| |
| |
| |
Mengelwerk.
Een jonge dames saletje. (Grootendeels daguerreotype.)
Dramatische voorstelling uit onzen tijd.
mise en scène: Eene ruime zaal, prachtig gemeubileerd, de theetafel met negen stoelen in het midden, en zilveren theeservies, eene Erard met brandend waslicht voorzien, meer op den achtergrond, daar nevens twee stapels moderne muzijk; de kanapé, met kostbare geborduurde presentkussens bedekt; de lustres met waskaarsen verlicht, de kroon boven de theetafel ad idem; aan den wand eenige levensgroote portretten door Pieneman en Kruseman; in den hoek der zaal, eene verbazend breede, met goud en zilver gestikte schellekoord, met vergulden trekker, in den vorm eener duif; de twee pendules slaan 8 ure, en het spel begint.
Amalia en Frederika, de twee dochters van den huize, in elegante kleeding, wachtende op de vriendinnen; zij zwijgen beide, de eerste ziet tot tijdverdrijf bij afwisseling in den grooten spiegel, tegenover de geladen theetafel, - eerste pauze.
Zie, ik dacht het wel, Cornelia compromitteert zich al weder; altijd te laat! altijd met het toilet tot over den tijd bezig, - ik had haar zoo stellig geëngageerd, om een half uur vroeger te komen, voordat de andere, die lieve nufjes (zij glimlagcht), verschijnen - wat laat die bien aimée mij wachten.
(op vriendelijken toon).
Beter, zusje, dan een bien aimé, - als ge er maar een kondet vinden, en zoo gelukkig waart als Cornelia, die verleden week met dien langen, vrolijken kapitein is geëngageerd, nietwaar? - O! als ze komt, wat zult gij haar plagen, nu is ze voor den krans verloren; als er dat tusschen beide komt, hebben de vriendinnen afgedaan.
Amalia schijnt niet te hooren, en terwijl zij den rug toekeert naar hare zuster, vraagt ze op meesterachtigen toon: - Kleine, ma petite, ge zult u wel wat bezig houden met de andere dames, als ik met Cornelia een apartje heb, verstaatge? Speel dan maar die nieuwe quatre mains, met een der Lichtveertjes, die denkt dat ze eene virtuose is, en gij, haspel maar door, zoo als ge gewoon zijt; dat hindert niet, ze vinden het toch mooi, al zijt ge telkens een paar maten vooruit. - O! ge zijt nog altijd goed genoeg om ons voor te spelen, charmante zus (ze lagcht boosaardig), en ge ziet er toch wel lief uit, met uwe kostelijke nieuwe samaar, jammer dat Charles er niet bij is, - nu, kijk maar zoo vinnig niet, petite!
(met een traan in het oog).
Daar is mijn oude plaag weder, waarom moet ge mij altijd tergen, Amalia, wat
| |
| |
heb ik u dan gedaan, dat ge mij niet verdragen kunt; neen ik wil, ik wil niet langer door u zóó behandeld worden; ik ben even goed als gij, en al zijt ge een paar jaar ouder dan...
(met gemaakte deftigheid).
Zie dat kleine ding eens aan, ze wordt boos, omdat ik van mijnheer Charles en de nieuwe samaar sprak, - je vous demande pardon, adorabele zus; - als ge uwe vingertjes straks moe gespeeld hebt, dan zal het gezigtje wel wat beter staan, - we vervelen ons nu eigenlijk hier abominabel - altijd te laat! - Komaan Fritsje! fantaseer eens wat op papa's kostelijke Erard, - allons, mon enfant, - anders plaag ik u straks en turlupineer u, louter uit verveling (zij geeuwt en ziet in den spiegel) fi donc! wat heb ik van avond een leelijke roode kleur, - gij ziet er, Frederika! zoo voornaam-adellijkbleek uit; kom hier, mijn lief stout kind, laat ik u de wangen eens rood wrijven.
(wordt driftig).
Als ge nu niet ophoudt, zuster! loop ik heen en ga naar mama, die...
O gij domme, brutale heks! weet ge dan niet dat mama met den Engelschen lord naar het bal is, en papatje lief naar de opera? Ach, arm schaap, toute desolée, waar zult ge nu troost vinden? - kom hier, dadelijk... of...
De knecht treedt binnen en annonceert: De dames van der Struyck! - Zij treden binnen - Amalia omhelst de twee jonge jufvrouwen en huppelt om haar heen, - Frederika blijft op een afstand.
