Een zonnestraal opgevangen!
Hoe men een zonnestraal kan opvangen. Naar het Engelsch. (A trap to catch a sunbeam). - Te Arnhem, bij H.B. Breijer, en te Amsterdam, bij G.W. Tielkemeijer. 1852.
Men zou in deze heete dagen bijna vragen: hoe ontkom ik die zonnestralen, en voorkom ik dat ik moge be catched by a sunbeam? - Hier evenwel is daarvan geen sprake. - De schrijver of schrijfster heeft een' zonnestraal opgevangen, een lumineus idée vastgehouden, uitgewerkt en daarvan een licht gemaakt, dat het licht, dat allen in het hart werd gelegd, kan aansteken, helder kan doen schitteren en koesterend stralen. - Het is met hart geschreven; dáár is de bron van des auteurs talent. Lublink Weddik vond er waarheid, fijn gevoel, opbeuring en godsvrucht in; en wij weten allen of - en dat hij de man is om deze te onderscheiden, - wij vertrouwen dat ieder zulks zal erkennen, in wien het licht nog niet geheel duisternis is geworden, die in zijn hart nog heeft dat bij de lichtstralen blinken kan. - Hier wordt aangestoken, opgerakeld, gesnoten. - Zouden wij het niet noodig hebben? - Waar is de wijze, de brave, de menschenvriend, de geloovige, die niet ondervindt dat het woord van vader Homerus waarheid is, en - dat des menschen gemoed is gesteld naar mate de dagen zijn, welke de Vader der goden en menschen laat komen? Dan kunnen wij soms wonderbaar gemeen, wonderbaar traag en onverschillig, wonderbaar ongeloovig, wonderbaar vergeetachtig wezen. Wij hebben het noodig dat wij opmerkzaam worden gemaakt op de milde goudaderen, die door leven en hart heenloopen, wachtend slechts om te worden bewerkt, ten einde ons rijker te maken dan Golconda en Potosi, dan Californië en het Zuidland vermogen.
Hoe en langs welken weg? - De Engelsche auteur heeft dat openbaar geheim zeer netjes afgeluisterd en fluistert het u in deze weinige bladen vriendelijk, vertrouwelijk, overredend toe. - Het mag wat vreemd wezen, wanneer hij de vrijheid neemt om den schoenlapper David Kolf bij u te introduceren; ik durf u raden: - ‘ontvang den man behoorlijk, al heeft hij zwarte handen vol eelt en al wascht hij zich eerst niet, en al kan hij niets en al heeft hij niets om toilet te maken en zich te adoniseren.’ - Er wordt eigenlijk nog iets meer van u gevergd, lieve dames en mijne heeren s.s.t.t. - Gij zult naar den man moeten op zijn achterkrot, met die vuile glazen, dien ongehavenden boêl, die pek- en lederlucht (haast hadden wij, denkend aan sommige muffige, overvolle scholen in zoo heete dagen, ‘leerlucht’ geschreven), dien kouden, morsigen haard, waar hij zit brommend en knorrend - puur alsof gij in menige menschenziel, en daaronder in die van rijkbegunstigde, vertroetelde Adamszonen kwaamt. - Excuseer het, heb geduld een beetje; - het kan bij David en in zijn vertrek; - het kan - want ik laat mij stelen, als de auteur u dat met al zijne onnoozelheid niet wil laten voelen - ook bij u beter worden, en dit door geestkracht, die de zaken aanpakt, door wat er ons vergenoegd bij doet wezen, tevredenheid, - door liefde die alles voor anderen heeft, en geloof, dat nog iets beters dan dit alles kent en verwacht.-