Brievenbus.
VII.
Een woord van teregtwijzing, aan de Redactie van den Tijdspiegel ter plaatsing ingezonden, en door deze bij de eerste gelegenheid opgenomen.
In de aflevering 6, Junij 1852, staat op bladz. 418: ‘“noch ook dat der Doopsgezinden, die gaarne op zich zelven staan en alle vermenging vermijden met het onreine.”’ Zal dit ironie zijn, dan had ze t'huis kunnen blijven; is het ernst, dan dient tot narigt voor den schrijver dat hij tamelijk onkundig of onvoorzigtig is: 't is immers geen geheim dat het Doopsgezind zendeling-genootschap is ontstaan omdat te Rotterdam een Doopsgezinde die ook zendeling wenschte te worden, is afgewezen. - Evenmin is 't een geheim (de schrijver behoorde 't althans te weten) dat er zeer vele Doopsgezinden zijn, die tijd, moeite en geld besteden aan het Nederlandsch zendeling-genootschap (niet aan het Doopsgezinde) juist omdat zij niet gaarne op zichzelven willen staan, maar verbroedering wenschen. Dat ze vermenging vermijden met het wezenlijke onreine zal slechts den naam-Christen bevreemden.
15 Augustus, 1852.
Een Doopsgezinde, Lid van het Ned. Zendel. genootschap.