O mon Dieu' wat zijt ge allerliefst gekleed, - is dat nu uw nieuw costuum van verleden week, - om te stelen, - neen (zij beziet de stof), neen, dat hebt ge niet uit de stad, dat is te mooi; heeft papa dat niet uit Parijs laten komen? O, chère! 't staat u beelderig, honnig, - dat moet ik ook hebben - on die broche, met het coliseum er op - nu, als dat geen cadeau is van ... - ja, word maar niet zoo rood, Constance - dan weet ik het niet, - maar komaan, à l'ordre. - Zij schelt, de knecht verschijnt. - Pierre! hier, gaauw wat, waar blijft ge, hier het goed van de dames. - Dames, neemt plaats, - en men is gezeten.
(treedt weder binnen).
- De dames Lichtveer! - Amalia tot Frederika: - Ah, soeur! dat is voor u, - laat de jufvrouwen maar binnen komen. - Fritsje, zet ze maar naast u; ik zal de dames van der Struyck wel bezig houden, - nu, kunt ge niet opstaan? - Frederika ziet hare zuster even aan, bloost, daarop ontvangt ze hare vriendinnen, die zwijgend nevens haar plaats nemen, en stil fluisterend spreken.
(verschijnt, en roept, terwijl hij de deur wijd opent).
- Mejufvrouw Cornelia de la Charendolle! - Amalia springt op: - enfin! O, nu ben ik gelukkig! - Zij omhelst Cornelia, en werpt in de geestdrift de dames van der Struyck bijna op zijde. - Welkom, lieve, beste Cornelia, maar fi donc, waarom komt ge zoo laat, ik heb mij hier reeds zoo lang zitten te vervelen. - Zij herstelt zich: - neen, ik bedoel met de andere lieve vriendinnen op u gewacht; wij hebben zooveel te discussieeren, o zooveel - dames (tot de van der Struycks) mag ik Cornelia hier wel plaats nevens mij laten nemen? - zoo, nog een weinig op zijde. - Zij ziet op - Frederika, weêr aan het fluisteren! Komaan, ma soeur! neem gij de honneurs waar, en bedien ons eens, maar geen slappe kost, verstaat ge? dan kunt ge straks met uw buurtjes Lichtveer (zij knikt de burgerjufvrouwen genadiglijk toe) uw interessant discours voortzetten. (Frederika bloost, en wischt
| |
| |
een traan stil uit het oog) - de thee wordt gepresenteerd.
Gij ziet, lieve dames! wij doen dat alles heden avond maar en petit bourgeois, ik laat Pierre daar buiten, om minder gegêneerd te zijn, - die dienstboden, altijd op de handen, zijn infaam onverdragelijk, akelig volk - horreur! - buiten dat, Frederika is zulk een perfecte Martlia, zij schenkt een precieus kopje thee, als ze maar niet al te distrait is, - och! 't is zulk een goed schaap. - De dames lagchen luide, en Frederika schenkt met bevende hand de geurige thee.
(verschijnt).
De dames (hij stottert even), de dames - uit de Sinte Pietersstraat. - De jonge dames barsten uit in een gillend gelach - Amalia springt op. - O stupiditeit, o domme gans! - Pierre! schaamt ge u niet? - mon Dieu - de dames de Saint-Pierre uit Parijs! kom, voort, butor! en leid de dames binnen.
Twee elegante, jeugdige personen treden binnen, alle rijzen op. - Amalia houdt eene fransche speech als welkomgroet, die wij onzen lezers schenken, en alle nemen hare plaats - pauze - Amalia bloost; want ze heeft driemalen tegen de fransche grammatika gezondigd, de fransche dames zien elkaâr even aan en glimlagchen, - de dames van der Struyck mompelen zacht, Amalia is verlegen, - Frederika neemt eindelijk het woord: - Lieve Amalia, ik hoop dat ge u allen nu naar uw wensch door mij bediend vindt; maar, waar blijven de dames Koutermans, 't wordt reeds laat, wilt ge Pierre ook eens naar haar heen zenden.
De knecht treedt binnen, en wacht een oogenblik. - amalia -: Wat is er, spreek op!
Compliment van de dames Koutermans, dat ze op eens zulk eene zware hoofdpijn hebben gekregen, dat de dames onmogelijk bij de dames hier kunnen komen, en zich wel zeer laten verexcuseren.
(driftig opstaande).
