus de transito-plaats, het tijdelijk entrepôt-dok der reizende Britten, die ons hier, als muggen in den zomer, reeds omzweven; een heirleger van diligences rolt, bij den nacht, de gebogene straten op en af; terwijl de geestelijkheid even onophoudelijk, ook ten onzen aanhooren, in de Ursuskerk, een prachtig gebouw, de mis leest. - Wij maken ons weldra gereed, diep in het hart van Zwitserland te dringen, en hopen uit Bern, dat we morgen tegen den avond bereiken kunnen, u een supplementbrief te overhandigen. - Gedenk onzer in trouw en liefde. Uwe vrienden, Spiritus Asper en Lenis. | |
[pagina 381]
| |
IV.Voorspoedige aankomst in de Beerenstad. - Het derde moederkanton. - Nederland in Zwitserland. - Huizen, gevels en opschriften. - Karakter der Zwitsers. - Een kalme, bedaarde kermis.- Bijzonderheden: leelijke vrouwen, heldere mannen. - Wit paardenbrood. - Bern in het gezigt. - De Aare. - Waterkleuren: blaauw-groen, vaalgeel. - Bern aan de voeten. - Ligging. - De stad in de berglijst. - Huizen, kussens, straten, goten en de Arkade. - Gewigt van een noodzakelijk stadsgewelf. - Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas. - Twee zijden van beschouwing. - Het verhevene en het komisch-humoristische. - De Munster-Terrasse en de Alpen. - Uitroeping van onmagt. - Naderende wanhoop. - De beeren. - Groote en kleine beeren. - De ridder met bloote beenen. - Eene legende. - Doode en levende exemplaren der Hanzen. - Vreesselijke teleurstelling aan de Beerengroeve. - Armoirie parlante der dierenwereld. - Beestenheraldiek. - Het arsenaal. - De firma Tell, en de edele Herr von Zähringen. - Eene guirlande van miserabele halskragen of stroppen, erfenis uit den boedel van Karel van Bourgondië. - Het museum. - Nog een beer en familie. - Een waarachtig menschenvriend op vier pooten. - Onbepaalde bergtogt. - Vooruitzigten. - Reiswoede. Wanneer we steeds zoo gelukkig en voorspoedig al de tijdperken van ons leven doorreizen, als tot heden toe de kantons van Zwitserland, zullen we ons niet te beklagen hebben. Gij ziet, dat we reeds in het derde gemeenebest-distrikt zijn aangekomen, in de merkwaardige Beerenstad, in het brandpunt der oude republiek, waar de aristokraten, de radikalen, de ultra-liberalen werkzaam zijn; thans bovenal bezig om het bergland van spoorwegen en telegrafen te voorzien. - Bern is de goede trouwe moeder, die, luidens de geschiedenis, hare zusterkantons gaarne tot onderworpene dochters heeft willen maken, - doch laat ik mij bij tijds wachten, om u met geene politiek aan boord te komen; iets, dat volstrekt buiten ons bestek en uw verlangen ligt -derhalve, op den ouden toon met u gekeuveld: - wij verlieten, tamelijk vroegtijdig, het minder opwekkende Solothurn, en bemerkten dadelijk, hoe meer we Bern naderden, de toeneming van welvaart en cultuur in het Protestantsche kanton; welligt dat ook de nabijheid der grootere stad, alwaar de levenskrachten meer centripetaal - (middelpuntzoekend) - werken, daartoe iets en veel kan bijdragen. - Om en nabij Bern, heeft het landschap al de eigenaardigheden van een onzer Nederlandsche vruchtbare streken, b.v. tusschen Haarlem en Leyden, - niet de spoorweglinie, maar de oude weg, die thans op nonactiviteit is geraakt - alles tamelijk vlak: - ruime, heerlijke boomgaarden, frissche weiden, zelfs onze nationale heggen en slooten aan den rijweg - en telkens de vriendelijke, nette boerderijen, alwaar, alleenlijk, de altijd vooruitspringende gevels, en de breede gaanderijen, met versierde en kunstig uitgesnedene figuren, u herinneren dat ge in Zwitserland zijt; waarbij geheele opschriften in groot Gothisch schrift, onder de daklijst, een eigenaardige vertooning maken. - Deze zijn meestal in godsdienstigen zin, zooals de Zwitser zelf, in het algemeen, in tijd van vrede en rust, eene oorspronkelijke vroomheid medebrengt. De Helvetiërs zijn mij althans als een vreedzaam, landbouwend volk voorgekomen; zelfs meen ik iets weemoedigs op hun gelaat gestempeld te vinden; een ernst, met een zeker phlegma verbonden, dat hen voordeelig onderscheidt. - Wij kwamen gisteren tegen den middag door een aanvallig dorp, alwaar het, gelijk wij dadelijk bespeurden, kermis was; daar wij een oogenblik halte maakten, mengde ik mij, zooveel dit voor den reiziger in het reiskleed oirbaar en mogelijk was, onder de mannen en vrouwen, die in hunne nationale kleeding iets ongemeen romantisch vertoonden. - Hier stond een soort van spel; daar een half dozijn kramen en annexen, - eene talrijke menigte bewoog | |
