oorloven, een gunstig oordeel te vellen over den arbeid van Mr. Dorn Seiffen, mogen wij toch aan de andere zijde niet nalaten, onze zienswijze over het naar onze meening alleen doelmatige gebruik van het boekje mede te deelen. Vooraf stippen wij aan, 1o dat de titel niet geheel beantwoordt aan den inhoud, omdat er, behalve de koningen, ook de keizers, paussen en sultans in zijn opgenomen en 2o dat het te bejammeren is, dat niet, in plaats van den titel van koningen, die van voornaamste vorsten gekozen is, omdat men dan ongetwijfeld, behalve de Nederlandsche stadhouders, ook b.v. de keurvorsten en hertogen van Brandenburg, Saksen, Wurtemberg en Beijeren, wier invloed toch zoo onbeduidend niet was, zou hebben vermeld.
Dan ter zake:
Vooreerst komt ons voor, dat het boekje, om zoo te zeggen, uitsluitend kan dienen tot een leidraad bij repetitie voor eigen oefening. Als niet voorafgegane studie van facta, als niet een vrij groot fonds van daardoor verkregen kennis tot grondslag ligt van zijn gebruik, kan het tot weinig anders strekken dan tot voldoening aan eene ijdele nieuwsgierigheid en eene pronkzucht met de kennis aan onbeduidende dingen.
Ten andere moet men niet uit het oog verliezen, dat het onmiddellijk voor exoterische, maar niet voor esoterische beoefenaars der geschiedenis is ingerigt. Ja wel, zij, wien het te doen is, om met een oogopslag herinnerd te worden aan de belangen der dynastien en de bedoelingen der kabinetten, ontwaren, als zij den naam van een Karel II van Spanje, Lodewijk XIV van Frankrijk, Karel VI van Duitschland met hunne familiebetrekkingen daar voor zich geschreven zien staan, dat eene reeks van herinneringen zich in hunne ziel als verdringt, maar zij loopen toch zoo doende gevaar, het wezen der geschiedenis in dynastieke belangen, in hofkabalen en intrigues, in den invloed van maitressen, in oorlogen en veldslagen, in uitbreiding of inkrimping van grondgebied te stellen. Er is eene andere geschiedenis, die zich, trots de inwerking van al die bijzonderheden, ontwikkelt en haren stillen gang gaat, zonder gebonden te zijn aan de jaren van opvolging der vorsten, of van den ouderdom waarop zij huwelijken sluiten, of het tal van kinderen, dat hun geboren wordt.
Ten derde. In verband met de beide vorige aanmerkingen zouden wij haast in bedenking geven, of niet, bij eene nieuwe uitgaaf van het werkje, ook nog eene tabel zou mogen gevoegd worden, die ministers bevattende die hun naam gaven aan de kabinetten. Immers wie zal het ontkennen, dat, naar mate wij ons van de 16 eeuw verwijderen, de persoonlijkheid der vorsten minder beslissend wordt, zoo zelfs, dat zij vaak genoodzaakt worden, ministers te benoemen, wier stelsel lijnregt met het hunne in strijd is. Wij houden het er voor, dat gaande weg, naar mate de constitutionnele vormen meer heerschende worden, eene geslacht-tafel als die wij op 't oog hebben, zonder een overzigt van de ministers, zelfs voor het staatkundig gedeelte der geschiedenis van hare bruikbaarheid zou verliezen.
Eindelijk spreekt de titel van eene Geslacht-tafel. Nu ja, dat is het ook, maar zij is toch niet tabellarisch ingerigt, zoo als het Gelijktijdig Overzigt enz. in vier tabellen van denzelfden schrijver. Waarom van dien vorm afgeweken, die veel meer tot de zinnen, ja maar ook tot de ziel spreekt? Zegt men: ‘die tabellen