Geen volksheil zonder Christendom.
Een woord aan volken en regeringen door David R. Morier Esq. voormalig gezant van Groot-Brittanje in Zwitserland. Met een voorberigt van J.P. de Keijser. Pred. te Arnhem. - Oudewater, bij A.J.A. Roldanus.
Wanneer men 't oordeel van sommige mannen, die staatkundigen zich noemen, over het Christendom hoort, dan zou men inderdaad kunnen wanen dat het Christendom 't ongeluk, de oneer, de schande van den Staat was, als men niet iet of wat beter bekend was met de bedoeling van het Evangelie. Om de magt ons te geven om kinderen Gods te worden stierf de Ééngeboren. Dat hij slaaf is, de mensch, en in zijne onwetendheid om de boeijen bidt, dat is zijne schande, maar Christus wil hem vrij maken. Ware rust wil Hij ons schenken. Wat was 't heil dat Christus predikte voor 't Joodsche volk? was 't verandering van eenige staatsinstelling? Men verwierp den Christus, gelijk in onzen tijd Zijn woord, omdat Hij 't volksgeluk daarin niet zoeken wilde.
Zou 't ook der moeite waardig zijn 't woord en 't gedrag onzes Heeren te leeren kennen? Dat de Jood, de ongeloovige, een ander volksgeluk verlangt is niet vreemd, maar dat menschen, die Christenen zich noemen, boven Christus zich plaatsen, is waarlijk wel verwonderlijk.
Zou 't waarheid zijn dat Jezus Christus menschen gelukkig maken kan?
Zou 't waarheid zijn dat de zonde het ongeluk der volken is?
Zou 't dan waarheid zijn dat men in 't bepalen en zoeken van 't heil des volks 't Christendom niet behoeft?
Ja, zegt men, en met een zelfvertrouwen, dat alle wederlegging onmogelijk schijnt te wanen. En toch twijfelt de Christen aan hunne verzekeringen, toch blijft hij gelooven dat 't Christendom 't geluk is van een volk.
Bayle beweerde zelfs dat een Staat uit louter Christenen zamengesteld onbestaanbaar was. Treffend antwoordt Montesquieu: Pourquoi non? Ce seraient des citoyens infiniment éclairés sur leurs devoirs, et qui auraient un très grand zèle pour les remplir; ils sentiraient très bien les droits de la défense naturelle; plus ils croiraient devoir à la religion, plus ils penseraient devoir à la patrie. Les principes du Christianisme, bien gravés dans le coeur, seraient infiniment plus fort que ce faux honneur des monarchies, ces vertus humaines des républiques et cette crainte servile des états despotiques’ (blz. 4).
De zonde is mijn ongeluk, zegt Gods woord, en 't is waarheid, ik gevoel 't, mijne levensgeschiedenis en mijn geweten spreken 't ja en amen uit op de uitspraak des Bijbels. Wat kan dan grooter geluk voor mij zijn, dan verlossing van zonde?
Ook voor mijn gezin is 't Christendom behoefte. Tevredenheid, onderwerping, liefde zijn de grondslagen waarop 't huiselijk geluk moet gebouwd worden. Of zou rijkdom alleen 't geluk der gezinnen vestigen. Zou men 't gevonden hebben, als nog een akker bij de andere gevoegd, nog een geldzak naast de andere gelegd werd. Als rijkdom de ware rust aan 't menschelijk harte gaf, dan zou men haar vinden in de paleizen der koningen.