Christelijke stemmen uit de diepte, van Daub, oude bekenden, vullen de helft omstreeks van dit stukje. - In het volgende wordt het weder veel beter. Al spreekt de viering van het Heilige Avondmaal, als ruim subjectiv gehalten, minder tot ieders hart; daarvoor is Sara Martijn bij vervolg gegeven, hier zeer op hare plaats, Agathon goed, en de Christelijke gedachten zijn Goudschaal waardig. Dat is niet weinig er van gezegd. - Onze beste wenschen voor den voortgang!
Als iemand zich wil overtuigen hoezeer het den geleerden goed prediken is (niet juist omdat zij zich laten overtuigen; want dat bewijst iedere pennestrijd wel anders), dan raden we hem om voor het volk te schrijven, dat wil zeggen het volk, niet eens het plebs, eenige waarheid duidelijk uiteen te zetten, zoodat zij à portée van de zaak zijn, daarover met hun domme verstand, zooals men soms naïef hoort zeggen juist bij het uitkramen van wijsheid, uitspraak kunnen doen en zich in staat bevinden om de zaak met hunne eigene woorden weder te geven. - Daar hoort wat toe; en toch vóórdien vertrouw ik het niet dat zij het gevat hebben. - Ik heb boven van dom verstand gesproken, niet of minder van ongeoefend. Het laatste treft men bij kinderen, het eerste meer bij verwaarloosden aan. Er komt gewoonlijk indolence, indien niet zelfs de afkeer van den ΨνχιϞος ανϑǫωπος bij; want meer en meer moeten wij het er voor houden, dat niemand dom is en althans behoefde te blijven in zaken, waarvan hij inderdaad weten wil. - ‘De Goden hebben alles voor moeite te koop,’ heette het daarom onder het heidendom. - Naar de menigte van werken en werkjes die worden geschreven voor opkomend geslacht, eerstbeginnenden al is het dan ook wat laat beginnenden te oordeelen, zou men zeggen, dat die weg al zeer gemakkelijk wordt gemaakt, en niet het minst naar kennis van de godsdienstleer. - Klaarheid en juistheid, wil men ook wat beknoptheid, achtten wij boven een hoofdvereischte - vordering welke men, gelijk wij vertrouwen, wel billijk zal rekenen.
Aan den eisch der beknoptheid hebben de schrijvers van de bovenvermelde Handleiding bij het godsdienstig onderwijs voldaan, op een en veertig bladzijden van het klein 12o boekje, met fiksche letter gedrukt, bijbelsche geschiedenis, dogmatiek, moraal en kerkelijke geschiedenis behandelende, als de geschiedenis van Gods openbaringen en den inhoud van Gods openbaringen. Wij hebben niets tegen zulke kortheid, zelfs hopen wij, dat de eigenlijke waarheid en wetenschap in het godsdienstige, gedrukt althans, eens in nog minder ruimte zal zijn zamen te vatten. - Meer hebben wij tegen de inrigting van verscheidene vragen en daarop volgende antwoorden. Soms zijn er daar twee in elkander geschoven, b.v. in de eerste - veelal maakt het antwoord geen op zichzelf staand geheel uit b.v. de tweede vraag, waarin de aanmerking staat, ‘dat God door Christus steeds voortgaat zichzelven bekend te maken,’ terwijl wij liever hadden gezien, dat men daarvoor des noods er op had gewezen, dat men Hem in wien alle schatten der wijsheid en der kennis verborgen liggen immer beter moest en kon leeren verstaan. - Natuur en geweten (vr. 3) geven ons geene genoegzame zekerheid, niet alleen ten opzigte van vergeving, maar wel ten aanzien van alle hoogere waarheid (men denke aan Kant's antinomieën), hetgeen hier wel te kennen is gegeven, maar niet regt uitgedrukt. - De heilige schrijvers worden door de heidensche van die dagen