| |
| |
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.
Algemeene christelijke vereeniging.
De redevoeringen, uitgesproken in de vergadering van het Evangelisch verbond te Londen in 1851. Naar het Engelsch door S. Hofmeyr, student enz. met eene voorrede van L.J. van Rhijn, predikant enz. Te Utrecht, bij Kemink en zoon.
Eene belangwekkende verschijning in de Christelijke wereld is het Evangeliesch verbond - Evangelical alliance - reeds genoegzaam bekend uit enkele mededeelingen in den Tijdspiegel, en bovenal door een tweetal proeven, onlangs geleverd in dit tijdschrift (zie Nov. en Dec. 1851 blz. 321 en blz. 404) een verbond, dat welligt meer een verbond schijnt, dan het inderdaad is, maar altijd eene aanraking van zeer verschillende geestelijken onder de Protestanten, of, om in de taal van zekeren hedendaagschen redenaar te spreken: eene manifestatie van de centripetale kracht eener zich rehabiliterende Christenheid, - derhalve een teeken des tijds, en ook al eene poging van het verzwakte Protestantisme, om zich door eigene inwendige kracht te schoren en te schragen, en almede eene strijdende houding tegen de indringende Katholieke kerk - en welligt nog meer. - De wereldtentoonstelling oefende hare tooverkracht op de Protestantsche geestelijken, ook op het vaste land, uit; men werd van uit Londen opgeroepen, uitgenoodigd, aangemoedigd, en men is gekomen van het Oosten, Westen, Zuiden en Noorden, - de tafels werden vol, - de vergaderingen, de zamensprekingen zijn gehouden, de redevoeringen gehoord en zeer krachtiglijk toegejuicht - ieder bragt zijn scherfje aan - ook eenigen onzer landgenooten, waarover meer afzonderlijk later. - Het was eene goede gedachte, en nog iets meer, eene behoefte voor de godgeleerde wereld, om deze redevoeringen in de moedertaal over te brengen, en daaraan is reeds door de Redactie van dit tijdschrift gedacht, door de getrouwe en onverkorte vertaling van twee toespraken, die van de heeren Roussel en Hamilton - daarom is de uitgave van die redevoeringen zeer gewenscht, en wij beklagen het des te meer dat het werk in zulke handen gevallen is, als waaruit wij het ontvangen, - want eerstelijk, heeft men de onverantwoordelijke methode gevolgd, om hier en daar, naar willekeur de oorspronkelijke stukken te besnoeijen, te excerperen, te
verminken: elke besnoeijing is hier verminking; vervolgens is de vertaling op verre na niet getrouw (straks het bewijs)
| |
| |
en zeer slordig, getuige de kapitale, huiveringverwekkende zondenlijst van drukfouten, of grove misstellingen, aan het einde van de stukken geplaatst, tot een bewijs, dat hier eene tamelijk ongeoefende hand werkzaam was. - Eindelijk, zijn niet alle redevoeringen opgenomen, zoo als wij ze voor ons zien, niet in de Christian Times, maar in het officiëele maandschrift, Evangelical Christendom, - Waarom heeft men een der schoonste, meest kernachtige, meest indrukmakende der redevoeringen, opzettelijk weggelaten: - wij bedoelen het voortreffelijke stuk van J. Hamilton: on the final triumph of the Church of Christ? (Zie Evangelical Christendom, vol. 5., no. 10. October 1851, blz. 351 volgg.) Of was welligt de echt liberale, echt Christelijke strekking van dit stuk niet in alle opzigten naar den smaak der bewerkers? - Genoeg, die titel behelst eene onwaarheid, - men heeft hier niet de geheele, oorspronkelijke redevoeringen, zooals de titel laat vermoeden, maar, eene eigendunkelijke, willekeurige bewerking, - brokstukken - en daardoor verliest deze vertaling veel van hare waarde; inderdaad een werk van zulk eenen aard moest aan andere handen toevertrouwd worden. - Wij nemen echter, bij gebrek van beter, wat ons hier gegeven wordt, en blijven vooreerst stilstaan bij de voorrede van den heer van Rhijn.
| |
De voorrede.
