De Tijdspiegel. Jaargang 9
(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijPredikkunde.Onze Vader, die in de Hemelen zijt! Het gebed des Heeren, bewerkt voor de gemeente, door H. Heemskerk, Theol. Doct. - Te Haarlem, bij A.C. Kruseman.Onze Nederlandsche homiletische school behoudt hare eigenaardige kenmerken en - nuancen. - De geesten kunnen zich niet verloochenen, en vooral niet in dezen kerkelijk bewogen tijd. - De gedrukte leerredenen, die talrijk genoeg verschijnen, brengen getrouwelijk iets van den tijdgeest mede, en zijn welligt harder gekleurd dan van vroegeren tijd, toen er geene aanhoudende donderwolken aan den kerkelijken hemel zigtbaar waren. Immers de leerredenen of preken | |
[pagina 84]
| |
van de afgescheidene Gereformeerde kerkleeraren zien er geheel anders uit, dan die van Borger of van der Palm, of als ge een preekbundel van den hoogleeraar van der Hoeven naast dien van den dichterlijken ten Kate legt, zult ge een zeer merkbaar verschil zien. - De verschillende theologische rigting openbaart zich steeds duidelijker ook in het dusgenaamde kanselwerk, dat men somtijds, boosaardig genoeg, bij banketbakkerswerk heeft willen vergelijken, waar het alleenlijk om een delicieus mondjevol en een sierlijk verguld of verzilverd uiterlijk te doen was: - dergelijke vergelijkingen moesten van hooger hand verboden worden. - Nu en dan komen er preekbundels te voorschijn, die door gematigdheid, eenvoudigheid, en bovenal door het praktikaal beginsel, eenen welverdienden lof wegdragen. - Niet, dat we gelooven, dat eenig kanselredenaar in ons land, bij de uitgave zijner stukken, bepaaldelijk op lof en menscheneer jagt maakt, en met een zeker heimelijk, moeijelijk tes verbergen verlangen naar de aankondiging uitziet in de kerkelijke couranten of de tijdschriften: - daarvoor zijn de predikers uit den aard hunner roeping te nederig en te Christelijk en ook te verstandig; - maar de goedkeuring des publieks, waarin het gunstig debiet ingewikkeld ligt opgesloten, is hun, die het gesprokene en geschrevene kansel woord in de gedaanteverwisseling van het gedrukte laten verschijnen, niet ten eenemale onverschillig. - De bundel, dien wij thans aankondigen, over het gebed des Heeren, kwam tot ons van eene zeer onzijdige, neutrale zijde: de Remonstrantsche prediker Heemskerk, te Amsterdam, heeft het Onze Vader, eerst bepaaldelijk voor de gemeente, zijne gemeente, bewerkt, en tot algemeen eigendom gemaakt; deze bewerking is nu voor alle gemeenten bestemd - en daarover mogen we ons verheugen, - de Remonstrant is de onzijdige, de kleurlooze, in den besten zin des woords, de Hervormde, zonder de steunsels van formulier of kerkgeloof - de naam is wel wat oud en versleten, even als die van Protestant, daar de eigenlijke remonstrantie niet meer noodig is, maar de zaak is er nog. - Immers de broederen Remonstranten, de ongeketende, vrije, Christelijk-Evangeliesche kerk, die haar levensbeginsel uit de Heilige Schrift zelve zoekt, trekt en bewhart, zooals de wortel van het gewas, uit den grond, waarin het geplant is - en wel door Gods en niet door menschenhand geplant - de broederen Remonstranten zijn om die reden talrijker geworden dan zij vermoeden of weten; zij hebben hunne meer of min openbare aanhangers werkelijk onder de Gereformeerden, de groote kerk, de Lutherschen, Evangelieschen, en Herstelden, de Doopsgezinden (hier met de ééne vaste, welbekende voorwaarde echter) gevonden, - de vrijheid van denken, gevoelen, schriftuitleggen