| |
Over de volstrekte behoefte aan de censuur in onzen leeftijd en in ons vaderland.
Mijmeringen van een oud serjant-geweldiger, en tevens echt behoudsman.
De verschillende bijdragen van den Censor in dit Tijdschrift hebben mij aangemoedigd om mede de proef te wagen, en mijn staatkundig-philanthropische overdenkingen, betreffende de censuur, bekend te maken, in de vaste vooronderstelling dat alle politieke heeren in ons vaderland, van den minister af tot aan den nachtwacht, van den professor tot aan den student in de regten, mijne stellingen zullen aannemen, en de handen ineen slaan, om eindelijk de vrijheid der drukpers te beteugelen, en ons vaderland tot volmaakte rust en orde te brengen. - Ik ben er te meer toe aangespoord, omdat in de laatste bijdrage van den Censor over professor Jonckbloet's hoogst belangrijk werk, de mogelijkheid schijnt bewezen te worden, dat er ook op onzen vaderlandschen bodem communistisch onkruid opwast, en er dus krachtige armen noodig zijn, om dat uit te roeijen. - Men dient dus bij tijds de middelen te beramen, om het dreigend gevaar af te wenden, en in stille mijmering verzonken, ben ik als goed en opregt patriot verpligt, mijne overtuiging niet langer te verbergen.
Sedert ik de dienst verlaten heb, en in het burgerlijke leven ben teruggetreden, is het mij gebleken, dat er eigenlijk geene aardsche betrekking is, zoo gewigtig en noodzakelijk als die van serjant-geweldiger: - de leidsman, opvoeder der rekruten, de steun van het leger, de ware generaal, zonder epaulet of grootkruis. - Groot, onnoemelijk groot zijn de verpligtingen, welke stad en land, burgerij en vaderland, aan den serjantgeweldiger hebben: de ware kracht en ontwikkeling van ons leger is eigenlijk van ons, onderofficieren, afkomstig - in lateren leeftijd erkent de gevoelige en dankbare rekruut de groote diensten, welke wij hem bewezen, en schroomt niet om openlijk te zeggen, dat hij aan onszijne eerste, zijne noodzakelijke militaire educatie is verschuldigd, - derhalve - mijmer ik voort - derhalve is de vraag, of men bij de opvoeding van het menschelijk geslacht (ook een soort van rekruut, die altoos beter en beter moet leeren exerceren) niet dient over te gaan tot een meer gestrengen, meer bepaald bedwingenden maatregel, om den goeden vriend binnen de perken te houden, en
| |
| |
na rijpe overweging, heb ik de stellige overtuiging verkregen, dat alleen de censuur aan het voorgestelde doel kan beantwoorden, en dat dien ten gevolge de meeste en verstandigste vorsten van Europa op den regten weg zijn om den duurzamen vrede op aarde te bevorderen, sedert ze dezen heilzamen, onverbeterlijken, allesbeslissenden maatregel hebben ingevoerd, en zich niet langer laten verleiden door zoogenaamde liberale, afschuwelijke theoriën; want - ik mijmer met meer stoomkracht voort - altijd aan mijne waarde rekruten denkende, - want - om de menschen en volken behoorlijk te bedwingen, komt men niet meer te regt met den stok, met de spitsroê, met het zwaard, met de bagno's en galeijen, met de deportatiën en kolonisatiën naar een zeer ongezond doodelijk eiland, of met den strop, of met de cellulaire gevangenis, of met de tepronkstelling, of met een zwaard boven, niet onder en door het hoofd: - dat alles, hoe heerlijk en hoogst nuttig ook, helpt niet meer, sedert Je menschheid zich voor mondig heeft verklaard, en aan alle behoorlijke banden tracht te ontspringen. - Neen, ie geesten, de gedachten moeten in de eerste plaats gebreideld, gemuilband, en dus de zigtbare uitdrukking der gedachten - dat is: de letter, het geschrift, het dagblad, - deze algemeene tolken eener gistende menschheid