[pagina 382]
| |
zich op en neer - maar, als ge gezien hadt, hoe alles met eene bedaardheid en ernst in het werk ging: geen luid gejoel, geschreeuw of getier, - nu, eene hier en daar hoogst schilderachtige groepering, waar jeugdige en oude mannen, met de houten pijp in den mond - stonden te praten, - ginds de deerne, met haar zwart en wit gewaad op en neder drentelde, - alles in kalmte en vrede - gij zoudet dáár reeds het Zwitsersche karakter ontdekt hebben - waarschijnlijk is 't niet overal zoo. - Onder de bijzonderheden, die wij ‘en route’ opmerkten, behoort mede, dat de jeugdige vrouwen gansch niet mooi, de oude ongemeen leelijk zijn, - dat de mannen, ook uit den minderen stand, zich onderscheiden door zeer fijn, helder linnengoed, en dat men op meer dan één station, de paarden met wit in plaats van met zwart brood, zooals bij ons, voedde - daar ik het brood niet geproefd heb, vermoed ik, dat het een soort van maïsbrood zal geweest zijn, - de maïs wordt hier verbazend veel geteeld. Als Bern reeds in het gezigt is, neemt de natuur weder een minder Nederlandsch, en meer eigenaardig karakter aan; het vergezigt rijst hooger en hooger - uitgestrekte bosschen omgeven u aan de regter- en linkerhand, totdat ge eindelijk in de diepte, de rivier de Aare ziet, die u verrast met de eerste lichtgroene golfjes. - Een ongewoon gezigt voor ons, die alleen de lichtgele, of grijsgroene, of bruingroene, vuile waterkleur kennen, en bij dit groenblaauwend rivierkristal ongevoelig aan een chemisch praeparaat, aan de tinctuur van Spaanschgroen dachten - dwaas genoeg. - De ligging van Bern is onbeschrijfelijk schoon - of geef ons dan toch eindelijk een beter woord, om hier uit te drukken, wat men moet zien om het te bevatten! - Wij daalden van de hoogte af, terwijl de stad zich bijna geheel aan ons oog ontsluijerde, en in een sierlijke geweldig groote bogt gebouwd (28,000 inwoners), aan onze voeten lag als geruggesteund door langzaam oprijzende weiden en wandeldreven, eenige duizend voeten hoog, waardoor de stad allerbevalligst in eene reusachtige lijst werd gezet, en ons over hare breede, kolossale, arduinen brug binnennoodigde - en zij stelt de verwachting niet te leur. - In netheid, orde, zindelijkheid, staat de Beerenstad verre boven de Rhijnsteden, Manheim alleenlijk uitgezonderd, - de breede, lange straten, vooreerst, zijn alle regelmatig doorsneden met eene helder vloeijende, wijde goot, waar het water altijd krachtig stroomend blijft, en voor besprenging en reiniging groote diensten bewijst. - De huizen zijn hoog, meestal modern gebouwd, - de opene vensterramen deden ons telkens op de vooruitspringende en uitgebouwde vensterbanken, sierlijke, hel roode en blaauwe kussens ontdekken, waarop ‘the Gentry,’ zich bevond en naar omlaag zag, en onder de huizen - wonderbaar! eene doorgaande, schier onafzienbare, arkade, (Bogengang der Duitschers) een overdekt trottoir, waar in den achtergrond, de elegante winkels, die letterlijk alles, alles hier aanbieden, en file gereed staan. - Hoe allernuttigst deze steenen berceau, die misschien aan de beide zijden der hoofdstraten meer dan anderhalf uur gaans lang is, in dagen van regen, wind en zonneschijn zijn kan, zal niemand ontkennen, en zouden wij proefondervindelijk, meer dan eenmaal, met bewijzen kunnen staven. - Bern biedt den opmerker (wij maken gaarne op dien titel eenige aanspraak) eene tweevoudige zijde van beschouwing aan: eene verhe- | |
[pagina 383]
| |