Deze geeft ons zeer geleidelijk de aanleiding, eenigzins geschiedkundig, op, waardoor het Evangeliesch verbond (1846) ontstaan is; de behoefte om eene eenheid der geesten onder de Protestanten - te openbaren - en zaam te werken; zij noemt ons tevens de basis der alliantie, en de vaststelling der grondwaarheden, die algemeen erkend moesten zijn, blz. VI. - 't Is merkwaardig, dat deze fundamentele artikelen, als ge ze zoo wilt noemen, later merkelijk zijn gewijzigd en verruimd, - dat de Kwakers, de Plymouthsche Broeders, de Zwitsers, op ruimere schaal wilden vereenigen - een bewijs, hoezeer de geest des menschen, zich moeijelijk aan eene ‘geformuleerde uitdrukking der geloofswaarheid hoe onmisbaar ook’ (zegt de heer van Rhijn) wil binden. - Men kent meer voorbeelden, b.v. eene zekere vereeniging van regtzinnige Hervormden te Amsterdam, waar het leerstuk der praedestinatie, als zeer ongeriefelijk en ongenoodigd is verschenen, en eene welbekende afscheiding onder de Broeders heeft voorbereid, en voor velen het struikelblok is geworden, dat nog altijd voor de voeten ligt. De heer van Rhijn geeft aan het einde der korte voorrede, ook zijne eigene begrippen over eene algemeene vereeniging ten beste; hij kan (zoo beweert de prediker) ‘gewetenshalve niet krachtig genoeg réageren tegen die soort van vereeniging, welke hier te lande sinds eene halve eeuw door de meerderheid wordt gezocht en bevorderd.’ - ‘Hij heeft het uit verre gewesten den broederen toegeroepen en hij herhaalt het nogmaals: het kerkelijk bewustzijn is bij onze Hollandsche theologanten verloren’ - Hij is zeer bang en benaauwd voor ‘een oppervlakkig, alles nivellerend, bedriegelijk, sapuitdroogend en krachtverlammend liberalisme’ (blz. 11.) - Braaf gezegd! De heer van Rhijn, die immers eens tot de liberale Remonstrantsch-gereformeerde broederschap behoorde, zal, tegenover zijne
tegenwoordige geloofsbroederen eene dergelijke amende honorable, niet zonder grond, uitspreken, en heeft,
| |
| |
als wij wel onderrigt zijn, een soort van antiliberaal strijdschrift dezer dagen uitgegeven, waarin hij zijne theologische rigting verder verdedigt; - maar als de heer van Rhijn eenigzins dieper in den geest van de Britsche Evangelical alliance was ingedrongen, en beter bekend was met zoo menige echt vrijzinnige en Christelijke uitboezeming, aldaar gehoord, ook bij de laatste algemeene vergadering te Londen, konde hij zich ‘gewetenshalve’ zonder zeer bedroevende inconsequentie, niet laten zien, als een opregte voorstander van dergelijke vereeniging. Men draaije, keere en wende het onderwerp zoo behendig op en neder als men wil en kan, met een ‘kerkelijk standpunt’ komt men bij eene werkelijke vereeniging niet te regt, en blijft altijd exclusief, onaangezien alle luide en hartroerende en telkens herhaalde betuigingen van verdraagzaamheid, met gevolge van dien. Eene vereeniging b.v. die zich, op allerlei wijze, ook in een bepaald tijd- of maandschrift vereenigt, tegen elke meer ruime en minder kerkelijk-standpuntachtige, en-rijke, theologie, staat diametraal tegenover elke groote algemeene alliantie, waar men ver boven het kerkelijk, lafsluitend standpunt elkaâr de hand reikt, en wat hooger geplaatst is, dan de heer van Rhijn (altijd voor het tegenwoordige) zich schijnt te bevinden. - Deze inconsequentie is in de voorrede van den heer van