| |
Het Luthersch zendeling-genootschap te Amsterdam.
In de maand April werd de spiegel naar de hoofdstad gekeerd, die zoo waardiglijk voorgaat als er gaven van Christelijke liefde noodig zijn, en die ook bij voorkeur gezocht wordt als er wat moet gegeven worden. Bij het keeren van den spiegel dachten wij, zou er niet het een of ander genootschap gesticht worden, nu dat van Mettray of Rysselt bij Zutphen bestaat, die hoogstvoortreffelijke inrigting door den heer W.H. Suringar gesticht in vereeniging met andere menschenvrienden, en krachtig ondersteund door Z.M. den Koning en zijn huis? Nieuwsgierig vestigden wij daarom ons oog op mannen, die of het bestaande willen verbeteren of iets oorspronkelijks ondernemen ‘om getuigenis van hun geloof af te leggen door daden.’ Wij zagen naar den kant, van waar kerkelijke inrigtingen ontstaan, en zie,... nevens het Nederlandsch Zendelinggenootschap, reeds meer dan vijftig jaren oud, en waarin alle Evangelische Christenen zich broederlijk kunnen vereenigen tot verbreiding van het Evangelie, zagen wij niet alleen het Genootschapje voor China, half gestorven sedert den dood van Gützlaff, noch ook dat der Doopsgezinden, die gaarne op zichzelven staan en alle vermenging vermijden met het onreine, maar een splinternieuw Luthersch genootschap, gesticht op den 5den April dezes jaars, gesticht om de gelden van Luthersche Christenen voor de zendelingzaak te laten ontvangen door Luthersche handen, te laten tellen door Luthersche oogen, en daarna te verzenden aan Luthersche zendelingen door middel van het genootschap te Leipzig. Tot dit Luthersche genootschap te Amsterdam kunnen ook alleen Lutherschen uitgenoodigd worden, ofschoon het geld ‘van wie ook, ten allen tijde welkom is,’ en wel Lutherschen, die genegen zijn ‘eene verklaring af te leggen van warme belang- | |
| |
stelling voor de Evangelisch-Luthersche kerk (dus niet van
de Herstelde, tenzij de leden van deze warme belangstelling gevoelen in de gemeente, die zij verlaten hebben), en van hartelijke overeenstemming met hare leer en belijdenis,’ natuurlijk gelijk zij te verwachten is van leden der Evangelisch-Luthersche kerk in de Nederlanden, wier leeraren beloofd hebben, ‘de belangen van het Christendom in het algemeen, en van het Nederlandsch Evangelisch-Luthersch kerkgenootschap in het bijzonder te zullen behartigen, en ter goeder trouw aan te nemen en hartelijk te gelooven ‘de leer welke overeenkomstig met Gods heilig woord in de aangenomene symbolische boeken der Evangelisch-Luthersche kerk is vervat.’
Deze uitnoodiging komt langs verschillende wegen tot de leden, maar toch door zusters tot zusters om te werken ‘onder hare kunne,’ door het volgende stuk van veertien paragrafen, in het Hoogduitsch en Hollandsch nevens elkander, en getiteld:
| |
Statuten des Niederländischen Vereins für die Evangelisch-Lutherische Mission.
Bepalingen van het Nederlandsch genootschap voor de Evangelisch-Luthersche zending.