en prediken, is meer en meer toegenomen; ja, er worden in ons waard vaderland, op elken zondag, zelfs bij gelegenheid van de Heidelbergsche katechismus-middagbeurten, honderd Remonstrantsche preken gedaan en gehoord, zonder dat iemand aan die ketterij of die toenemende onregtzinnigheid denkt. - Uit dien hoofde kon de heer Heemskerk zijne bewerking van het Onze Vader ook gerustelijk als een Gemeingut aanbevelen; wij mogen u ten dezen opzigte zijne eigene woorden uit de Voorrede niet onthouden, welke ons tevens het regte standpunt ter beoordeeling aanwijzen: | |
[pagina 85]
| |
‘En zoo spreek ik in dit geschrift tot alle Christenen, van welken naam of kerkgemeenschap ook. Ik geloof ééne, heilige, algemeene Christelijke kerk, aan welke ik mij door doop en belijdenis, door avondmaal en gebed voel verbonden. Wie Jezus als den Christus, den Zoon van God, belijdt, en opregt begeert door Hem verlost en gezaligd te worden, dien reik ik de broederhand in Christus. Voor het overige laat ik den Vader tusschen zijne kinderen rigten, den Oversten Herder zijne kudde scheiden. Uit het verschil van kerkgenootschappen, 't welk ik als een gevolg van menschelijke onvolkomenheid betreur, zie ik de wijsheid des Heeren het goede werken; en terwijl ik meen, dat de volle waarheid bij geen enkel afzonderlijk is te vinden, beschouw ik de verschillende confessiën als de onderscheidene straalbrekingen van een en hetzelfde licht. Voor mij zelven behoef ik geene andere confessie, dan welke de Apostelen vorderden; aan welke de Kerk gedurende de twee eerste eeuwen van haar bestaan, heeft genoeg gehad; en die mij met alle Christenen van alle eeuwen en geslachten verbroedert, zoodat ik in den volsten zin de gemeenschap der heiligen belijden en genieten kan. Hier en daar heb ik enkele zinsneden uit verschillende kerkelijke belijdenisschriften in mijne redenen aangehaald. Ik deed het, waar verklaring of uitdrukking mij onverbeterlijk juist en treffend toescheen, en werp van mij elke andere gevolgtrekking, welke men hieruit zou mogen afleiden.’ (Voorb. V - VI.).
Straalbrekingen van een en hetzelfde licht! Maar altijd, met uw verlof, broeder Remonstrant! hier en daar geweldig verschillend, vooral als er een kunstig geslepen glas gebezigd wordt, om de stralen zóó te breken en te buigen, dat er geheel andere lichtfiguren verschijnen dan het eerste oorspronkelijke licht vertoont en bedoelt; - want als ge die straalbreking met eigene oogen ziet, b.v. eenige preken van Krummacher of Kohlbrugge, en wederom bij den Groninger hoogleeraar de Groot of Muurling, of wie ge, als contrast, meer wenscht, is het theologisch-optisch verschil - ten minste enorm groot, om geen ander woord te bezigen; - maar ook dat is de vrijheid der geesten, die preken maken en uitgeven in de negentiende eeuw: - wij zullen dat niet kunnen veranderen. - Ook wij gelooven met den Remonstrantschen prediker nog altijd, met een vast geloof, aan die ‘ééne, heilige, algemeene Christelijke kerk,’ willen ook even gaarne de broederhand reiken aan ieder, die belijdt wat de Schrift als belijdenis eischt; - wil men er dan nog wat confessioneel zout en peper bij, om het maal te kruiden, men late de vrienden gerustelijk begaan, als ze ons de schotels maar niet zoo overzout of heet maken, dat we voor den disch moeten bedanken, en de mond ons zamentrekt: - een wreinigje peper is wellicht voor sommige zwakke magen niet kwaad; men zij echter voorzigtig, en neme niet te veel op eens!