- Dat is infaam, dat is indigne! niet eens een briefje, en zoo lomp, zonder educatie! - nu dat is ook voor de laatste maal. - Dames, ge ziet, ik ben geindigneerd, gedecontenanceerd! - zulk een boodschap - nu 't zijn ook de Koutermans, - die - die.... (zij wacht een oogenblik.)
Al de dames, uitgenomen de jufvrouwen Lichtveer, Frederika, en de Parijsche juffers, in koor: ja, dat is waar, die Koutermans! - 't zijn infame nuffen en nesten. - (Pauze.)
(die onophoudelijk geeuwt en telkens op de pendule ziet).
- Komaan, mes chères, we moeten hier niet zoo stommetje spelen; wie weet er wat nieuws te vertellen? - weten de dames van der Struyck ook een nieuw engagement, sedert het laatste bal, waar wij het pleizier hadden elkaâr te ontmoeten? - ei, Constance! denkt ge nog wel eens om dien langen blonden Seladon, ik geloof een agent van het groote bankiershuis uit Hamburg, - nu, die weet zijn wereld perfect, ik heb haast nog nooit zoo vlug en zoo gedégageerd zien dansen, en wat kende hij de vormen der groote wereld! - Gij kondet het nog al wèl met hem vinden, ma chère, 't heeft eclat gemaakt - ik weet waarlijk niet wat ik er van zeggen moet.
(met een zeer groot zelfbehagen).
En als ma chère Cornelia niet zoo ongemeen gelukkig was geweest op dien avond met haren waarden kapitein, ik benijd hem u niet - chacun sa part - dan zoudt gij ook wel eens aan de beurt gekomen zijn, - maar voor u,
| |
| |
- ils sont passés ces jours de fête - intusschen heeft papa hem gisteren op een groot diner bij ons geinviteerd, ik geloof dat hij zeer rijk is, maar hij is ook jong en knap, en was drie jaren in Amerika.
Dat eerste is wel zoo goed als het laatste, mijn lieve verstandige papa zegt het ten minste: - un beau gendre is niet genoeg - er moeten pitten bij, veel pitten, - hoor eens, chères! ik wil nooit een bien aimé, die niet ten minste tien possessiën in Californië heeft, en mij een paar titels, en een paar equipages, en een paar buitenplaatsen aan de voeten legt. - Zij lagcht luide.
De dames aan hare zijde stemmen mede in, en zeggen in koor: - bravo Amalia! wat zijt ge toch curieus geestig, altijd een bon mot. - Zij lagchen nog eens.
(ziet Cornelia, die vrij zwart kijkt, even aan).
- Lieve Cornelia, gij moet nu niet denken, dat ik hier toespelingen maak op uw charmanten kapitein, die nog wat avanceren moet; houd maar moed, hij zal het wel ver brengen - als er eerst oorlog komt, is hij in één clin d'oeuil generaal, overwint landen en steden, legt al die lauweren aan uwe voeten; hij wordt baron, en gij baronesse en schatrijk; gij komt aan het hof, en dat is immers even goed als Californië? - Allen lagchen luide, uitgenomen Cornelia, die strak voor zich nederziet. - Pauze.
(met een boosaardig lachje om den mond).
- Komaan Frederika! wij hooren geen woord uit uw mond Wat denkt gij er van, en de dames Lichtveer? we zouden uwe opinie over dat sujet ook gaarne eens willen weten, et vous mesdemoiselles de Saint-Pierre, - hier poogde Amalia, in tamelijk miserabel Fransch, het aanhangige punt in quaestie voor de beide vreemdelingen duidelijk te maken, - deze glimlagchten genadig, en lieten de zaak met een fransche aardigheid berusten.
herademde, en kwam weder bij hare zuster aan boord: - Ma Frederique, laat ons eens hooren, mais je vous prie, niet in ons burgerlijk, naar, stijf hollandsch, - neen, zoo als ik daar even, dans la langue divine, waarin Sue en Victor Hugo de wereld boeijen, laat ons hooren, wat gij over een Seladon uit Californië denkt, en de dames Lichtveer, die heden avond niet zeer bespraakt zijn, zullen u wel wat voorthelpen. Komaan, mais allons donc...
(hoog blozend en bevend, ziet hare zuster ernstig en tevens weemoedig aan).