vene, schilderachtige, - eene komische, humoristische, - Wat nu betreft het verhevene, geleiden we u naar de zeer beroemde Plattform of Munster-Terrasse, die 108 voeten boven de Aare oprijst: een groot vierkant veld met lanen beplant, aan de zijden met restaurations voorzien, terwijl men over het massieve steenen - Geländer - een panorama geniet, zoo als de bewoner van deze planeet hoogst zeldzaam aantreft: het gezigt op de heerlijke Alpenketen, die gij in allerverbazendste stoutheid van vorm, en somtijds, betooverende mengeling van gloeijend licht en regenbogentinten regt voor u heen aanschouwt; de met zilver-sneeuw gekroonde bergketen, waar de Jungfrau, de Wetterhorn, de Schreckhorn, de Finsterhorn, een gezigteinder vormen, die u de voeten als aan den grond nagelt, en het oog en de ziel als vastboeit aan die reuzen, die hier, albeheerschend, reeds eene taal spreken, welke slechts door het overstelpte gevoel zoude kunnen - nagelispeld worden! - O, mijn vriend! wat zullen we met u nog veel te strijden, te worstelen hebben, om de Alpen, als we ze, als onder den voet, onder den duim hebben, te beschrijven, te beteekenen. - Wij beginnen er nu reeds aan te vertwijfelen. - Houd ons dan eene naderende, onvermijdelijke excentriciteit ten goede! - 't Kan niet anders. - Onze arme noordelijke steden missen immers juist dien schoonheids vorm: - de terras - alleenlijk komt mij hier Nijmegen voor den geest, waar de ligging dat voorregt heeft vergund en aangewezen. - Gij kunt gerustelijk gelooven, dat het uitzigt op de Alpen, gezien van het schoon en altijd woelige terras te Bern, nog geheel iets anders is, dan het gezigt op de Maas of het Y - hoe lief en ruim wij het daar ook vinden, en zekerlijk te regt. - Als ge nu de komisch-humoristische zijde van Bern wilt zien, verzoeken we u, den schutspatroon, of, deftiger gesproken, de armoirie parlante te begroeten, overal, omhoog en omlaag: - de Beer - ja de Beer! zoo als op de sterrenkaarten, en wat minder duidelijk aan den fonkelenden sterrenhemel - de groote Beer, de kleine Beer, de zwarte Beer, van steen, de miniatuur houten witten Beer, in de kinderspeelgoedwinkels - altoos de Beer. - Der Alte Mutz, zoo heet de patroon hier, is ons reeds komischtragisch uit Reineke Fuchs bekend, in alle fabelboeken speelt hij een groote rol, almede in de Heilige Schrift, alwaar hij kinderen opeetGa naar voetnoot1) - hier is het de heilige der stad geworden. - Wilt ge weten wat de legende zegt? - de hoogberoemde stichter van Bern, de manhafte ridder Berchthold von Zähringen (zijn portret staat zesmaal meer dan levensgrootte, als een leelijke boeman, in een hemd, met bloote beenen, op een der oude stadspoorten), zoude, bij de grondlegging der stad, het eerste wilde dier, dat hij in de bosschen velde, als emblema en naamteeken voor de stad - promulgeren - en ziet, het was een - Beer! - Wij hebben ons hier met dit dierensoort in alle mogelijke vormen bekend, gemeenzaam gemaakt - en een eigenaardig ontzag gekoesterd en behouden voor den dikken, grooten, bruinen, loggen Hans, die in het algemeen zoo dom-goedig, vredelievend en bedaard op zijne twee achterpooten zit te kijken. - Gij vindt den patroon op een der hooge stadsbronnen, gewapend van top tot teen, met helm, schild, en scheenstukken, een zwaard in den eenen ruigen poot, en een vendel in den anderen. - Gij vindt op de twee kolossale ko- | |
[pagina 384]
| |
lommen van ele Murtenerpoort, twee extra stevige Beeren, als op schildwacht, die ieder met een poot vooruitgestrekt, den kop een weinig op zijde gebogen, en een allerbedaardste beeren-physiognomie, onbewegelijk zitten, en ons en al de talrijke reizenden, met ernst en belangstelling schijnen op te nemen. Het zal u niet verwonderen, dat we, zoodra er tijd en gelegenheid was, ons naar de levende Bärengraben lieten brengen, om daar, in het diep gelegen reservoir, de echte nakomelingen van de familie Mutz, bij levenden lijve te begroeten, welke familie inderdaad aanzienlijke legaten, in baar geld, trekt, en daarvoor vorstelijk onderhouden wordt - tafel- en hofgeld! - Eene hardrennende citadine bragt ons daarheen; - ‘de Beeren, de Beeren!’ riepen wij: - ‘hier zijn ze’ was het antwoord van den koetsier, die wat al te schalk glimlagchte - en wij stegen uit, en keken naar beneden, in een zeer groot, vierkant, open keldergat, en zagen - niets - niets - dan een paar kleine dassen, die de beerenfamilie zeer ontoereikende vertegenwoordigden. Later werd ons berigt, dat de gerenommeerde oud-Bernsche vierpootige aristokraten zich dikwerf schuil houden in de hokken, en de nieuwsgierige reizigers, even als ons, door vorstelijk beerachtige luimigheid - afgrijselijk te leur stellen. - De beer is door gedaante en zeden en eigendommelijke groteske voorstelling hier een stadshumor. - Koevele steden en landen, dachten we, hebben mede hunne armoirie parlante evenzoo van de zoo hoog begunstigde en gepatrocineerde dierenwereld ontleend; - wanneer we denken aan de Leeuwen, de Nederlandsche en zoovele andere, Noordsche en Zuider-Leeuwen, aan den Luipaard en den Eenhoorn, der Britten zinnebeeld; aan de ridderorde van den dikken Olifant, de enkele en dubbele Arenden, de Oostenrijksche, de Pruissische, en wel zeer principaal aan den Adelaar van den Oom en Neef Napoleon, aan den Haagschen Ooijevaar, aan de visschen in het Amsterdamsche wapen - alom de dierenwereld geëmblematiseerd. - Vivat daarom Bern, met zijn legioen beeren! - Wij zullen, om kort te gaan, u melden, dat een vlugtig bezoek in het Arsenaal, en het keurige en rijke Museum, den reizenden niet onverschillig is. - Het arsenaal opent u zaal aan zaal, gevuld met kanonnen, geweren, pistolen, sabels, bijlen, patroontasschen en al het kunstmatig moordtuig dezer eeuw, - men heeft maar te grijpen, links en regts, en is op eens - soldaat: - een bovenzaal vol antiquiteiten was voor ons merkwaardiger: - een levensgroot beeld van Tell, met den boog gewapend, en aan het andere einde der zaal, Tell, minor, met een grooten, rooden appel op zijn blond hoofdje, - de edele Herr von Zähringen, die met den beer hier altijd om den voorrang strijdt, te paard, in volle, middeneeuwsche, stalen wapenrusting, en galop, en een detachement harnassen uit den vorigen heldentijd der brave Zwitsers - en eindelijk, meer dan eene kostbare reliquie van Karel van Bourgondië, die bij Murten het hoofd te bersten stiet op de Helvetische strijdkolven, en, zoo als ge weet, het leven verloor. - Wij zagen aan de zoldering der ruime zaal, die al deze oudheden bewaarde, een talloos tal (poëtisch gezegd) van stroppen, die, zoo als de oude Zwitsersche militair ons verhaalde, uit de krijgsnalatenschap van Karel van Bourgondië, ab intestato, door de Berners waren aanvaard, en waaraan de waardige hertog eenige honderdtallen vrije Zwitsers had wenschen - op te knoopen! - 't Werd | |
[pagina 385]
| |
hem echter niet alzoo vergund, en deze zonderlinge, eigenaardige trofée maakt een zeer kurieuse guirlande uit - een beul zoude er van watertanden! - In het Museum van natuurkunde, dat veel te rijk en te schoon en te geleerd is, om u te beschrijven, zagen wij dadelijk bij de intrede onzen vriend, een verbazend grooten, dikken, bruinen Beer, - den stamvader, den Adam-beer van zijn beroemd geslacht met zijne Eva en kleine afstammelingen, opgezet, en tal van roofdieren en roofvogels, die de Zwitsersche bergen bevolken, - ook een exemplaar van een der honden-menschenvrienden, van den St. Bernard, die vijftien menschen van onder de sneeuw zoude gered hebben - een waarachtige philanthroop - en hiermede sluiten wij den brief, en hopen morgen onzen eigenlijken bergtogt te beginnen - het plan is nog niet bepaald; wij zullen ons echter van een gids voorzien, en hoorden reeds in de verte mompelen van bergbeklimmers, zoo en zoo veel duizend voeten hoog, van Gletschers, en lawinen, en Sennehütten, - de verwachting is verbazend gespannen, - als nu de dreigende regenbuijen ook mede ontspannen worden! - en wij ons ergens op een Alp kunnen nederzetten om u van daar te groeten in den geest! - Onze eerstvolgende brief zal u dus, naar allen schijn, den bergtogt, die beraamd wordt, mededeelen. Wij zijn zoo nabij de bron, al meer en meer dorstend - vol onleschbare, ontembare reiswoede. - U zij vrede en liefde toegewenscht van Uwe Vrienden, Spiritus Asper en Lenis. |
|