De bewerking van het volmaakte gebed heeft eigenaardige voorregten en aanlokselen, die dadelijk voor de hand liggen. - Zeer dikwerf heeft men, sedert vader Luther, de verschillende beden homiletisch behandeld, zoowel in de Katholieke als in de Protestantsche kerk, en daarom had vader Luther niet verkeerd gezien, toen hij het: Onze Vader in zijn tijd reeds ‘den grootsten martelaar’ noemde. - Hier staan voor den prediker de zeven | |
[pagina 86]
| |
of acht wegwijzers gereed, die hem aanwijzen waarheen hij met de gemeente zal gaan. - Elke bede is een thema, en een bundel lichtstralen, die zich gemakkelijk laten opvangen, en door het prisma der kanselrede in veelvuldige, liefelijke straalbreking voorstellen. - Op die wijze heeft Athanase Coquerel in zijne welbekende mede vertaalde bewerking van het Onze Vader daarin den hoofdinhoud van het Christendom willen vinden en aantoonen, en inderdaad, de hoofdleerstellingen, in het Nieuwe Testament verspreid, met eene kunstige hand aan het gebed des Heeren aangeknoopt, en bestendig toegevoegd, en vernuftig ingelascht; reeds een bewijs voor den rijkdom der stof, die zoo rekbaar was. - Anderen hebben wederom anders beproefd: - de heer Heemskerk heeft meer in algemeene trekken den hoofdinhoud en de praktikale ontwikkeling der verschillende beden, mogen wij het alzoo zeggen - hoofdelijk - opgevat, en zich laten leiden door den biddenden Heer zelf, en daardoor had hij zeker den besten leidsman gevonden. Wij zouden in het algemeen de preekmethode van dezen prediker kunnen noemen: - de gemoedelijke, de kalme, de ernstige. - Hier is het niet de verbeelding, niet het scherpziende verstand, niet de opgewekte fantazij, waarop wordt gewerkt - maar het Christelijk gemoed wordt als gradueel, trapsgewijze, verwarmd, gereinigd, gelouterd. - Met eene bijzondere zorg is de eerste leerrede, als inleiding voor het geheel, bewerkt; hier wordt de vraag onderzocht in hoeverre dit gebed een verbindend voorschrift, dan wel een voorbeeld is - daarop wordt gehandeld over het gebed des Heeren - het allervolmaaktste gebed - en ten dezen opzigte in levendige en warme taal, de hooge waarde van dit eenige, en nog niet overtroffen formulier, aangetoond. - Merkwaardig is de algemeene, verbroederende en vereenigende kracht, welke aan 's Heeren gebed wordt toegeschreven. - Er zal wel niemand zijn, die de volgende zinsneden niet met dadelijke toestemming leest:
‘En nog hooger rijst die waarde, als wij daarbij ons oog op de Kerk van Christus slaan. Aan zijne Gemeente heeft Jezus dit gebed gegeven. Gevoelt gij de kracht en beteekenis dezer waarheid, Geliefden? Wij belijden ééne heilige, algemeene Christelijke Kerk en eene gemeenschap der heiligen. Waarom hebben wij die betrekking niet levendig gehouden, en reeds zoo vele schoone banden van gemeenschap losgemaakt? Maar het gebed des Heeren is een gemeengoed der gansche Christenheid gebleven. Het is de band, die de Christenkerk omsluit, en alle geloovigen van alle tijden vereenigt. De Kerk van Jezus heeft reeds achttien eeuwen op aarde bestaan. Maar één band omstrengelt het geslacht van Christenbroeders: 't is het gebed des Heeren, dat door alle eeuwen uit éénen mond met éénen zin ten hemel stijgt. De Kerk van Jezus is wijd verspreid over de gansche aarde. Maar één band houdt het groote huisgezin van Gods kinderen zamen: 't is het gebed des Heeren, dat aan alle plaatsen over den ganschen aardbodem wordt gehoord. De Kerk van Jezus is jammerlijk verscheurd en verdeeld op aarde. Maar nog één band verbroedert alle geesten: 't is het gebed in Jezus naam, het gebed des Heeren, waarin allen zich verzamelen voor den troon van God. In dat gebed stemmen alle harten en zinnen zamen. Voor de gescheiden belijders is dit het formulier van éénigheid. Gij bidt: Onze | |
[pagina 87]
| |
Vader! uw Roomschgezinde broeder bidt het ook: zult gij hem dan de broederhand in Christus weigeren? Gij vindt uwe hoogste en heerlijkste goederen neêrgelegd in dat volmaakte gebed; zoo gelooft en erkent ook uw Medechristen, en hoe verre in begrippen van u verwijderd, in den gebede staat hij naast u voor God. Ons is het woord, waarmede wij in Jezus naam tot den Vader naderen: en met dat woord omvatten wij al de broeders, en elk, die Christen heet. In den gebede zijn allen één. En één in den geest des gebeds, worden allen meer en meer in den geest der liefde eenig, zullen allen ten laatste in den geest des geloofs vereenigd zijn.’ (blz. 16-18.)