[Duits]
Wer einen bestimmten Olauben hat, der wird und muk ihn auch befennen; und fein billig Denfender fann es ihm verargen, wenn er denfelden, so weit es ohne Beeinträchtigung der Rechte Anderer gescheben fann, auszubreiten fucht. Die Unterzeichneten nun haben ihr Geil und ihren Frienden gefunden in dem Olauben der Evangelisch-Lutherischen Rirche, wie derfelbe, übereinftimmend mit Oottes heiligen Worte, in den Befenntnikfchriften diefer Rirche (wovon Luthers Heiner Ratechismus und die Augsburgiche Confeffion als allgemein befannt vorausgefekt werden dürfen) enthalten ift. Sie fühlen fich deshalb gedrungen, von diefem ihrem Olauben auch ein thatfächliches 3eugnik abzulegen, und find daher am heitugen Lage zufammenge -
| |
[Nederlands]
Elk Christen, wiens geloof tot bewustzijn gekomen is, gevoelt zich gedrongen en verpligt dat geloof openlijk te belijden; en niemand zal het kunnen afkeuren, dat hij zijne overtuiging, voor zoover dit geschieden kan zonder de regten van anderen te krenken, tracht mede te deelen en te verbreiden. De ondergeteekenden dan, vonden heil en vrede in het geloof der Evangelisch-Luthersche kerk, zoo als dat, in overeenstemming met Gods heilig woord, uitgedrukt is, in de belijdenis-schriften dezer kerk; van welke Luther's kleine Catechismus en de Augsburgsche Confessie als algemeen bekend, mogen verondersteld worden. Zij gevoelen zich derhalve genoopt, van dit hun
| |
| |
| |
[Duits]
treten zur Oünbung eines Bereins, melcher den Ramen:
Niederländifcher Verein für die Evangelisch-Lutherische Mission
tragen, und feinen Sik zu Amfterdam haben wird. Man hat fich über folgende Beftimmungen vereinigt:
§ 1.
Der allgemeine 3wect des Bereins ift: der Mission der Evangelisch-Lutherischen Rirche dienend zu belfen: Daher betrachtet er als feine befonderen Aufgaben:
a., die Unterftükung der Lutherifchen Geiben-Mission, wie fie von dem ausfendenden Evangelisch-Lutherischen Missions-Bereine zu Leipjig betrieben wird, mit Oebet und Liebesgaben;
b., die Beförderung rechter Erfenntnik des reinen Wortes und Saframents, ins befondere durch Berbreitung hierfür geeigneter Bücher und Schriften, fowie namentlich auch durch Ginwirfung auf die Oründung befonderer Lutherifcher Schulen, nach den Beftimmungen des Oefekes über die Schulen erfter Rlaffe;
c., die Wedung und Belebung des 3ufammenhangs mit der Lutherifchen Oefammt-Rirche, durch Unterftützung ihrer Beftrebungen da, wo fie zeugt, leidet und fämpft.
§ 2.
Die Stellung, welche der Berein ju anderen Chriftlichen Oefellfchaften einzunehmen münfcht, ift eine friedliche. Er nimmt nur dasfelbe Recht, womit diefe
| |
[Nederlands]
geloof door daden een getuigenis af te leggen; en zijn daarom overeengekomen, een genootschap te stichten, onder den naam van:
nederlandsch genootschap voor de evangelisch-luthersche zending.
waarvan het Bestuur te Amsterdam zal gevestigd zijn; en zulks onder de navolgende bepalingen:
§ 1.
De algemeene strekking van het Genootschap is: de zending der Evangelisch-Luthersche Kerk te ondersteunen, door alle geoorloofde middelen; - waarom zijne meer bijzondere taak is:
a. De ondersteuning door gebed en liefdegaven van de Luthersche zending onder de heidenen, in overeenstemming met hetgeen thans door het Evangelisch-Luthersch zendeling-genootschap te Leipzig geschiedt.
b. De verbreiding der regte kennis van het Woord Gods en de Sacramenten; in het bijzonder door uitdeeling van daartoe geschikte boeken en geschriften; als ook door de oprigting te begunstigen van bijzondere Luthersche scholen, naar de bepalingen der Wet ten aanzien van de scholen der eerste classe.
c. De aanknooping en versterking van den gemeenschappelijken band, die de Luthersche kerk in het algemeen vereenigt; en daar, waar zij getuigt, lijdt en strijdt, haar te ondersteunen in hare beproevingen.
§ 2.
De stelling, welke het genootschap tegenover andere reeds bestaande of nog te vestigen Christelijke genootschappen inneemt, is eene vriendschappelijke. Het
| |
| |
| |
[Duits]
in ihrem Oeifte wirfen, auch für fich und feine befondere Richtung in Anfpruch. Die Stellung des Bereins zu der Rirche ift eine untergeordnet-dienende. Er wird fich aller Eingriffe in das vom Gerrn verordnete firchliche Girtenamt, alles unbefugten Lebrens und Predigens, nicht nur ftreng enthallen, fondern auch folchem Unfuge, fowie allem Sectenwefen und ieder Richtung, welche fich nicht in und unter, fonbern über und neben die Rirche ftellt, entfchieden entgegentreten.