- Amalia! als gij het er op toelegt om mij weder in dit gezelschap te tergen, dan ga ik liever heen, naar mijne kamer, en wil u niet hinderen. Gij weet, ik spreek niet gaarne over die zaken met u; gij weet het, wij worden het daarover nooit, nooit eens: dat zoude ook niet goed wezen, - laat mij, ik bid u, met rust, en kwel mij niet; ik heb u immers niets gedaan, Amalia, lieve Amalia, - nu ik ga liever heen. - Er rolden twee groote tranen over hare wangen.
Zie dat kleine sentimentele ding eens aan! Mejuffrouw Lichtveer! ik verzoek dat ge uwe protegée met uw linnen zakdoekje die romantische tranen uit de schoone, blaauwe oogen wischt, ze zouden anders - avec votre permission, lieve dames - dáár in dat theekopje kunnen vallen. - Ik wil toch weten, wat gij denkt, zusjelief! van een rijken ridder, die u uit de huiselijke banden komt verlossen, en welke eigenschappen hij moet bezitten, - o we zullen ons zeker met uwe descriptie amuseren. - De dames van der Struyck en Cornelia knikten, en
| |
| |
wreven in de handen, Frederika zwijgt en bijt zich op de lippen.
Maar de lieve vriendinnen waren onmeêdoogend, en bij gebrek van behoorlijk discours, moest er iemand gevonden worden, die de aandacht wakker hield. - Gelukkig kwam een der dames van der Struyck op den lumineusen inval, om de sierlijke Erard te beproeven - tot groot genoegen der beide fransche mesdemoiselles, die als bij horten en stooten in de conversatie waren gesleept, en door de barmhartigheid van Amalia en Cornelia niet geheel op salet-nonactiviteit waren geplaatst. - De dames rijzen op, bezien met een wenk elkaâr's toilet, herstellen het een of ander misplooide gedeelte der kleeding, werpen allen, beurtelings, een blik, en nog een blik in den grooten breeden spiegel, daarop nadert men den getrouwen bondgenoot, die ten minste aan de arme Frederika eenige herademing belooft.
(heft weder aan).
Komaan, waarde zus! als ge uwe tranen gedroogd hebt, zult ge ons gelieven te onthalen op eene sonate van Döhler, of een quatre mains met uwe vriendin Sofia Lichtveer, maar met aplomb en gevoel, zoo als het behoort - komaan, we zullen u kritiseren. - Frederika plaatst zich voor het moderne en welluidende stuk, de Lichtveertjes nevens haar, gereed om de bladen om te slaan, en naauwelijks zijn de tien eerste maten gespeeld, toen de overige vriendinnen, paar aan paar, in een druk, tamelijk luid gesprek met elkaâr voortmurmelden, en men bij elke point d'orgue, of lang aangehouden trillers, de gesprekken eenigzins kon verstaan: de fransche demoiselles amuseren zich, om over de hollandsche dames, en modes, en taal, onophoudelijk de meest ergerlijke glossen te maken, en trachten, ten einde deze boosaardigheid te bedekken, telkens met hoofd en voet schijnbaar de maat mede te slaan, terwijl zij Frederika met voorname meewarigheid beschouwen. - ‘Ah, la pauvre petite, toujours l'éternel piano! O mon Dieu, quelle bourgeoisie! - enz.’ - De dames van der Struyck, Cornelia, en Amalia, hebben digt nevens elkaâr aan de theetafel de hoofdjes bijeen, en behelpen zich om de chronique scandaleuse der groote wereld, zoo als die haar bekend is, te vermelden en aan te vullen; tusschenbeide hoort men een gillenden, schaterenden lach, dan weder een zacht murmelend gefluister, dan een hoorbaar onafgebroken gesnap, tusschen de akkoorden en passages der altijd voortspelende zuster, aan wier zijde de stille, vriendelijke Lichtveertjes, met effene gezigten, en tamelijk stokstijf, ter regter en linker hand staan te luisteren, en altijd, altijd weêr het muzijkblad omkeeren. - De fransche dames zijn op het punt van uitgepraat te raken, en trippelen van ongeduld, terwijl de eene reeds tienmaal, na een fatsoenlijk bedekten geeuw, heeft gezegd: ‘mais, c'est ici insupportable, - quelle bêtise, - c'est pour crever d'ennui.’
Eindelijk heeft de goede, geduldige Frederika het zeer lange stuk ten einde gebragt, en ziet met een vriendelijk oog hare twee zwijgende gezellinnen aan. - Algemeen zwijgen.