En toch, helaas! wederom eene treurige belijdenis des tijds: - toch zijn diezelfde harten en diezelfde lippen, welke hetzelfde Onze Vader! gevoelen en dan uitspreken, zoo verre, zoo verre van elkaâr verwijderd! toch heffen deze zelfde kinderen van dezen zelfden vader de hand en vuist bedreigend tegen elkaâr op, en verscheuren dien band! - Mogt de spreker hier waarheid gesproken hebben: ‘Voor de gescheiden belijders is dit het formulier van éénigheid’ ware het niet juist omgekeerd in onzen tijd, waar men dat Onze Vader, Onze Zoon, Onze Geest, in den meest egoïstischen zin opvat, waarvoor het betrekkelijk voornaamwoordje vatbaar is, en zich alles bij wijze van afen uitsluiting toeeigent, wat de Vader van alle menschen, als algemeen eigendom, allen aanbiedt! De groote wan der kerk moet nog geweldig geschud, en dan het kaf van het koorn gescheiden, voordat, inderdaad, faktisch, het Onze Vader ‘het formulier van éénigheid’ zal geworden zijn. - Was hier de gemoedelijke, vredelievende prediker welligt meer profeet en ziener in de toekomst, dan een werkelijk prediker van en voor zijn tijd? - Welnu wij willen hier met hem dwalen, en gedenken aan het woord van Cicero: ‘Vellem sic erraremus!’ Wij gevoelen ons verpligt, om den aard dezer leerredenen uit een meer homiletisch oogpunt iets nader te leeren kennen, eenige schetsen mede te deelen; - wij nemen, zonder bepaalde voorkeuze, de leerrede over de tweede Bede: ‘Uw Koningrijk kome’ - hier wordt op den inhoud en den eisch heengewezen - en dus eerstelijk het oog geslagen op het onderwerp - den zin - en de vervulling - daarna de eisch - Het koningrijk onzes Gods - een geestelijk rijk - door Christus geopenbaard, - voor allen geschikt, - de groote eenheid - een koningrijk - met één hoofd - met burgers - en wel inwendig - in ons aanwezig - door het geloof en de heiligheid moet dit rijk toenemen - en eenmaal zal de geheele rijke vervulling gezien worden, - de geheele wereld zal dit rijk aannemen, - dan zal alles volvolbragt zijn, de Zoon geeft alles den Vader over, - het Godsrijk is gekomen. - Het tweede deel, de eisch - dit woord is een zendingswoord - en geeft ons eene drievoudige zending op, een geestelijken arbeid bij ons zelven, in onzen naasten kring - in dewereld - dit alles wordt zeer krachtig en nadrukkelijk ontwikkeld. Inderdaad, deze en soortgelijke schetsen bevelen zich door eenvoudigheid en rijkdom aan, er is hier geen jagt gemaakt om met bijzondere kunstmatige verdeelingjwaar dikwerf het woordenspel geen kleine rol speelt, te schitteren; ieder die met aandacht over dezen tekst-mediteert, - komt vroeg of laat op eene dergelijke ontwikkeling, en daarin ligt zekerlijk een voorregt van zoodanige eenvoudige preek- | |
[pagina 88]
| |
dispositie. - Mogen nu de hoorders hier geene geweldige schokken en trillingen der zenuwen ondervinden, vloeit hier alles effen en kalm daarheen, en toch warm en diep gevoeld - dan verkrijgen dergelijke didactische leerredenen juist eene hoogere waarde, omdat ze die niet vooraf gezocht of nagejaagd hebben door eene homiletische onverwachte electrischbiologische kunstbewerking, eene kunstbewerking, dikwijls op leven en dood. Wij zullen, ter nadere opheldering hiervan, de schets, zoo veel mogelijk die op te vangen is, mededeelen, en wel van eene leerrede