§ 3.
Der Berein befteht: a., aus dem Borftande; b., aus mitarbeitenden Brüdern und Schweftern; c., aus beitragenden Oliederm; d., aus Begünftigern; alle fowohl in Amfterdam, als auch an andern Drten. Der Borftand wirb aus den ju Amfterdam wobnbaften Mitgliedern gewaählt.
§ 4.
Der Borftand befteht aus so vielen Mitgliedern, als die Leitung des Bereins erfordern wird. Sie vertheilen die Oefchäfte durch gegenfeitige übereinfunft, und ergänzen fich, in Austretungs-Fallen, aus den Olidern des Bereins. Dem Borftande liegt ob, wie die ganze Leitung des Bereins überbaupt, so auch namentlich die Anftellung, und nöthigenfalls Wiederentlaffung der mitarbeitenden Brüder und Schweftern. Jebes einzelne Borftands-Mitglied wirft zugleich auch als mitarbeitender Bruder.
§ 5.
Als Erfordernik, um Borftands-Mitglied, fowie, um mitarbeitender
| |
[Nederlands]
maakt slechts in zijnen geest, gebruik van al die regten, waarmede deze in hunne rigting werkzaam zijn. De betrekking van het genootschap tot de kerk is eene van haar afhankelijke en aan haar dienstbare. Het onthoudt zich van alle inmenging in het door den Heer ingestelde herder- en leeraarambt, en wel, van onbevoegd leeren en prediken, niet alleen gestreng, maar het weert ook bepaaldelijk zulke wanordelijkheid, zoowel als elke sectenmakerij en godsdienstige rigting, die zich niet in en onder, maar boven en naast de kerk wil plaatsen.
§ 3.
Het Genootschap zoo te Amsterdam als elders, bestaat uit: het Bestuur, de medewerkende Broeders en Zusters, de contribuerende leden, en de Begunstigers. De Broederen bestuurderen worden uit de Amsterdamsche leden gekozen.
§ 4.
Het Bestuur bestaat uit zoo vele leden, als voor het beheer van het genootschap worden vereischt. Het verdeelt de werkzaamheden naar onderling goedvinden; en voorziet, bij overlijden of uittreding, in de opengevallen plaatsen. Aan het bestuur is de geheele leiding van het genootschap in het algemeen toevertrouwd, bepaaldelijk ook het aanstellen, en, indien noodig, het ontslaan der medewerkende broeders en zusters. Ieder lid van het bestuur is tevens ook medewerkende broeder.
§ 5.
Elk bestuurder, als ook elke medewerkende broeder en zuster leggen bij de aan-
| |
| |
| |
[Duits]
Bruber oder Schwefter fein zu fönnen, wirb verlangt: die Ablegung einer Erflärung, aus welcher ein warmes Gerj für die Evangelifch-Lutherifche Rirche und das Steben auf ibrem Befenntnik-Grunde erfchtlich ift.
§ 6.
Die mitarbeitenden Brüder und Schweftern erhalten bei ihrer Anftellung ein, fie beglaubigendes, Diplom, welches fie bei ihrer Defunction zurücfzugeben fich verpflichten. Sie leiften alle ihre Dienfte unentgeldlich, um des GErrn willen. Die mitarbeitenden Schweftern haben die Wirffamteit unter ihrem Oefchlechte für die 3wecte des Bereins, als ihre Gaupt- Aufgabe anzufehen.
§ 7.
Den mitarbeitenden Brüdern und Schweftern liegt ob: dem Bereine Olieder und Freunde oder Begünftiger zu gewinnen, genaue Berjeichniffe derfelben zu hulten; diefe Berzeichniffe vierteliährlich dem Borftande einzubändeigen; dem Raffen-Führer, auf fein Berlangen, bei der Einforderung der gezeichneten Beiträge behülfllich zu fein; die zur Berbreitung vom Borftande beftimmten Bücher und Schriften auszutheilen; überhaupt für die Olieder und Freunde des Bereins, welche fich ibnen anfchlieben, den vereinigenden Mittelpunft ju bilben. Männer fchlieken fich an die mitarbeitenden Brüber, Frauen an die mitarbeitenden Schweftern an.
§ 8.