Rhijn geweldig merkbaar, - hij draagt vuur en water in dezelfde hand, en als hij zich beklaagt, dat er in Nederland nog geene afdeeling der Britsch-Europesche alliantie bestaat, is die klagt zeer onbillijk en onverstandig: waar sommige lieden zoo barbaarsch en onbewegelijk op het gevierde kerkelijke standpunt staan - somtijds zijn ze van een geheel ander standpunt komen aanrukken - is het niet zeer wenschelijk, ook niet mogelijk, om daar eene vereeniging te vestigen, waar men terstond tegen de harde hoofden,
hier en daar met hoornen voorzien, zoude stooten, en eindelijk blijde zoude zijn om maar heelshuids uit den nood en den brand te raken, met de waarde, altijd zeer welmeenende broeders ‘op hun kerkelijk standpunt.’ Wij hopen dat de heer van Rhijn, die evenzoo als Ulysses, vele landen en gewesten zag, veel ondervinding heeft opgedaan, en zoo nuttig werkte voor Christus' rijk onder de heidenen, op het kerkelijk standpunt dien vrede en dat licht moge vinden, welke wij ieder toewenschen, die met ons en met de meerderheid op een algemeen Christelijk standpunt trachten te staan, en derhalve de betamelijke vrijheid nemen, om van dáár, - de broederen nemen 't ons toch niet kwalijk? - de kerkelijke standpunten te beschouwen. Wij zijn het volmaakt eens met den heer van Rhijn, dat de ‘fusie der kerkgenootschappen’ niet deugt en tot eene eindelooze ‘confusie’ aanleiding geeft; wederom braaf gezegd! Intusschen mogen de vrienden, die op hunne verschillende kerkelijke standpunten als vastgemetseld staan, toezien, in hoeverre zij, met den besten wil en de uiterste behoedzaamheid tegenover de broeders, die zich op een ander respectief standpunt bevinden, regtvaardig, billijk, Christelijk, humaan kunnen blijven. - Genoeg over de voorrede, over den heer van Rhijn en over de standpunten; wij gaan over tot eene korte beschouwing van de:
| |
Redevoeringen, uitgesproken in de vergadering van het evangeliesch verbond.
Wij vinden hier eene soort van land- | |
| |
kaart bij de inhoudsopgave: - Engeland, Duitschland, Frankrijk, Zwitserland, België, Holland, Italië, Zweden, het Turksche rijk, Noord-Afrika, de Vereenigde Staten. - Inderdaad, eene parodie, in den goeden en ernstigen zin, van de eigenlijke stoffelijke tentoonstelling in het glazen paleis, dat mede verdwenen is, zooals de buitenlandsche geestelijke sprekers ook verdwenen zijn. - In hoeverre Holland, ook hier, goed is vertegenwoordigd, zullen we later, bij nadere beschouwing der drie toespraken van de heeren Capadose, Da Costa en Elout ontdekken. Over het algemeen zal men, na de lezing der verschillende redevoeringen, ons toestemmen, dat ook hier wederom, zonderling genoeg! Engeland en Frankrijk tamelijk goed zijn gerepresenteerd door de sprekers; zeker iets beter dan Duitschland: ook hebben de Zwitsers belangrijke bijdragen geleverd. De openingsrede van Rob. Buchanan, on the causes of schism - de vertaler laat het opschrift weg, en waarom toch? - is populair en helder gedacht; wat hier over de verdeeldheid der Kerk wordt gezegd, is zeer aannemelijk, en moest de talrijke vergadering op het regte standpunt - zekerlijk niet een kerkelijk - brengen en houden. - Het ongeloof, door Prof. W. Martin, - het opschrift is alweder vergeten: On the aspects of infidelity, as affecting our own country - is immers merkelijk besnoeid? Het stuk is ook abstract genoeg, en behelst voor de godgeleerden niet veel nieuws; men leert daar the infidelity der overburen aan gene zijde van het kanaal kennen, en moet haar ten minste beklagen. - Het Pausdom, door D. Cunningham, is eene doorgaande, juiste bestrijding van het Katholicisme, - niet malsch, b.v.: ‘het Protestantisme als de waarheid Gods, en het Pausdom als de leugen des satans.’ - In dien toon schijnen de Britsche godgeleerden gaarne te
