Christendom is tweeduizend jaar bijna in de wereld; wij heeten te wonen in een Christenland, een bij uitnemendheid Christelijk land; en wat heeft het te weeg gebragt? Zet den milden, zachten Hindoe tegenover zoo menigen Christen, onderdrukker van dat volk, zet zoo vele Turken nevens menigen Griek; en ik laat mij stelen, als ik niet liever onder de onchristenen leef.
- De beschuldiging is bar genoeg en niet ontbloot van schijn van waarheid. - Is onze ontvanger de koorts al kwijt?
- Die beroerde kerel raakt haar niet kwijt; daarvan kan hij wel een briefje krijgen. Te hooi en te gras mag hij eens innemen; maar als hij een veêr van den mond kan blazen, gaat hij op de jagt en overvreet zich, als ik 't woord mag gebruiken, aan haas. Het een en 't ander is net de pest.
- En toch is het een zeer eenvoudige intermittens, zoo als ik van u hoorde. Waar blijft gij met uwe quinine, uw geroemd specificum?
- Maar die vent bederft de kuur. Ik zou er u tien en twintig kunnen noemen, wien de heerschende koorts is afgenomen door de quinine, als zij maar goed wordt gebruikt en er niet zulke zotheden worden begaan.
- Fiat applicatio, doctor! - En toen men u voor een week of wat vervalschte quinine daarenboven had geleverd; wat kondet gij toen uitvoeren? Zoo gaat het, mijns inziens, ook met het Evangelie. Waar het goed wordt gebruikt helpt het. Ik zou u daarvan ook wel bij tien en twintig de bewijzen kunnen leveren, en onder anderen zou ik op mijn goeden vriend, doctor Berk zelf wijzen, die dikwerf meer en beter Christen is, dan hijzelf weet en althans wil schijnen; in eene omgekeerde rede, mogt ik zeggen, dan soms anderen.
- Maar waarom niet liever eerst gemaakt, dat het er in ons eigen midden beter uitzag? - Ik kom natuurlijk in mijne betrekking nog al eens in wat meer intime aanraking met menschen; doch ik verzeker u, het Christelijke zit er zoo dun op.
- Mijn beste doctor; moest het zoo in allen deele en ten uiterste toe heeten: ‘geneesmeester, help u zelven!’ dan beken ik, dat ik mij niet eens om de zedelijke gesteldheid van mijn buurman zou durven bekommeren, en ik voor als nog voor de eigen deur genoeg te schrobben vond. Maar poogt gij niet ook anderen te helpen en trouw te helpen, al blijft gij lijden aan uwe maagkwaal? Als gij kwalen niet kunt wegnemen, tracht gij dan toch niet ook maar gedeeltelijke genezing te weeg te brengen? - Bij hoe vele patienten zoudt gij handen aan 't werk slaan, als zij wilden, dat gij hen perfect en in allen deele gezond moest maken?
- Maar zij hebben die Amboinezen, bij voorbeeld, erger gemaakt.
- Toegegeven eens! Doch dan is 't geen reden om niets aan dezen te doen, maar om iets beters aan hen te doen. Dat is uwe taak immers ook, als gij soms een' verknoeiden patiënt krijgt? - En als er nu eens met die zoogenoemde verknoeijing toch voor de toekomst veel gewonnen was; - want dat kon ook nog wel het geval wezen.
- Bezwaarlijk.
- Wil maar niet te gaauw en te veel zien. Maar hoe zijn de Saksers in der tijd tot het Christendom gekomen?
- Raar genoeg; toen Karel de Groote hen in de Saale liet jagen, naar ik meen.
- En wat is evenwel na eeuwen de