(die even opstaat, en de zuster nadert).
Bravo, Frederika, dat kon niet beter. - Hier volgt eene aanspraak aan de twee Parijsche dames, die met een zeer humaan knikje antwoorden, en beide tegelijk naar de pendule zien, die met helderen slag tien ure slaat. - Bravo, ma soeur! wij hebben er wel volstrekt niet naar geluisterd, maar gelooven toch, dat gij het heel goed hebt gemaakt. - De vriendinnen lagchen luidkeels, - nu straks met uwe waarde Sofia nog iets,
| |
| |
dan kunnen we weêr ongestoord praten, en hinderen u niet. - Andermaal algemeen gelach. - Frederika wendt zich af, en begint met hare twee vriendinnen, in een meer of min duisteren hoek, een stil, vertrouwelijk gesprek, dat we natuurlijk niet kunnen mededeelen.
neemt met hare bondgenooten de plaats weder in aan de tafel. - Pierre verschijnt, en presenteert ijs, taartjes, limonade; - niemand refuseert, de dames van der Struyck lepelen geweldig hard, en hebben reeds tweemaal genuttigd, terwijl de stille Lichtveertjes nog met het eerste modieuse vergulde ijsschulpje, dat ze met zeker ontzag en eerbied aanschouwen, maar half op weg zijn. - Amalia speelt met het gouden lepeltje in de hand, en Cornelia ziet zwaarmoedig. - Wederom pauze.
(vat het woord op).
-Cornelia, om nog eens op den kapitein terug te komen, zeg nu toch eens, hebt ge hem reeds lang gekend, en had hij toen die allerliefste moustaches reeds? vindt ge niet dat zijne uniform hem zulk een goed figuur geeft, zoo gedégageerd en toch zoo regt militair? - o! ik zie dat zoo graag. - Ben je nu niet heel gelukkig, schatlief? nu, je ziet zoo ernstig. - De van der Struycks vinden juist hetzelfde. - Cornelia zucht, en blikt even hemelwaarts, en met een eventjes in den spiegel. - O, lievertjes!- herneemt ze - ik vrees dat mijn August naar Breda of Maastricht moet verlegd worden, en dan, dan... - Amalia valt in: - dan, arme verlatene, dan adieu concerten en casino's, bals en partijen, et tout ce qui suit - hoe zal je dat uithouden? we zullen u troosten, en eindelijk, als het lang duurt, den Corydon verzoeken, om u eventjes te schaken, zooals laatst, niet waar, Constance? (eene der van der Struyck's knikt reeds in de voorbaat) zoo als laatst die waarde heer met de jonge dame is geéchappeerd... - Cornelia is op het punt om boos te worden: - Amalia, gij maakt het te bont, gij zijt even geestig als ondeugend; maar zulke dingen verdraag ik niet: gij weet, dat ik u nooit beleedig, ook niet, toen ge verleden jaar den armen neef zoo onmenschelijk hebt behandeld, en daarom, als ge niet wenscht dat er bisbilles tusschen ons ontstaan, verzoek ik u van dat chapitre te zwijgen.
(kleurde op eens en zweeg).
- Welnu, ma chère, als ge boos wilt worden, zullen we spoedig naar eene afleiding zoeken, en Frederika wat gaan plagen. - Zie, wat babbelt dat kleine ding daar in den hoek, met die drooge, stijve Lichtveertjes, - wacht, we zullen ze even wakker maken. - Frederika, riep ze luid genoeg, och kom eens even hier, wie heeft de laatste maal op het concert die sonate van Döhler zoo heerlijk gespeeld? och help mij toch op zijn naam. - Frederika nadert, op eenigen afstand door de twee beschroomde vriendinnen gevolgd, en zet zich naast Amalia neder. - Wie, Amalia? wel dat kan ik niet weten; ik bleef immers te huis, en gij waart daarheen. - Zie zoo, - sprak de oudere zuster, en greep haar bij de hand: - nu hebben we je vast; komaan zusje! biecht nu eens op, hier voor de vierschaar: waar en wanneer heb je Charles - neen, ik laat je niet los - Charles zeg ik, voor de laatste maal gezien; allons, het moet er uit. - De dames van der Struyck hadden geweldig pleizier, en keken de arme, stille maagd met groote, boosaardig vonkelende oogen aan. - Frederika! wil je wel eens dadelijk spreken, - waar heb je Charles, den aanstaanden doctor, thans zeer geleerd, zeer stijf, zeer verliefd student, met zijn ouden, zwarten rok,
| |
| |
en leelijke zwarte oogen, en geen cent op zak, gezien? - en hoeveel vriendelijke woordjes hebt ge hem gezegd, en wanneer zullen papa en mama den waarden schoonzoon recipieren, als de trouwring gereed is, en de praktijk is begonnen, - komaan, we moeten dat nu eens weten? - De twee fransche dames haalden de schouders op, en fluisterden steeds voort, Cornelia kreeg medelijden met de arme geplaagde; maar de lievertjes van der Struyck moedigden Amalia aan, en riepen: - Nu zal ze er eindelijk eens voor uitkomen. - De beide stille juffers Lichtveer stonden, met hoogroode wangen, achter Frederika, en durfden niet spreken, maar zagen de booze oudere zuster met donkere blikken aan.
