Een oud liedeken in een nieuw tijdschrift.
In den Recensent, Algemeen ‘letterlievend’ Maandschrift, hebben we aangetroffen, no. 3, blz. 159, een oud liedeken van de ‘Avondster’ - ons medegedeeld door den heer D. - Daar oude liedekens, even als oude meubelen, en oude stellingen, weder iet of wat in den smaak komen, is elke bijdrage van dien aard op zijne plaats, ook in een Tijdschrift; - maar dit voortbrengsel van de Avondster is zoo merkwaardig, dat we onze kunsten letterlievende dichters daarop opmerkzaam moeten maken, - een wiegelied voor Christus - telkens met dit referein:
Jezus' minne sprak Maria toe.
komt achtmaal, dus in elk koeplet terug. - Waarschijnlijk is dit oud liedeken, der vertolking en omwerking waardig gekeurd, uit een bestoven, Katholiek, geestelijk ‘Bloemhof’ of Maria boekje, tot den Recensent, in de maand Maart, gekomen, - en men zal er hier en daar veel poëtische schoonheden in moeten zoeken, die er zeker in verborgen liggen, - voor zekere oogen althans. - Er zullen er zijn, die door dergelijke poëzij wonderbaarlijk worden getroffen, ook als ze lezen:
Zij zette 't kindtjen op heur schoot,
En kuste 't voor zijn mondtjen-rood -
Jezus' minne sprak Maria toe.
Intusschen dit oud liedeken, - eene dichtbloem, - deelt met de Oden van Horatius en anderen, naar de regelen der kunst, in een hooge, heerlijke eigenschap: dat het einde of het slot klimt, en zich oplost in eene verrukkelijk schoone, poëtische en krachtige ontknooping. - Gelief dus met aandacht de drie laatste koepletten van dit susa ninne-liedeken te lezen:
De moeder maakte 't kindtj' een bad.
Hoe lieflijk dat het daarin zat!
Jezus' minne sprak Maria toe.
Het kindtjen pletterde met de hand,
Het water spatte langs den rand;
Jezus' minne sprak Maria toe.
De bonte stier, als de ezelijn
Aanbaden 't zoete kindekijn;
Jezus' minne sprak Maria toe.
Ziedaar de klimax. De slotverheffing in het oude liedeken, waarbij we inderdaad de poëtische vlugt moeten bewonderen! Over het badend en spattend kindeken