moeten onder surveillance geplaatst; hier zullen de wijze vorsten en vorsten-dienaren, de echte politieke heeren, moeten toezien en toeschieten om den geest zooveel mogelijk te beperken, in de weldadige boeijen te knellen, - niet al te hard, maar toch eventjes, en stevig genoeg. - Wanneer eerst de stoffelijke krachten van menschen en volken behoorlijk zijn ingepalmd, en men met zwaard en bajonet land en stad regeert; - want deze zijn eigenlijk de beste en meest solide wetboeken, die hun eigen uitlegging dadelijk met zich medebrengen,
- dan moet vervolgens de geest en de gedachte, en dat fatale ding, 't geen men de opinie, ook wel - ik gruw er van - de ‘politieke opinie’ noemt, onder het strenge toezigt van brave, onverschrokken serjant-geweldigers, - en daarmede is het doel bereikt: - de menschheid is dan van de twee zijden beveiligd, tot staan, tot zwijgen gebragt, - stof en geest zijn bedwongen, - de rekruut is op weg, om later een excellent soldaat, en welligt nog later zelfs een degelijk serjant-geweldiger te worden, - en dàt is nu de noodzakelijkheid der zoogenaamde censuur zonneklaar bewezen. Ik verwonder mij dus, hoe er, in en buiten ons vaderland, nog verstandige lieden kunnen gevonden worden, die de zoogenaamde vloekwaardige ‘vrijheid van drukpers’ durven voor te staan, en die niet met een zekeren innerlijken wellust zien, op welke wijze men thans, b.v. in Oostenrijk, Rusland, Oostenrijksch Italië, en zeer onlangs in het magtige Frankrijk, de censuur weder, den hemel zij dank! op de beenen helpt, en daardoor aan den gebiedenden eisch van onzen leeftijd voldoet; want, van nabij beschouwd (daarin den hoek staat mijn oude serjants-stok en schijnt mij aan te zien), wat is de censuur? Niets anders, dan de geheiligde oppermagt en de uitoefening der onbetwistbare souvereiniteit op het volk, dat - zoo heb ik onlangs gelezen, en 't zal wel waar zijn - den vorst of opperheer regtstreeks uit den hemel ontvangt, en dien ten gevolge aan den vorst of opperheer, die op goddelijk gezag regeert, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is verschuldigd. - Een goed of braaf onderdaan, wie hij ook zij,
| |
| |
b.v. een redacteur van een politiek dagblad, een staatkundige, die mag, regtens, zonder toestemming van zijn wettig opperhoofd, volstrekt geen gedachten en stellingen of opiniën wereldkundig maken, die niet vooraf behoorlijk door het hoofd van den Staat of zijne organen zijn getoetst, geijkt, of goedgekeurd. - Ik wilde wel eens hooren, dat iemand mij bewees, dat een onderdaan, die den wettigen vorst uit den hemel heeft ontvangen, met zijne eigene gedachten en meeningen op eenmaal mag optreden, en tot groote ergernis en schade, zonder voorkennis van het staatsbestuur, ook eens medespreken! Tot zulk eene vrijheid, of losbandigheid, helaas! is men in ons liberaal vaderland gekomen; wij hebben nog geen ware, heerlijke, eigenlijke censuur; want het schaduwbeeld, dat er hier in ons vaderland, volgens de bestaande Grondwet, bestaat - ach! 't beteekent zoo weinig! - Hoe wenschelijk ware het, dat sommigen onzer liberale diplomaten, of aanzienlijke staatkundigen, zich eenige maanden uit 's Hage naar het Russische of Oostenrijksche hof begaven, om dáár les te nemen in de hoogere politiek, om dáár de wijze en krachtige maatregelen te bestuderen en te bewonderen, welke men neemt, om 's volks heil en rust te bevestigen! O, welke gezegende vruchten zouden we daarvan in ons, zoo ergerlijk vrijzinnig, vaderland weldra plukken! - Inderdaad, men moet, zooals ik, eenige jaren een serjant-geweldiger - (hoe jammer dat die graad niet meer bestaat) -geweest zijn, en met rekruten, domme boerenkinkels hebben omgegaan, ten einde hier met eenig regt te kunnen medespreken. - Ik vergelijk de zoogenaamde geleerde, onhandige, vrijzinnige, staatkundige schrijvers, vooral in dagbladen, bij mijne voormalige rekruten: - als de militaire tucht ontbrak, als er geen provoost-straf was, en geen water en brood, - dan kwam er niet een enkel behoorlijk regiment tot stand; dan zoude die hoop kwade, dikwerf sterk gespierde jongens, ons officieren om de