polemiseren, en zullen daar welligt goede redenen voor hebben. De ontheiliging van den dag des Heeren, van J. Jordan, komt dadelijk met de omineuse....... voorzien, als een verminkt stuk te voorschijn, - de pleizier-treinen, enz. worden teregtgesteld; bij veel waarheid, is hier veel overdrijving; 't is wel zooals de spreker zegt: ‘een onvolkomen verslag’ - en dan nog onder het snoeimes! - De godsdienstvrijheid van Britsche Protestanten in Roomsch Catholijke landen, door A. Thomson, is zeer lokaal-Engelsch, en herhaalt, breed genoeg, de onregtvaardige, onchristelijke behandeling der Protestanten in de Katholieke landen. - Onder andere stukken die men niet heeft meenen te moeten vertalen, vinden we: ‘E.H. Bickersteth, Annual address on the practical resolutions. - D. King, on the progress of the Evangelical alliance’ beide merkwaardige stukken, maar die men ontberen kan. - Wij bejammeren het nogmaals, dat de zoo warm en levendig gestelde redevoering van J. Hamilton, den ernstigen en welsprekenden man, ook bij ons wel bekend, hier ontbreekt, en verheugen ons, dat dit Tijdschrift juist deze bijdrage heeft opgenomen, voorzeker niet de minste onder de broederen, zooals eene onpartijdige lezing daarvan, terstond, en overtuigend zal kunnen bewijzen.
Duitschland werd vertegenwoordigd door de heeren Krummacher (uit Berlijn), Ebrard, Theod. Plitt, Tholück en Wichern. - Zij spraken in Germaanschen toon, en ook - vermoeden wij - tongval, inzonderheid, de propugnator
| |
| |
Krummacher. - Het ligt in den aard van dezen spreker, dat de toestand van Duitschland tamelijk eenzijdig is opgevat, en met zeer zwarte kleuren voorgesteld. Over Schleiermacher b.v. werden de Engelsche en de geallieerde broeders in dezer voege ingelicht: ‘Wel is waar Christus was voor hem’ (Schleiermacher) ‘niet wat Hij voor ons is, hij kende alleen dien Christus,’ die zooals Johannes zegt ‘kwam met water’ niet Hem die ook kwam met bloed, met den Heiligen Geest; hij kende alleen dien Christus, van wien morele kracht uitgaat, dien Christus, die in een moreel opzigt de wereld heeft verheerlijkt. Zijne Theologie is een gechristianiseerd Rationalisme.’ Gelukkig, dat later de kolossale Schleiermacher, onder de handen van den Berlijnschen scherpregter Krummacher niet geheel verbrijzeld wordt, en even genade verkrijgt wegens zijne voortreffelijke leerlingen: Lücke, Nitzsch, - Tholück. - Arme Schleiermacher!! - In het voorbijgaan worden de Stunden der Andacht (Uren aan de godsdienst gewijd, keurig vertaald door den predikant Roll), en zoozeer geliefd in ons vaderland, gehavend, als ‘een boek dat de natuurgodsdienst schildert met kleuren van Christelijke uitdrukkingen, meer geschikt om sentimenteele gemoederen te streelen, dan ware zielsbehoefte te bevredigen.’ Op die wijze wordt verder in meer algemeene trekken het ongeloof in Duitschland in de groote Londensche vergadering - afgewezen en bestraft!