Jeder mitarbeitender Bruder sommt mit den sich an ihn anschliekenden Gliedern und
| |
[Nederlands]
vaarding dier betrekking eene verklaring af, waaruit hunne warme belangstelling voor de Evangelisch Luthersche kerk, en hunne hartelijke overeenstemming met hare leer en belijdenis blijkbaar is.
§ 6.
De medewerkende broeders en zusters ontvangen bij hunne aanstelling, een diploma hunner erkenning, en geven dit bij hunne aftreding terug. Alle hunne diensten worden zonder geldelijke belooning, om des Heeren wil, verrigt. De medewerkende zusters bevorderen de bedoelingen van het genootschap voornamelijk onder hare kunne.
§ 7.
De medewerkende broeders en zusters bevorderen de belangen des genootschaps door leden en begunstigers aan te winnen; van deze naauwkeurige lijsten te houden; deze lijsten elk vierdedeel jaars aan het bestuur in te leveren; den penningmeester, op zijn verlangen, bij het invorderen der ingeteekende bijdragen behulpzaam te zijn; de boeken en geschriften, welke door het bestuur tot verspreiding bestemd worden, uit te deelen; en in het algemeen een punt van vereeniging daar te stellen voor de leden en begunstigers van het genootschap, die zich bij hen aansluiten. Mannen sluiten zich bij de medewerkende Broeders, Vrouwen bij de medewerkende Zusters aan.
§ 8.
Elk medewerkende broeder en elke medewerkende zuster, komt met de leden
| |
| |
| |
[Duits]
Freunden, und iede mitarbeitende Schwefter mit den fich zu ihr halternden Schweftern und Freundinnen des Bereins, so oft zufammen, als fie gut finden, zur gegenfeitigen Befprechung und Erwectung; insbefondere auch zum gemeinfchaftlichen Lefen der vom Borftand empfoblenen Bücher und Schriften. Niemals aber dürfen diefe brüderlichen und fchwefterlichen 3ufammenfünfte, welche ein allgemeines Chriften-Recht find, in fogenannte Conventifel (oefeningen) ausarten, worin Einer fich zum Girten und Lebrer aufwirft, ohne dazu firchlich berufen zu fein; damit nicht gegen Oottes Wort und Drdnung (Röm. 10, 15, 1 Cor. 12, 29, 1 Cor. 14, 40. Jacob. 3, 1) gefündiget werde. Den Mitgliedern des Borftandes bleibt der freir 3ugang zu ieder 3eit offen.
§ 9.
Als Olieder des Bereins, mit dem Stimmrechte aug den allgemeinen Berfammlungen, werden allein Olieder der Lutherifchen Oefammt-Rirche, welches Alters oder Oefchlechts auch, angenommen, die fich zu einem beftimmten iäbrlichen Beitrage verpflichten. Freiwillige Beiträge werden iederzeit, von wem auch, angenommen. Olieder iedoch, welch noch nicht das zwanzigfte Lebenziahr erreicht haben, müffen bis dahin fich ihres Stimmrechts enthalten.
§ 10.
Als Freunde oder Begünftiger des Bereins, mit dem Rechte der Iheilnahme an den allgemeinen Berfammlungen, iedoch ohne Stimme, und an den 3ufammentüften der mitarbeitenden Brüder oder Schweftern, welchen fie fich anfchlieken, werden für das angefangene Jahr anerfannt: alle, ohne
| |
[Nederlands]
en begunstigers, die zich bij hen aangesloten hebben, zoo menigmaal te zamen, als zij goed vinden, om met elkander te spreken over de belangen van het Rijk Gods; en meer bijzonder om gemeenschappelijk de boeken en geschriften, die door het bestuur worden aanbevolen, te overwegen. Maar nimmer mogen deze broederlijke en zusterlijke bijeenkomsten, die op een algemeen regt der Christenen gegrond zijn, in zoogenaamde oefeningen ontaarden, waarin de spreker of voorganger zich tot herder en leeraar opwerpt, zonder daartoe kerkelijk geroepen te zijn; opdat niet tegen Gods Woord en orde (Rom. X: 15; 1 Cor. XII: 29; 1 Cor. XIV: 40; Jacob. III: 1;) gezondigd worde. Aan elk lid van het bestuur verblijft de vrije toegang tot die bijeenkomsten ten allen tijde.