des beroemden Franschen predikers over dezelfde Bede, waar onze deskundige lezer het hoogst eigenaardige standpunt van beide kanselredenaars meer aanschouwelijk zal erkennen. Athanase Coquerel stelt de godsdienstige waarheid in betrekking tot het Godsrijk, bepaald op den voorgrond: ‘La prière du Seigneur ne pouvait passer sous silence, cette puissante faculté de penser, d'apprendre et de croire, qui fait de l'homme un être intellectuel. - Le lien entre Dieu et nous, qui constitue l'essence de la religion, et dont le culte est la forme, suppose des croyances, des convictions, aux quelles la raison se soumet... O Dieu que ton règne vienne, qu'a la vérité toute intelligence parmi les hommes soit soumise.’ (pag. 64-65). Uit dit oogpunt beschouwt de prediker de bede - en ontwikkelt de hier gestelde gedachten: ‘I. L'homme aspire à la vérité. - II. Chacun de nous selon ses facultés - se fait un système de toutes ces pensées. - III. Connaissez, quelle importance a le choix du système, au quel nous soumettons notre vie, notre culte, notre conscience. - IV. Il semble que le temps de cette prière soit passé (ontwikkeling en ontzenuwing dezer tegenstrijdigheid). - Nu volgt het meer praktische gedeelte:’ La question est adressée: Le règne de Dieu est-il venu? - Est-ce par habitude que vous êtes Chrétiens?- Estce par droit de naissance, de privilège, d'hérédité que le règne de Dieu vous est venu? - Est-ce par esprit de convenance, par respect humain, que vous avez laissé le règne de Dieu venir à vous? - Est-il venu pour vous seulement au moyen de l'étude? - en ten slotte: descendez de vous mênie, afin que le régne de Dieu vienne réellement pour tous.’ Uit onderlinge vergelijking dezer twee schetsen wordt het blijkbaar, voor hoevele opvattingen en bewerkingen eene en dezelfde Bijbelspeuk vatbaar is, en deze vergelijking pleit ten minste hier voor de oorspronkelijkheid der beide kanselredenaars, die ieder zijne bijzondere wegen zocht en vond. - Wat ons betreft, wij vonden meer eenvoudige, gemoedelijke waarheid bij onzen landgenoot, welligt meer vernuft en wijsgeerige ontwikkeling bij den te regt gevierden A. Coquerel. - Wij vestigen, om niet te breedvoerig te worden, het oog op de leerrede over de laatste bede: ‘Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze’ - zij wordt onderzocht in haren waren zin en beteekenis en vervolgens beschouwd als de laatste bede van het Onze Vader. - Wat verzoeking is, wordt aangetoond, de verzoeking is niet uit God. - Zij kunnen onder zekere voorwaarde zaligend zijn. - ‘Maar verlos ons van den Booze’ - Wie is de Booze? - eene twistvraag ‘want (blz. 113) niet in het wezen der zaak, maar in de voorstelling alleen kan nog verschil bestaan.’ - Verlos ons van den Booze - betrekking op het inwendig booze, - deze bede omvat het gansche gebied des kwaads. - Eindelijk wordt | |
[pagina 89]
| |
zij als de laatste bede in het Onze Vader beschouwd, en hare gepastheid wordt duidelijk, wanneer we opmerken, hoe zij uit het vorig bidden ontstaat, de overige beden verzekert, en het geheele gebed volmaakt. Wederom eene eenvoudige geleidelijke ontwikkeling, die zich aansluit aan deze praktikale Schriftverklaring. - Bovenal is ons deze leerrede merkwaardig, wegens de wijze, waarop de prediker over den Booze oordeelt, en de teedere, netelige zaak die hier moest behandeld worden, - zoo als de Germanen zeggen - beseitigt; - wij mogen aan onze lezers ook dit gedeelte der leerrede niet onthouden:
‘Maar verlos ons van den booze. Dit tweede deel der bede vordert insgelijks een naauwkeurig onderzoek. Wie is de booze? Wij stooten hier al aanstonds op verschil van vertaling. Van de vroegste tijden der Kerk tot op deze dagen, werd het door sommigen van het booze, door anderen van den booze verstaan. De oorspronkelijke tekst laat ons geheel in het onzekere; alléén het spraakgebruik kan beslissen; en op dien grond verklaren wij ons voor de lezing van onzen tekst. Maar nu ontstaat nog grooter verschil van opvatting der zake. Toehoorders! wij zijn hier niet gekomen om over moeijelijke vraagstukken te twisten, maar om elkander op te leiden in den geest der gebeden. De booze moet ons niet verdeelen, waar het onze Vader ons vereenigen moet. Wij willen daarom liever naar onderlinge overeenstemming zoeken. Zij ligt meestal nader, dan men in de verblinding van hartstogt meent; en, bedrieg ik mij niet, zoo wordt zij ons hier ook aangeboden. In het gebed des Heeren staat deze bede tegen de derde over; dat is, naar onze vroegere aanwijzing, het werk des Heiligen Geestes tegenover de werking des boozen. De Heilige Geest wordt dáár niet uitdrukkelijk genoemd, want hij was ook nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was;Ga naar voetnoot1) wél wordt hier de booze geest met name vermeld, want hij was bekend en leefde in de harten. De Heilige Geest uit God; de booze geest is uit de wereld. De eerste leeft en werkt in de geloovigen; de laatste in de kinderen der gehoorzaamheid. Al wat in strijd is met God en zijnen wil, alle goddeloosheid en ongeregtigheid is hier zaamvereenigd. Als geest is hij levendig en werkzaam, en oefent hij zijn verderfelijken invloed op menschen uit. Terwijl de Heilige Geest in de waarheid leidt, de harten reinigt, en onze zielen vereenigt met God; verblindt daarentegen debooze geest de zinnen, bederft de harten, en trekt de zielen af van God. De eersten zijn de kinderen Gods; de laatsten heeten kinderen des boozen. - Ziet hier de algemeene waarheid der Schrift, waarin voorzeker alle Christenen zamenstemmen. Niet in het wezen der zaak, in de voorstelling alléén kan nog verschil bestaan. Wilt gij de waarheid aanschouwelijk voor uwe verbeelding brengen? Zoo volgt gij veiligst de levendige voorstelling der Schrift. Wilt gij haar daarentegen nader brengen aan uw bespiegelend verstand? Zoo vat gij ze liever in een afgetrokken begrip te zamen. De voorstelling op zich zelve betreft het wezen der zake niet. Dan eerst zou de waarheid worden miskend en geloochend, wanneer gij met de voorstelling ook de zake, met de omkleeding het innerlijk wezen verwierpt. Er bestaat een magt des kwaads in de zedelijke wereld, - noemt het duivel of zonde! - er bestaat een geest des boozen, in strijd met den Geest van God. Hij leeft | |
[pagina 90]
| |
in de ongeloovigen van harte; hij bezielt en bederft niet weinig van het schepsel Gods, dat ons omringt. Zoo werkt hij ook op ons; en als hij in ons werkt, is onze afval zeker. Wij zijn in zielsgevaren ons leven lang. Ons betaamt de dagelijksche bede: Hemelsche Vader! verlos ons van den booze! (blz. 132-134).