In anderen en meer bezadigden toon, schetst prof. Ebrard den invloed van het Pausdom in Duitschland, bovenal geschiedkundig, een waar jammertafereel. De ontheiliging van den dag des Heeren, door Th. Plitt te Bonn, is meer bemoedigend, en sluit zich aan de reeds gemelde voorlezing aan van een der Engelsche sprekers over hetzelfde onderwerp, derhalve tamelijk lokaal Prof. Tholück Iaat een kort woord hooren over den toestand van Duitschland's hoogescholen, waarin ons het groote verval van het universiteitsleven bij onze naburen smartelijk trof, de geest der studenten in een zeer treurig licht verschijnt, maar tevens voor de toekomst verblijdende uitzigten worden geopend. Merkwaardiger is het stuk over de binnenlandsche zending (die Innere Mission) door D. Wichern, den bekenden vromen, praktikalen man, die zich hier op een grondgebied, door hemzelven ontgonnen, beweegt. - Volgt Frankrijk, eerst vertegenwoordigd door Napoleon Roussel, een hartig en indringend woord, waarvan dit Tijdschrift reeds voor de tijdige mededeeling zorgde. - Wij zullen hier, als bewijzen, eenige misslagen in de vertaling aantoonen: van de priesters sprekende, zegt het oorspronkelijke: ‘whether with or without cause, their manner of life is the frequent subject of suspicion:’ vertaald: ‘geldig of niet geldig, hunne levenswijze wordt dikwerf verdacht’: onduidelijk en flaauw teruggegeven - verder: ‘fear of revolutions, fear of emeutes: vertaald als: ‘vrees voor omwentelingen, vrees voor oploopen - ‘emeute’ is voorwaar geen - oploop! - verder: the priests fled, the churches were closed, the crosses rooted out - vertaald: - ‘de priesters vloden, de kerken werden gesloten, de kruispalen omvergehaald - niet de kruispalen - maar hier, de kruisbeelden, de groote crucifixen - eindelijk: ‘kindle a spark at Paris, and
the electrical influence is feit every where’ vertaald: Daarenboven, ontsteekt eene vonk te Parijs, en de elektrieke schok wordt overal gevoeld - onverstaanbaar - en wel door eene slordige correctie. - Op deze wijze zou- | |
| |
den we ligtelijk en zeer overtuigend kunnen aantoonen, dat de vertaler, bij wien naauwkeurigheid en juistheid, hier vooral niet ontbreken mogen, voor zijne taak niet is opgewassen - de zondenlijst achter het boek bewijst dit trouwens voldoende. Het Pausdom door de Pressensé, is bijzonder interessant, en rijk aan bijdragen, om den tegenwoordigen toestand der Katholieke kerk in Frankrijk te leeren kennen, - maar ook hier is weder een besnoeid en verminkt stuk geleverd, zooals de vertaler zelf bekent, die de Evangelie al Christendom ‘te laat’ heeft ontvangen; maar dan moet men wachten, en het publiek niet met een onvolledig, en daardoor onvoldoend stuk afschepen. - Grandpierre over de ontheiliging van den dag des Heeren, slaat denzelfden toon aan, als zijne twee voorgangers, - wederom een treurig tafereel der ongodsdienstigheid onzer woelzieke en levendige naburen. - De zending onder de Heidenen van denzelfden, deelt op weinige bladzijden belangrijke berigten mede aangaande de groote en goede zaak, reeds min of meer bekend. - Het ongeloof in Zwitserland, en het Pausdom mede aldaar, door Burnier en Vulliemin, komen grootendeels met de mededeeling uit Frankrijk overeen, 't Is dezelfde droevige treurtoon, ook dáár om, bij, en achter de Alpen - waaraan zich wederom zeer naauw aansluit de redevoering van Panchaud, over het Pausdom in België. Wij hebben dit breede, uitgewerkte stuk, met belangstelling gelezen, en niemand zal daar, zonder weemoed en huivering, den toestand van het Ultramontanisme in België erkennen; eene stemme ter waarschuwing.