Eindelijk barstte Frederika los: - Neen, ik wil, ik kan mij niet langer laten martelen en beleedigen. - Zij stond op, en zag de zuster, die verlegen werd, met een van edelen toorn gloeijend oog in het gelaat: - Amalia, gij hebt mij hier in het bijzijn van anderen al te fel gehoond: ik zal trachten dat te vergeven, en wil mij niet op u wreken, maar langer ben ik niet de speelbal van uwe kwaadaardige luimen - ik zal daar een eind aan weten te maken, en als gij, dames van der Struyck, u hier in onze woning, ik zeg in onze woning, bevindt, met het oogmerk, om mij, de zuster uwer vriendin, op eenigerlei wijze te vernederen, zal ik u dadelijk van mijn lastig en onbeduidend gezelschap ontslaan, en aan Amalia de gelegenheid geven om hare aardigheden over mij, alleen, zonder mij, tot uwe Vreugde, te debiteren. - De ernst en kracht, waarmede de geplaagde en edele zuster sprak, hadden de aanvallende partij tot een eenparig zwijgen gebragt, en nog meer, toen zij eensklaps de twee Parijsche demoiselles, die deze scène met klimmende belangstelling hadden aangezien, en er niet veel van begrijpen konden, in vloeijende en krachtige fransche bewoordingen, hare grieven voorlegde, en verschooning vroeg voor de onwaardige behandeling der oudere zuster. - Dit deed eene ongemeene en onverwachte uitwerking. - De vreemdelingen zagen Amalia, die met nedergeslagen oogen voor zich heen zag en zich op de lippen beet, met eenen ernstigen blik, waarin verontwaardiging doorstraalde, even aan, en verzochten zeer vriendelijk, of Frederika haar nog eens op een der meesterstukken van Liszt of Thalberg wilde vergasten. - Aan dat verzoek werd gereedelijk voldaan. In opgewonden stemming, met gloeijend gelaat, speelde de arme jongere zuster de moeijelijke stukken zoo voortreffelijk, dat de fransche jonge dames haar elk een hartelijken kus op het voorhoofd drukten, en de goede Licht veertjes met verhelderde en blijde aangezigten elkaâr toefluisterden: - Goddank! nu wordt ze toch in
hare waarde erkend, - en haar de hand wel tienmaal drukten.
Amalia zat met de vriendinnen in verkropte woede, en met duizend booze plannen vervuld, de gelukkige zuster met nijdige oogen aan te staren; maar zij sprak niet meer, en mompelde slechts tegen de van der Struycks, die telkens knikten en toestemden. Frederika met hare vriendinnen, vergat, onder het ruischen der heerlijke toonen, de vertoornde zuster geheel; de heilige engel der toonkunst omvleugelde haar meer en meer, - er was een hemel in haar hart geopend, terwijl Amalia in stilte wrokte en mokte, en in het lot der furiën deelde.
Zoo werd de avond doorgebragt.
Omstreeks middernacht annonceerde Pierre, dat de rijtuigen der dames voor
| |
| |
waren. - Toen zij wegreden, kwam de meid om de beide jufvrouwen Lichtveer te halen, want het was droog en goed weêr gebleven. - Men nam afscheid, - en toen Frederika zacht en gerust sliep, met een stil gebed voor hare zuster op de lippen en in het hart was ingesluimerd, omspookte de booze geest van den nijd de sponde van Amalia, en ze deed geen oog digt gedurende den geheelen nacht.
Einde van de dramatische voorstelling. - Zegt het voort!
Spiritus Asper en Lenis.
|
|