Hier stond de spreker zoowel op een exegetisch als dogmatisch grondgebied, waar menigeen voor hem is gestruikeld en gevallen; want de oude steen des aanstoots is nog altijd aanwezig. - De heer Heemskerk heeft zich met beleid en voorzigtigheid uit het vuur gehouden - zijne voorstelling moest, uit den aard der zaak, zeer negatief worden, - intusschen zijn we toch eenigzins teleurgesteld, wat het eigenlijk gevoelen van den bekwamen en gemoedelijken prediker is aangaande - den Booze - wij blijven hier zoo tamelijk in het onzekere. - Velen, zeer velen, zullen er volstrekt geen vrede mede hebben, als ze lezen: ‘Er bestaat een magt des kwaads in de zedelijke wereld, noemt het duivel of zonde! - er bestaat een geest des boozen, in strijd met den Geest van God’ -Velen, b.v. de heer van Rhijn, die in de leerrede over den Christen-krijgsmanmede over den duivel menig hartig woord heeft gezegd (Zie Tijdspiegel Mei, blz. 335, 336, 398) zal daar geen vrede mede kunnen hebben, - men is hier alleenlijk met den geest, met een geest volstrekt niet gediend, - men wil, wat het leerstuk des duivels betreft, iets meer handtastelijks, meer postief dogma. - Honderd theologanten, ten minste in Nederland, zullen nog altijd een zeer geweldig groot onderscheid maken tusschen: den duivel en de zonde. - Wij binden dit den wakkeren, vrijzinnigen en tevens echt Bijbelschen Remonstrant ernstig op het hart. Hij moge zich tegen die aanvallen kunnen verdedigen, en dat hij dit kan, daarvoor pleit zijn bezadigd oordeel en Christelijke wijsheid, die, als betamelijk is, met de Christelijke liefde verbonden blijft.
Wij kunnen met deze aankondiging volstaan, en wenschen dat deze bundel leerredenen, voor alle Christenen geschikt, door vele Christenen gelezen en herlezen moge worden. - De eenvoudige, Evangeliesche, ernstige, hoog ernstige waarheid staat hier in een zeer bevallig kleed; men vergeet, dat hier een broeder Remonstrant tot zijne gemeente spreekt, die tijd is ook voorbij, waar men juist daaraan dacht of daaraan moest herinnerd worden. - Hoe verbazend wij ook gevorderd zijn in theologische, praktikale wijsheid, zooverre zijn we nog niet gevorderd, dat men afzonderlijke leerredenen of preken van Gereformeerde sprekers voor enkel Gereformeerden, van Luthersche voor enkel Lutherschen, van Doopsgezinde voor enkel Doopsgezinden stelt en uitgeeft, - hoewel het mogelijk is, dat we vroeg of laat eene dergelijke aanbeveling op het titelblad zien verschijnen, - zoodat het met de leerredenen zal zijn als met de kaarten, waar ieder in zijne kleur en van zijn partner speelt, en gaarne in die kleur troef maakt. - De heer Heemskerk - zooverre wij hem uit zijne Christelijke, algemeene, Remonstrantsche redenen over het Onze Vader leeren kennen, behoort niet onder hen, die hunne stellingen willen opdringen, of met een gebiedende stem als onfeilbaar voorschrijven; - zijne beschouwingen zullen door alle weldenkende Christenen, tot welke kerkgenootschappen, zij ook uiterlijk (dikwerf alleen | |
[pagina 91]
| |
door droit de naissance) behooren, zonder het minste gevaar voor de regtzinnigheid of het confessioneel peper en zout, gelezen kunnen worden, en zekerlijk met zegen, met vrucht. - Wat den echten zuiveren stempel van Christus' geest en leer vertoont, draagt de aanbeveling reeds aan het voorhoofd, en is daardoor een werkelijk integrerend deel der ‘ééne, heilige, algemeene kerk.’ Spiritus Asper en Lenis. |
|