ooren slaan, - alle subordinatie ware dan verdwenen! - Daarom - zorgt de Staat voor de allernuttigste discipline bij het leger, waarom niet evenzoo bij de schrijvers, bij die gevaarlijke duivelsche menschen, bovenal advokaten, die niets te pleiten hebben, en het wagen om openlijk met hunne opinie voor den dag te komen, - die - ik zie weder naar den stok - daar op eenmaal, zonder behoorlijk verlof te vragen, over de daden en besluiten van het gouvernement oordeelen, en het wagen om af te keuren en te verwerpen, wat de magt, die van God gekomen is, eens heeft afgekondigd en besloten? - Gij ziet daaruit, waarde lezer! dat ik mij, al voortmijmerend, volstrekt niet vereenigen kan, ook uit eigene serjantsondervinding, met een vertegenwoordigend stelsel, zoo als wij dit bezitten, met eene soort van volksregering, waar het hoofd van den Staat, in zekeren zin, ook al onder eene censuur der twee zoogenoemde Kamers staat: gelooft mij, een knap, flink militair, zoo als ik, kan daar nooit geheel vrede mede hebben. - 't Gaat in het leger geheel anders toe: dáár heeft de korporaal, de luitenant, de kapitein niets in te brengen, als de orders van den veldmaarschalk niet zijn bekend gemaakt; dáár zal de rekruut geen lid of vinger verroeren, zoolang hem het bevel ontbreekt - dáár is nog de ware monarchie; - maar hier, hier!! ik wil liefst zwijgen, - en hoop, dat het eens beter zal worden. - Censuur is ons broodnoodig. - Wat gaat u, u burgerman, of ledigzittenden schrijver, of ontevreden
| |
| |
heer advokaat, wat gaat u het bestuur van land of stad aan? Gij zijt geboren om geregeerd te worden; uw vorst, uw hoofd is geboren om u te regeren; en als ge nu met de pen, in dagblad of geschrift, ook mede wilt regeren, - dan - ik zie weder naar mijn ouden stok in den hoek - dan moet de ondeugende knaap getuchtigd - ja, spreken en schrijven mag hij, mits zooveel spreken en schrijven, als een goed verstandig bestuur hem vergunt, - anders: - de pen er door! het blad er uit! we zullen u mores leeren! Komt, als ge toch over staatkunde wilt schrijven, komt als de rekruut tot ons, vraagt eerst verlof, of ge zoo en zooveel moogt laten drukken, en als alles wel nagezien, getoetst en gelouterd is, dan neemt in dankbaren ootmoed uw geschrift of opstel terug, en gevoelt dat ge zijt een gelukkige onderdaan, en u niet verzetten moogt tegen het goddelijk gezag der souvereine magt.
Ik ben zoo geheel doordrongen van de waarheid mijner stellingen, 't is mij, al voortmijmerende, alles zoo klaar en duidelijk geworden, dat ik alle verstandige menschen in ons vaderland, b.v. den Censor in den Tijdspiegel, Prof. Jonckbloet, den heer Groen, den heer de Bruijn Kops, en wie er meer zijn, durf uit te noodigen, en uitdaag, om mijne theorie, die van een braaf en kordaat serjant-geweldiger, te toetsen en nader toe te lichten. - Als de Redactie van den Tijdspiegel met mijn geschrijf tevreden is, hoop ik later een ander artikeltje, in denzelfden geest, aan te bieden, en het zal mij zeer streelen, als ik daardoor de goedkeuring mijner landgenooten, waaronder ook mijne voormalige rekruten behooren, verkrijg en behoud.
Uw Dienaar, bastiaan ijzerbaard.
|
|