§ 9.
Tot stemgeregtigde leden van het genootschap worden aangenomen, alleen leden der Luthersche kerk in het algemeen, van welken ouderdom of kunne zij ook mogen zijn, die zich tot eene vaste jaarlijksche bijdrage verbinden. Vrijwillige bijdragen, van wie ook, zijn ten allen tijde welkom. Leden echter, die hun twintigste jaar nog niet hebben bereikt, onthouden zich tot op dien leeftijd van het stemregt.
§ 10.
Ieder, van welke Godsdienstige belijdenis ook, die het Genootschap door geldelijke bijdragen ondersteunt, wordt als begunstiger des Genootschaps voor het alsdan loopende jaar erkend. Die begunstigers mogen de algemeene vergaderingen en de bijeenkomsten der me-
| |
| |
| |
[Duits]
Unterchied ihres firchlichen Befenntniffes, welche den Berein Durch Beiträge unterftüken.
§ 11.
Allgemeine Berfammlungen der Olieder werden so oft gehalten, als der Borftand es nöthig findet, iährlich aber wenigftens Eine, zur Berichterftattung über die Angelegenheiten des Bereins, fowie zur Rechnungs-Ablegung. - Mit den mitarbeitenden Brüdern und Schweftern hält der Borftand vierteliährlich wenigftens Eine befondere 3ufammenfunt, um von benfelben Berichte zu empfangen, Borfchläge zu vernehmen und mit ihnen über Angelegenheiten des Bereins zu berathen.
§ 12.
Die empfangenen Oelber werben, dach Abzug der nothwendigen Berwaltungs-Untoften zu den bei § 1 angegebenen 3wecfen, nach dem Ermeffen des Borftandes, unter Berpflichtung der iährlichen Rechnungsablegung verwendet. Das Bereinsiahr fängt mit Januar eines ieden Jahres an.
§ 13.
Sobald fich um einen mitarbeitenden Bruder, aukerhalb Amfterdam, eine Anzahl von wenigftens zwölf beitragenden Oliedern gefammelt hat, so fann fich ein Zweig-Berein bilden. Die Anerfennung eines folchen Zweig-Bereins, von Seiten des Stamm-Bereins zu Amfterdam, ift von folgenden Bedingungen abbängig:
a., dak der Zweig-Berein die, in diefen Statuten ausgefprochenen zwede, Grundfäke uud Bestimmungen als die feinigen
| |
[Nederlands]
dewerkende Broeders en Zusters, bij welke zij zich hebben aangesloten, bijwonen, - zonder op vergaderingen of bijeenkomsten eene stem uit te brengen.
§ 11.
Algemeene vergaderingen van leden worden zoo menigmaal gehouden, als het Bestuur noodig oordeelt: jaarlijks echter wordt die ten minste eenmaal gehouden, zoo tot het doen van verslag, als van rekening. Met de medewerkende broeders en zusters heeft het Bestuur ten minste elk vierdedeel jaars eene bijzondere bijeenkomst, ten einde van hen berigten te ontvangen, voorslagen aan te hooren, en met hen te beraadslagen over de belangen van het Genootschap.
§ 12.
De ontvangene gelden worden, na aftrek der noodzakelijke onkosten van beheer bestemd: tot de onder § 1. opgegevene doeleinden, naar het inzigt van het bestuur, dat echter gehouden is daarvan jaarlijks rekening te doen. Het genootschaps- jaar vangt aan met den 1sten Januarij van elk jaar.
§ 13.
Zoodra zich om eenen medewerkenden broeder buiten Amsterdam een getal van ten minste twaalf contribueerende leden heeft vereenigd, kan eene Afdeeling opgerigt worden, die alsdan door het Hoofdbestuur wordt erkend onder de volgende voorwaarden:
a. dat de Afdeeling als de hare erkenne en aanneme, de bedoelingen, grondbeginselen en bepalingen des Genootschaps,
| |
| |
| |
[Duits]
anerfenne; so weit diefe lekten feine ürthlichen hinderike finden.
b., dak derfelbe die Gälfte feiner iährlichen Einnahme dem Borftande des Stammvereins, für die Bereins-Raffe einfende.