Over de Nederlandsche sprekers later meer afzonderlijk een paar woorden. - De geleverde bijdragen, die nu volgen, en ons medegedeeld worden uit Italië: toespraken van signor Saffi, een der driemannen van het revolutie-bewind, nevens Mazzini: horribile dictu!! - van Achilli, en van Rével over de Waldenzische kerk, zijn zeer oppervlakkig, en beteekenen, als geschiedkundige stukken, weinig. Evenmin de noodkreet van den verjaagden prediker Nilsson uit Zweden, die een verbazend, schier ongelooflijk tafereel ophangt der Zweedsch-Luthersche onverdraagzaamheid. - Het Evangelie onder de Turken, door D. Bacon, - de tegenwoordige toestand der Joden in het Heilige land, door Ewald, en de toespraak van Habib Risk Allah Effendi, uit Syrie, behelzen ettelijke belangrijke specialiteiten, hoewel de korte toespraak van Habib hier zonderling de aardsche en hemelsche heelkunde aanbeveelt. - W. Monod over het Christendom in Algiers, en de ongemeen oppervlakkige en onvolledige kerkelijke statistiek van D. Baird (alweder en resumé) besluiten de redevoeringen, terwijl de afscheidsrede van J. Stratten, wat vorm en warmte betreft, zeer welsprekend de trits bekroont, en als een algemeene afscheidsgroet, hier, op hare regte plaats staat. - Wij laten het echter geheel voor rekening en verantwoording van dezen spreker, die, dichterlijk genoeg, aldus heeft gezegd: ‘En Duitschland! Zijn Luther en Melanchton (Dr. Krummacher en prof. Tholück) uitdendoode opgestaan? Zijn sommigen van de oude profeten weder onder ons verschenen?’ Als het spreekwoord waarheid beval: elke vergelijking gaat mank (omne simile claudicat), dan geldt dit hier zekerlijk in eene zeer groote mate.
Zietdaar een zeer beknopt overzigt van de redevoeringen, uitgesproken in
| |
| |
de vergadering van het Evangeliesch verbond, zoo als ze ons hier, in vele opzigten gebrekkig, worden aangeboden. - Van nabij beschouwd, staat slechts de eerste en de laatste der hier geleverde stukken, in een eigenlijk en dadelijk verband tot de Alliance; terwijl de overige, verschillende sprekers, elk uit hun eigen vaatje getapt hebben, en zich bij voorkeur bemoeiden om over hunne lokale belangen te handelen, deze op den voorgrond te stellen, daarover te klagen! en somtijds hulp in te roepen. -- Uit dit oogpunt beschouwd, moet men erkennen, dat, bij alle schoone en goede zaken, die hier gehoord zijn, het groote doel van een Christelijk verbond, van eene vereeniging, merkbaar op den achtergrond is getreden, en deze toespraken, zoowel de meer uitgebreide, als kortere, eene dergelijke vereeniging slechts zeer zijdelings kunnen begunstigen of bevestigen. Vele lezers zullen hier onze verwondering en teleurstelling deelen, en bij de optelling der bijzonderheden, over het ongeloof, het pausdom, de ontheiliging van den Zondag, steeds vragen: maar daarom was het hier toch niet te doen, men verwacht hier iets anders, eene krachtige poging der verzamelde en bekwame protestantsche sprekers, om de hoogere Christelijke eenheid bevorderd en gewaarborgd te zien. - Op deze wijze althans, zal het doel niet bereikt worden, en er moet meer, veel meer gedaan, als het Evangeliesch verbond, uit de denkbeelden en papieren in de werkelijke, stoffelijke wereld, zal overgaan. - Deze redevoeringen hebben, onaangezien de grieven, door ons genoemd, voor den ernstigen en gemoedelijken lezer, die het oordeel des onderscheids bezit, eene eigenaardige waarde, en mogen de aandacht onzer Nederlandsche Godgeleerden niet ontglippen. - Wij eindigen ons verslag met den wensch, om later over de Nederlandsche vertegenwoordigers, zoo als wij ze hier ontmoeten, een enkel woord in het midden te brengen.
philalethes.
|
|