Der Stammverein unterfükt die Zweig- Bereine, welche des Beiftandes des Stammvereins zur Beförderung der Bereins-3wecte bedürfen; da Satmm, Zweige und Aefte ein Oanzes bilden, um der Riche und ihrem Gerrn zu bienen.
§ 14.
Beränderungen in diefen Statuten dürfen nur gemacht werden nach vorhergegangener Borftellung durch den Borftand; gelten aber nur zufolge eines Befchluffes einer allgemeinen Berfammlung; nie aber dürfen diefe Beränderungen den eigenthülichen Lutherischen Charafter des Bereins antasten.
Amsterdam, den 5 April 1852.
| |
[Nederlands]
voor zoo verre deze laatste, door plaatselijke gelegenheden niet belemmerd worden.
b. dat de Afdeeling de helft van hare jaarlijksche ontvangst aan den penningmeester van het Hoofdbestuur voor de algemeene kas inzende;
Ingeval de Afdeelingen tot bereiking van het doel des Genootschaps ondersteuning behoeven, wordt daarin zoo veel mogelijk door het Hoofdbestuur voorzien; daar alle één geheel daarstellen, om de Kerk en haren Heer te dienen.
§ 14.
Geene veranderingen in deze bepalingen worden gemaakt, dan die door het Bestuur vooraf zijn voorgesteld; zij zullen niet van toepassing zijn, dan goedgekeurd door de Algemeene Vergadering. Nimmer echter zullen die veranderingen afwijken van het zuiver Luthersch grondbeginsel.
Amsterdam, den 5 April 1852.
| |
Bestuurderen van het Nederlandsch Genootschap voor de Evangelisch-Luthersche Zending.
ludw. C. lentz, Voorzitter. |
geo. fr. egidius, Thesaurier. |
r. lauer, Secretaris |
f.c.h. Buchli fest, Bibliothecaris. |
Eenige vragen, misschien om een antwoord uit te lokken, spiegelden zich als gevolg dezer paragrafen in onze spiegel af. Wij deelen ze zonder opmerkingen, annmerkingen of annprijzing mede.
Voorerst. Is er te Amsterdam of elders in de Nederlanden behoefte ann enn zendelinggenootschap, zoolang het Nederlandsche bestaat, nuttig werkt, en nog meer zou werken als de middelen dit toelieten?
Ten tweede. Is er voor de Lutherschen behoefte aan een Luthersch zendelinggenootschap, terwijl het Nederlandsch e mede bestuurd wordt door Lutherschen (wij herinneren ons bijv, de hoogleeraren Domela Nieuwenhuis en Millies en de predikanten Lentz, Kerkhof en Stemler), en zendelingen onderhoudt die door hunne belijdenis tot de Luthersche kerk behooren?
Ten derde. Is het geoorloofd een zen- | |
| |
delinggenootschap op te rigten en te ondersteunen dat de gelden naar Leipzig zendt, terwijl liet Nederlandsche genootschap jaarlijks te kort komt, en door extra collecten het deficit moet aanvullen?
Ten vierde. Handelt de Hersteld-Luthersche gemeente te Amsterdam niet in een echt Lutherschen geest door haar Hulp-zendelinggenootschap, dat de gelden niet naar Leipzig zendt, maar naar Rotterdam voor het Nederlandsche genootschap?
Ten vijfde. Is het dankbaar, als Hoogduitscher in Nederland door Nederlanders in volle liefde opgenomen te zijn, en ‘door eene vriendschappelijke stelling tegenover’ het Nederlandsch zendelinggenootschap regtstreeks te benadeelen in plaats van te bevoordeelen?
Ten zesde. Hoe kan men medewerkend lid en medebestuurder van het Nederlandsch zendelinggenootschap zijn, en tevens oprigter en voorzitter van een ander dat de gelden naar Leipzig zendt en dus het Nederlandsche benadeelt?
Ten zevende. Staat er niet meer in de Luthersche Bijbels:
Niemand kan twee heeren dienen; want hij zal of den eenen haten en den anderen liefhebben; of den eenen aanhangen en den anderen verachten?
Wij verlangen te weten, wat gemakkelijker is deze zeven vragen te beantwoorden of veertien paragrafen te stellen, waaruit de zeven vragen van zelven opkomen.
|
|